1 | Scripture | Verse | Chapter | Bookname | Book |
---|
2 | Geslachtsregister van Jezus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham. | 1 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
3 | Abraham verwekte Izaak, en Izaak verwekte Jakob, en Jakob verwekte Juda en zijn broers; | 2 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
4 | en Juda verwekte Perez en Zera bij Thamar; en Perez verwekte Hezron, en Hezron verwekte Ram, | 3 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
5 | en Ram verwekte Aminadab, en Aminadab verwek te Nahesson, en Nahesson verwekte Salmon, | 4 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
6 | en Salmon verwekte Boaz bij Rachab; en Boaz ver wekte Obed bij Ruth; en Obed verwekte Isai, | 5 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
7 | en Isai verwekte David, de koning. En David ver wekte Salomo bij de vrouw van Uria; | 6 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
8 | en Salomo verwekte Rehabeam, en Rehabeam ver wekte Abia, en Abia verwekte Asa, | 7 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
9 | en Asa verwekte Josafat, en Josafat verwekte Joram, en Joram verwekte Uzzia, | 8 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
10 | en Uzzia verwekte Jotham, en Jotham verwekte Achaz, en Achaz verwekte Hizkia, | 9 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
11 | en Hizkia verwekte Manasse, en Manasse verwekte Amon, en Amon verwekte Josia, | 10 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
12 | en Josia verwekte Jechonia en zijn broers ten tijde van de wegvoering naar Babel. | 11 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
13 | En na de wegvoering naar Babel verwekte Jechonia Sealthiel; en Sealthiel verwekte Zerubbabel, | 12 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
14 | en Zerubbabel verwekte Abiud, en Abiud verwekte Eljakim, en Eljakim verwekte Azor, | 13 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
15 | en Azor verwekte Zadok, en Zadok verwekte Achim, en Achim verwekte Eliud,Mattheüs 1 | 14 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
16 | en Eliud verwekte Eleazar, en Eleazar verwekte Matthan, en Matthan verwekte Jakob, | 15 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
17 | en Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus is geboren, die Christus wordt genoemd. | 16 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
18 | Al de geslachten dus van Abraham tot David zijn veertien geslachten, en van David tot de wegvoering naar Babel veertien geslachten, en van dewegvoering naar Babel tot Christus veertiengeslachten. | 17 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
19 | De geboorte van Jezus Christus nu gebeurde zo: Toen zijn moeder Maria met Jozef ondertrouwdwas, bleek zij, voordat zij waren samengekomen,zwanger te zijn uit de Heilige Geest. | 18 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
20 | Daar nu Jozef, haar man, rechtvaardig was en haar niet openlijk te schande wilde maken, was hij vanplan haar in het geheim te verstoten. | 19 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
21 | Terwijl hij echter deze dingen overdacht, zie, een engel van de Heer verscheen hem in een droom enzei: Jozef, zoon van David, wees niet bang uwvrouw Maria tot u te nemen, want wat in haar isverwekt, is uit de Heilige Geest. | 20 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
22 | Zij nu zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal zijn volk behouden vanhun zonden. | 21 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
23 | Dit alles nu is gebeurd, opdat vervuld werd wat door de Heer gesproken is door middel van deprofeet, die zei:Mattheüs 1 | 22 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
24 | ‘Zie, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en men zal Hem de naam Emmanuelgeven’, dat is vertaald: God met ons. | 23 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
25 | Toen Jozef nu uit de slaap was ontwaakt, deed hij zoals de engel van de Heer hem had bevolen ennam zijn vrouw tot zich. | 24 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
26 | En hij had geen gemeenschap met haar, totdat zij een Zoon gebaard had; en hij gaf Hem de naamJezus.Mattheüs 1 | 25 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
27 | Toen nu Jezus was geboren in Bethlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uithet oosten kwamen naar Jeruzalem | 1 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
28 | en zeiden: Waar is de koning der Joden die gebo ren is? Want wij hebben zijn ster gezien in hetoosten en zijn gekomen om Hem te huldigen. | 2 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
29 | Toen nu koning Herodes dit hoorde, werd hij ont steld en heel Jeruzalem met hem; | 3 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
30 | en hij liet alle overpriesters en schriftgeleerden van het volk bijeenkomen en deed bij hen navraagwaar de Christus geboren zou worden. | 4 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
31 | En zij zeiden tot hem: In Bethlehem in Judea; want zo is er geschreven door de profeet: | 5 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
32 | ‘En u, Bethlehem, land van Juda, bent zeker niet de geringste onder de vorsten van Juda; want uit uzal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israelzal hoeden’. | 6 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
33 | Toen riep Herodes in het geheim de wijzen en onderzocht bij hen nauwkeurig de tijd van het verschijnen van de ster; | 7 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
34 | en hij zond hen naar Bethlehem en zei: Gaat heen en vraagt nauwkeurig naar het kind; en als u hetvindt, bericht het mij, opdat ik ook kom om het tehuldigen. | 8 | 1 | Mattheüs | 40.0 |
35 | Zij nu hoorden de koning aan en gingen weg; en zie, de ster die zij in het oosten hadden gezien,ging voor hen uit, totdat zij kwam en boven deplaats bleef staan waar het kind was.Mattheüs 2 | 9 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
36 | Toen zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. | 10 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
37 | En toen zij het huis waren binnengegaan, zagen zij het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neeren huldigden het; en zij openden hun schatten enboden het geschenken aan: goud, wierook enmirre. | 11 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
38 | En toen zij in een droom een Goddelijke aanwij zing ontvangen hadden om niet naar Herodesterug te keren, vertrokken zij langs een andereweg naar hun land. | 12 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
39 | Toen zij nu waren vertrokken, zie, een engel van de Heer verscheen in een droom aan Jozef en zei:Sta op, neem het kind en zijn moeder mee envlucht naar Egypte, en wees daar totdat ik het uzeg; want Herodes zal het kind zoeken om het omte brengen. | 13 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
40 | En hij stond op, nam het kind en zijn moeder ‘s nachts mee en vertrok naar Egypte. | 14 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
41 | En hij was daar tot de dood van Herodes; opdat vervuld werd wat door de Heer gesproken is doormiddel van de profeet, die zei:’ Uit Egypte heb Ikmijn Zoon geroepen’. | 15 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
42 | Toen werd Herodes, daar hij zag dat hij door de wijzen was misleid, zeer toornig; en hij zondknechten en doodde alle jongens die in Bethlehemen in het hele gebied daarvan waren, van tweejaar en daaronder, overeenkomstig de tijd die hijbij de wijzen nauwkeurig onderzocht had.Mattheüs 2 | 16 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
43 | Toen werd vervuld wat gesproken is door de pro feet Jeremia, die zei: | 17 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
44 | ‘Een stem is in Rama gehoord, geween en veel geklaag: Rachel die haar kinderen beweende, en zijwilde niet getroost worden, omdat zij niet meerzijn’. | 18 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
45 | Toen nu Herodes was gestorven, zie, een engel van de Heer verscheen in een droom aan Jozef inEgypte | 19 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
46 | en zei: Sta op, neem het kind en zijn moeder mee en ga naar het land Israel; want zij die het kindnaar het leven stonden, zijn gestorven. | 20 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
47 | En hij stond op, nam het kind en zijn moeder mee en kwam in het land Israel. | 21 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
48 | Toen hij echter hoorde dat Archelaus koning over Judea was in de plaats van zijn vader Herodes, washij bang daarheen te gaan; en toen hij eenGoddelijke aanwijzing in een droom ontvangenhad, vertrok hij naar de streken van Galilea, | 22 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
49 | en kwam en woonde in een stad, Nazareth gehe ten; opdat vervuld werd wat gesproken is door deprofeten dat Hij Nazoreeer zou worden genoemd.Mattheüs 2 | 23 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
50 | In die dagen nu trad Johannes de doper op en pre dikte in de woestijn van Judea | 1 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
51 | en zei: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. | 2 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
52 | Want deze is het van wie gesproken is door de profeet Jesaja, die zei:’ Stem van een roepende inde woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maaktzijn paden recht’. | 3 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
53 | Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lendenen; en zijnvoedsel was sprinkhanen en wilde honing. | 4 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
54 | Toen liepen Jeruzalem en heel Judea en de hele omstreek van de Jordaan uit naar hem toe | 5 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
55 | en zij werden door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. | 6 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
56 | Toen hij echter zag dat velen van de farizeeen en sadduceeen tot zijn doop kwamen, zei hij tot hen:Adderengebroed, wie heeft u een aanwijzing gegeven om de komende toorn te ontvluchten? | 7 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
57 | Brengt dan vrucht voort, de bekering waardig;9 en denkt niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij heb ben Abraham tot vader! Want ik zeg u, dat Goduit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. | 8 | 2 | Mattheüs | 40.0 |
58 | En de bijl ligt al aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt,wordt omgehakt en in het vuur geworpen.Mattheüs 3 | 10 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
59 | Ik doop u wel met water tot bekering; maar Hij die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens sandalen ikniet waard ben te dragen; Hij zal u dopen met deHeilige Geest en vuur; | 11 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
60 | zijn wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer door en door zuiveren en zijn tarwe in de schuursamenbrengen, maar het kaf met onuitblusbaarvuur verbranden. | 12 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
61 | Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om door hem gedoopt te worden. | 13 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
62 | Johannes hield Hem echter tegen en zei: Ik heb nodig door U gedoopt te worden, en U komt totmij? | 14 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
63 | Jezus antwoordde echter en zei tot hem: Laat Mij nu begaan; want zo past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem begaan. | 15 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
64 | Nadat nu Jezus was gedoopt, steeg Hij terstond op uit het water; en zie, de hemelen werden Hemgeopend, en Hij zag de Geest van God neerdalenals een duif en op Zich komen; | 16 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
65 | en zie, een stem uit de hemelen zei: Deze is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden.Mattheüs 3 | 17 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
66 | Toen werd Jezus naar de woestijn omhooggeleid door de Geest om verzocht te worden door deduivel. | 1 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
67 | En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij tenslotte honger. | 2 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
68 | En de verzoeker kwam en zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden moeten worden. | 3 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
69 | Hij antwoordde echter en zei: Er staat geschreven:’ Niet van brood alleen zal de mens leven, maar vanalle woord dat door de mond van God uitgaat’. | 4 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
70 | Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en liet Hem op de dakrand van de tempel staan | 5 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
71 | en zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, werp Uzelf dan naar beneden; want er staat geschreven:’ Zijnengelen zal Hij bevel geven aangaande u, en zijzullen u op de handen dragen, opdat u niet misschien uw voet aan een steen stoot’. | 6 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
72 | Jezus zei tot hem: Er staat eveneens geschreven: ’U zult de Heer, uw God, niet verzoeken’. | 7 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
73 | Opnieuw nam de duivel Hem mee naar een zeer hoge berg en toonde Hem alle koninkrijken van dewereld en hun heerlijkheid | 8 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
74 | en zei tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, als U neervalt en mij aanbidt. | 9 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
75 | Toen zei Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven:’ De Heer, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen’. | 10 | 3 | Mattheüs | 40.0 |
76 | Toen verliet de duivel Hem; en zie, engelen kwa men bij Hem en dienden Hem.Mattheüs 4 | 11 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
77 | Toen Hij nu had gehoord dat Johannes was over geleverd, vertrok Hij naar Galilea; | 12 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
78 | en Hij verliet Nazareth en kwam in Kapernaum wonen dat aan de zee ligt, in het gebied vanZebulon en Nafthali, | 13 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
79 | opdat vervuld werd wat gesproken is door de pro feet Jesaja, die zei: | 14 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
80 | ‘Land Zebulon en land Nafthali, aan de weg van de zee, over de Jordaan, Galilea van de volken: | 15 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
81 | het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien, en voor hen die zaten in het land en deschaduw van de dood, hun is een licht opgegaan’. | 16 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
82 | Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. | 17 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
83 | En toen Hij langs de zee van Galilea wandelde, zag Hij twee broers, Simon, die Petrus wordtgenoemd, en zijn broer Andreas, een werpnet inde zee werpen, want zij waren vissers; | 18 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
84 | en Hij zei tot hen: Komt achter Mij en Ik zal u vis sers van mensen maken. | 19 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
85 | Zij nu lieten terstond hun netten achter en volg den Hem. | 20 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
86 | En toen Hij vandaar verder was gegaan, zag Hij twee andere broers, Jakobus, de zoon vanZebedeus, en zijn broer Johannes, terwijl zij in hetschip met hun vader Zebedeus bezig waren hunnetten te verstellen. En Hij riep hen;Mattheüs 4 | 21 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
87 | en zij lieten terstond het schip en hun vader ach ter en volgden Hem. | 22 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
88 | En Hij trok in heel Galilea rond, leerde in hun synagogen, predikte het evangelie van het koninkrijk en genas elke ziekte en elke kwaal onder hetvolk. | 23 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
89 | En het gerucht van Hem ging uit tot in heel Syrie; en zij brachten bij Hem alle lijdenden die bevangen waren door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen, maanzieken en verlamden; en Hij genas hen. | 24 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
90 | En vele menigten volgden Hem van Galilea, Dekapolis, Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse.Mattheüs 4 | 25 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
91 | Toen Hij nu de menigten zag, klom Hij op de berg; en nadat Hij was gaan zitten, kwamen zijndiscipelen naar Hem toe. | 1 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
92 | En Hij opende zijn mond en leerde hen aldus:3 Gelukkig de armen van geest, want van hen is het koninkrijk der hemelen. | 2 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
93 | Gelukkig zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. | 4 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
94 | Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beerven. | 5 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
95 | Gelukkig zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. | 6 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
96 | Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barm hartigheid verkrijgen. | 7 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
97 | Gelukkig de reinen van hart, want zij zullen God zien. | 8 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
98 | Gelukkig de vredestichters, want zij zullen zonen van God worden genoemd. | 9 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
99 | Gelukkig zij die worden vervolgd ter wille van de gerechtigheid, want van hen is het koninkrijk derhemelen. | 10 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
100 | Gelukkig bent u wanneer zij u smaden en vervol gen en liegend allerlei kwaad van u spreken terwille van Mij. | 11 | 4 | Mattheüs | 40.0 |
101 | Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want zo hebben zij de profeten vervolgd die voor u geweest zijn.Mattheüs 5 | 12 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
102 | U bent het zout van de aarde; als nu het zout sma keloos wordt, waarmee zal het gezouten worden?Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. | 13 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
103 | U bent het licht van de wereld; een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. | 14 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
104 | Ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de kandelaar, en zij schijntvoor allen die in het huis zijn. | 15 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
105 | Laat zo uw licht schijnen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uwVader die in de hemelen is, verheerlijken. | 16 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
106 | Meent niet dat Ik ben gekomen om de wet of de profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om opte heffen, maar om te vervullen. | 17 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
107 | Want voorwaar, Ik zeg u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal niet een jota of een tittelvan de wet voorbijgaan totdat alles is gebeurd. | 18 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
108 | Wie dan een van deze geringste geboden ont bindt, en de mensen zo leert, zal de geringsteworden genoemd in het koninkrijk der hemelen;maar wie ze doet en leert, die zal groot wordengenoemd in het koninkrijk der hemelen. | 19 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
109 | Want Ik zeg u, dat als uw gerechtigheid niet over vloediger is dan die van de schriftgeleerden enfarizeeen, u het koninkrijk der hemelen geenszinszult binnengaan.Mattheüs 5 | 20 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
110 | U hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal vervallen aan hetgericht. | 21 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
111 | Maar Ik zeg u, dat ieder die ten onrechte op zijn broeder toornig is, zal vervallen aan het gericht,en wie tot zijn broeder zegt:’ Raka!’, zal vervallenaan de Raad, en wie zegt:’ Dwaas!’, zal vervallenaan de hel van het vuur. | 22 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
112 | Wanneer u dan uw gave offert op het altaar en u daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, | 23 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
113 | laat daar uw gave voor het altaar en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder, en kom dan enoffer uw gave. | 24 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
114 | Wees spoedig welgezind jegens uw tegenpartij, terwijl u met hem onderweg bent, opdat uwtegenpartij u niet misschien aan de rechter en derechter u aan de dienaar overlevert en u in degevangenis geworpen wordt. | 25 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
115 | Voorwaar, Ik zeg u: u zult daar geenszins uitko men, voordat u de laatste kwadrant hebt betaald. | 26 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
116 | U hebt gehoord dat gezegd is: U zult geen over spel plegen. | 27 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
117 | Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegdheeft in zijn hart.Mattheüs 5 | 28 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
118 | Als nu uw rechteroog u een aanleiding tot vallen is, trek het uit en werp het van u; want het is nuttig voor u, dat een van uw leden vergaat en nietuw hele lichaam in de hel wordt geworpen. | 29 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
119 | En als uw rechterhand u een aanleiding tot vallen is, hak die af en werp die van u; want het is nuttigvoor u, dat een van uw leden vergaat en niet uwhele lichaam naar de hel gaat. | 30 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
120 | Er is ook gezegd: Ieder die zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidbrief geven. | 31 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
121 | Maar Ik zeg u, dat ieder die zijn vrouw verstoot anders dan uit oorzaak van hoererij, maakt dat zijoverspel pleegt; en wie een verstotene trouwt,pleegt overspel. | 32 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
122 | U hebt eveneens gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult geen valse eed zweren, maar deHeer uw eden houden. | 33 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
123 | Maar Ik zeg u helemaal niet te zweren, niet bij de hemel, want hij is de troon van God; | 34 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
124 | niet bij de aarde, want zij is de voetbank voor zijn voeten; niet bij Jeruzalem, want zij is de stad vande grote Koning; | 35 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
125 | niet bij uw hoofd zult u zweren, want u kunt niet een haar wit of zwart maken. | 36 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
126 | Laat uw woord ja echter ja zijn, en uw nee nee; en wat meer is dan dit, is uit de boze. | 37 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
127 | U hebt gehoord dat gezegd is: Oog om oog en tand om tand.Mattheüs 5 | 38 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
128 | Maar Ik zeg u de boze niet te weerstaan; maar wie u op uw rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; | 39 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
129 | en wie met u een rechtsgeding wil voeren en uw onderkleed nemen, laat hem ook de mantel; | 40 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
130 | en wie u tot een mijl zal dwingen, ga met hem twee. | 41 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
131 | Geef aan hem die van u vraagt, en keer u niet af van hem die van u wil lenen. | 42 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
132 | U hebt gehoord dat gezegd is: U zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten. | 43 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
133 | Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief en bidt voor hen die u vervolgen, | 44 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
134 | opdat u zonen wordt van uw Vader die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan overbozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. | 45 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
135 | Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? | 46 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
136 | En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer? Doen ook de volken niet hetzelfde? | 47 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
137 | Weest u dan volmaakt zoals uw hemelse Vader vol maakt is.Mattheüs 5 | 48 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
138 | Past er echter voor op dat u uw gerechtigheid niet doet voor het oog van de mensen, om door hen teworden gezien; anders hebt u geen loon bij uwVader die in de hemelen is. | 1 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
139 | Wanneer u dan weldadigheid bewijst, bazuin het niet voor u uit, zoals de huichelaars doen in desynagogen en op de straten, opdat zij door demensen geeerd worden. Voorwaar, Ik zeg u: zijhebben hun loon al. | 2 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
140 | Maar u, als u weldadigheid bewijst, laat uw linker hand niet weten wat uw rechter doet, | 3 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
141 | opdat uw weldadigheid in het verborgen is; en uw Vader die in het verborgen kijkt, zal het u vergelden. | 4 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
142 | En wanneer u bidt, zult u niet zijn zoals de huiche laars; want zij houden ervan in de synagogen enop de hoeken van de straten te staan bidden, omzich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zegu: zij hebben hun loon al. | 5 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
143 | Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader die in het verborgen is; en uw Vader die in het verborgen kijkt,zal het u vergelden. | 6 | 5 | Mattheüs | 40.0 |
144 | En als u bidt, gebruikt dan geen omhaal van woor den zoals de volken; want zij menen dat zij doorhun veelheid van woorden zullen worden verhoord.Mattheüs 6 | 7 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
145 | Wordt hun dan niet gelijk; want uw Vader weet wat u nodig hebt voordat u het Hem vraagt. | 8 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
146 | Bidt u dan zo: Onze Vader die in de hemelen bent, moge uw naam worden geheiligd, | 9 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
147 | uw koninkrijk komen, uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op aarde. | 10 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
148 | Geef ons vandaag ons toereikend brood.12 En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaars hebben vergeven. | 11 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
149 | En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. | 13 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
150 | Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; | 14 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
151 | als u de mensen hun overtredingen echter niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen nietvergeven. | 15 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
152 | Wanneer u nu vast, toont dan niet een droevig gezicht zoals de huichelaars; want zij maken hungezichten ontoonbaar om zich aan de mensen tevertonen wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u:zij hebben hun loon al. | 16 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
153 | Maar u, als u vast, zalf uw hoofd en was uw gezicht, | 17 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
154 | om u niet aan de mensen te vertonen wanneer u vast, maar aan uw Vader die in het verborgen is;en uw Vader die in het verborgen kijkt, zal het uvergelden.Mattheüs 6 | 18 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
155 | Verzamelt u geen schatten op de aarde, waar mot en afvreter ze bederft en waar dieven inbreken enstelen; | 19 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
156 | maar verzamelt u schatten in de hemel, waar geen mot of afvreter ze bederft en waar dieven nietinbreken of stelen; | 20 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
157 | want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.22 De lamp van het lichaam is het oog; als dan uw oog eenvoudig is, zal uw hele lichaam verlichtzijn; | 21 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
158 | maar als uw oog boos is, zal uw hele lichaam duis ter zijn. Als dan het licht dat in u is, duisternis is,hoe groot is de duisternis! | 23 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
159 | Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de een haten en de ander liefhebben, of zich aande een hechten en de ander verachten. U kunt nietGod dienen en Mammon. | 24 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
160 | Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat u eten of wat u drinken zult, ook nietvoor uw lichaam, waarmee u zich zult kleden. Ishet leven niet meer dan het voedsel en hetlichaam dan de kleding? | 25 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
161 | Kijkt naar de vogels van de hemel, dat zij niet zaaien, niet maaien en niet in schuren verzamelen,en uw hemelse Vader voedt ze. Gaat u ze niet verte boven? | 26 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
162 | Wie van u echter kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen?Mattheüs 6 | 27 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
163 | En wat bent u bezorgd over kleding? Let op de lelies op het veld, hoe zij groeien; | 28 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
164 | zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet was bekleedals een van deze. | 29 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
165 | Als nu God het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in een oven wordt geworpen, zobekleedt, zal Hij niet veel meer u bekleden, kleingelovigen? | 30 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
166 | Weest dan niet bezorgd, door te zeggen: wat zul len wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmeezullen wij ons kleden? | 31 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
167 | Want naar al deze dingen zoeken de volken; want uw hemelse Vader weet dat u al deze dingennodig hebt. | 32 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
168 | Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbijgegeven worden. | 33 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
169 | Weest dan niet bezorgd voor morgen; want mor gen zal voor zichzelf bezorgd zijn; voor elke dag iszijn eigen kwaad genoeg.Mattheüs 6 | 34 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
170 | Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld; | 1 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
171 | want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u worden geoordeeld, en met de maat waarmee umeet, zal u worden gemeten. | 2 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
172 | En wat ziet u de splinter in het oog van uw broe der, maar de balk in uw eigen oog merkt u niet? | 3 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
173 | Of hoe zult u tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, en zie, de balk is inuw oog? | 4 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
174 | Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, en dan zult u helder zien om de splinter uit het oogvan uw broeder weg te doen. | 5 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
175 | Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw parels niet voor de varkens; opdat zij ze niet misschien met hun poten vertrappen en zich omkerenen u verscheuren. | 6 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
176 | Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en u zult vinden; klopt, en u zal worden opengedaan. | 7 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
177 | Want ieder die bidt, ontvangt; en die zoekt, vindt; en die klopt, zal worden opengedaan. | 8 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
178 | Of welk mens is er onder u, aan wie zijn zoon om een brood zal vragen zal hij hem soms een steengeven? | 9 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
179 | of ook om een vis vragen zal hij hem soms een slang geven? | 10 | 6 | Mattheüs | 40.0 |
180 | Als dan u die boos bent, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uwVader die in de hemelen is, goede gaven gevenaan hen die er Hem om bidden!Mattheüs 7 | 11 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
181 | Alles dan wat u wilt dat u de mensen doen, doet u hun ook zo; want dat is de wet en de profeten. | 12 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
182 | Gaat in door de nauwe poort; want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderfleidt, en velen zijn er die daardoor binnengaan; | 13 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
183 | hoe nauw is de poort en smal de weg die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden. | 14 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
184 | Past u op voor de valse profeten, die tot u komen in schapevachten, maar van binnen zijn zij roofzuchtige wolven. | 15 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
185 | Aan hun vruchten zult u hen kennen. Men plukt toch geen druiven van dorens, of vijgen van distels? | 16 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
186 | Zo brengt elke goede boom mooie vruchten voort, maar de bedorven boom brengt slechte vruchtenvoort. | 17 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
187 | Een goede boom kan geen slechte vruchten voort brengen en een bedorven boom geen mooievruchten voortbrengen. | 18 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
188 | Elke boom die geen mooie vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. | 19 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
189 | U zult hen dus aan hun vruchten kennen.21 Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij diede wil doet van mijn Vader die in de hemelen is. | 20 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
190 | Velen zullen in die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet door uw naam geprofeteerd endoor uw naam demonen uitgedreven en door uwnaam vele krachten gedaan?Mattheüs 7 | 22 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
191 | En dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, werkers van dewetteloosheid! | 23 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
192 | Ieder dan die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal vergeleken worden met een wijs man, die zijnhuis op de rots heeft gebouwd; | 24 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
193 | en de slagregen viel en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en beukten tegen dat huis;en het viel niet, want het was op de rots gegrondvest. | 25 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
194 | En ieder die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal vergeleken worden met een dwaas man,die zijn huis op het zand heeft gebouwd; | 26 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
195 | en de slagregen viel en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis;en het viel, en zijn val was groot. | 27 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
196 | En het gebeurde toen Jezus deze woorden had geeindigd, dat de menigten versteld stonden overzijn leer; | 28 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
197 | want Hij leerde hen als iemand die gezag heeft, en niet als hun schriftgeleerden.Mattheüs 7 | 29 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
198 | Toen Hij nu van de berg was afgedaald, volgden Hem vele menigten. | 1 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
199 | En zie, een melaatse kwam naar Hem toe en hul digde Hem en zei: Heer, als U wilt, kunt U mij reinigen. | 2 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
200 | En Hij strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: Ik wil, word gereinigd! En terstond werd hij vanzijn melaatsheid gereinigd. | 3 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
201 | En Jezus zei tot hem: Let erop dat u niemand iets zegt; maar ga heen, toon u aan de priester enoffer de gave die Mozes heeft geboden, hun toteen getuigenis. | 4 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
202 | En toen Hij Kapernaum was binnengegaan, kwam een hoofdman naar Hem toe, die Hem aldussmeekte: | 5 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
203 | Heer, mijn knecht ligt thuis verlamd en lijdt vrese lijke pijn. | 6 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
204 | En Hij zei tot hem: Ik zal komen en hem genezen.8 De hoofdman echter antwoordde en zei: Heer, ik ben niet belangrijk genoeg dat U onder mijn dakbinnenkomt, maar spreek slechts met een woorden mijn knecht zal gezond worden. | 7 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
205 | Want ook ik ben een mens onder gezag van ande ren en heb soldaten onder mij; en ik zeg tot deze:Ga, en hij gaat; en tot een ander: Kom, en hijkomt; en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het. | 9 | 7 | Mattheüs | 40.0 |
206 | Toen Jezus nu dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zei tot hen die volgden: Voorwaar, Ik zeg u, bij niemand heb Ik zo’n groot geloof in Israel gevonden.Mattheüs 8 | 10 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
207 | Ik zeg u echter, dat velen zullen komen van oost en west en met Abraham, Izaak en Jakob zullenaanliggen in het koninkrijk der hemelen; | 11 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
208 | de zonen van het koninkrijk echter zullen worden uitgeworpen in de buitenste duisternis; daar zalhet geween zijn en het tandengeknars. | 12 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
209 | En Jezus zei tot de hoofdman: Ga heen, en zoals u geloofd hebt, laat het u gebeuren. En zijn knechtwerd op dat uur gezond. | 13 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
210 | En Jezus kwam in het huis van Petrus en zag diens schoonmoeder met koorts liggen. | 14 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
211 | En Hij raakte haar hand aan en de koorts verliet haar; en zij stond op en diende Hem. | 15 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
212 | Toen het nu avond was geworden, brachten zij tot Hem vele bezetenen, en Hij dreef de geesten uitmet een woord en Hij genas alle lijdenden, | 16 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
213 | opdat vervuld werd wat gesproken is door de pro feet Jesaja, die zei: ’Hijzelf heeft onze zwakhedenop Zich genomen en onze ziekten gedragen’. | 17 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
214 | Toen nu Jezus een grote menigte om Zich heen zag, beval Hij naar de overkant weg te varen. | 18 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
215 | En een schriftgeleerde kwam en zei tot Hem: Meester, ik zal U volgen, waar U ook heengaat. | 19 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
216 | En Jezus zei tot hem: De vossen hebben holen en de vogels van de hemel nesten; maar de Zoon desmensen heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd kanneerleggen.Mattheüs 8 | 20 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
217 | Een ander van zijn discipelen nu zei tot Hem: Heer, sta mij toe eerst mijn vader te gaan begraven. | 21 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
218 | Jezus echter zei tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. | 22 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
219 | En toen Hij aan boord van het schip was gegaan, volgden zijn discipelen Hem. | 23 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
220 | En zie, er ontstond een grote onstuimigheid op de zee, zodat het schip door de golven werd bedekt;Hij echter sliep. | 24 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
221 | En zijn discipelen gingen naar Hem toe, wekten Hem en zeiden: Heer, behoud ons, wij vergaan! | 25 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
222 | En Hij zei tot hen: Waarom bent u angstig, klein gelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er ontstond een grote stilte. | 26 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
223 | De mensen nu verwonderden zich en zeiden: Wat voor Iemand is Deze, dat zelfs de winden en dezee Hem gehoorzamen? | 27 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
224 | En toen Hij aan de overkant was gekomen, in het land van de Gadarenen, ontmoetten Hem tweebezetenen die uit de graven kwamen, zeer woest,zodat niemand in staat was langs die weg voorbijte gaan. | 28 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
225 | En zie, zij schreeuwden deze woorden: Wat heb ben wij met U te maken, Zoon van God? Bent Uhier gekomen om ons voor de tijd te pijnigen? | 29 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
226 | Nu was er ver van hen een kudde van vele varkens aan het weiden.Mattheüs 8 | 30 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
227 | De demonen nu smeekten Hem aldus: Als U ons uitdrijft, zend ons dan in de kudde varkens. | 31 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
228 | En Hij zei tot hen: Gaat. Zij nu gingen uit de man nen en gingen in de varkens; en zie, de helekudde stortte zich van de steilte in de zee en zijkwamen om in het water. | 32 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
229 | Zij nu die ze weidden, vluchtten, en in de stad gekomen berichtten zij alles, ook dat van de bezetenen. | 33 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
230 | En zie, de hele stad liep uit, Jezus tegemoet; en toen zij Hem zagen, smeekten zij Hem uit hungebied te vertrekken.Mattheüs 8 | 34 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
231 | En nadat Hij aan boord van een schip was gegaan, voer Hij over en kwam in zijn eigen stad. En zie, zijbrachten bij Hem een verlamde die op een bed lag. | 1 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
232 | En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tot de ver lamde: Heb goede moed, kind, uw zonden wordenvergeven. | 2 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
233 | En zie, sommigen van de schriftgeleerden zeiden bij zichzelf: Deze lastert. | 3 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
234 | En daar Jezus hun gedachten zag, zei Hij: Waarom denkt u kwaad in uw harten? | 4 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
235 | Want wat is gemakkelijker: te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en loop? | 5 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
236 | Maar opdat u weet dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven, toen zei Hij tot de verlamde: Sta op, neem uw bedop en ga naar uw huis. | 6 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
237 | En hij stond op en ging weg naar zijn huis.8 Toen nu de menigten dit zagen, vreesden zij en verheerlijkten God, die zo’n macht aan de mensenhad gegeven. | 7 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
238 | En toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij een mens bij het tolhuis zitten, Mattheus geheten; en Hij zeitot hem: Volg Mij. En hij stond op en volgde Hem. | 9 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
239 | En het gebeurde dat Hij in het huis aanlag, en zie, vele tollenaars en zondaars kwamen en lagen meeaan met Jezus en zijn discipelen. | 10 | 8 | Mattheüs | 40.0 |
240 | En toen de farizeeen het zagen, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaars en zondaars?Mattheüs 9 | 11 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
241 | Toen Hij nu dit hoorde, zei Hij tot hen: Zij die gezond zijn, hebben geen arts nodig, maar zij dieziek zijn. | 12 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
242 | Gaat dan heen en leert wat het is: ’Barmhartigheid wil Ik en geen offer’; want Ik ben niet gekomenom rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. | 13 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
243 | Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de farizeeen dikwijls, maar uw discipelen vasten niet? | 14 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
244 | En Jezus zei tot hen: Kunnen de bruiloftsgasten soms treuren, zolang de bruidegom bij hen is?Maar er zullen dagen komen dat de bruidegomvan hen wordt weggenomen, en dan zullen zij vasten. | 15 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
245 | Nu zet niemand een lap nieuwe stof op een oud kleed; want het ingezette stuk scheurt iets van hetkleed af en de scheur wordt erger. | 16 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
246 | Ook doet men geen jonge wijn in oude zakken; anders barsten de zakken en de wijn wordt uitgestort, en de zakken gaan verloren; maar men doetjonge wijn in nieuwe zakken, en beide blijvensamen bewaard. | 17 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
247 | Terwijl Hij deze dingen tot hen sprak, zie, een overste kwam, huldigde Hem en zei: Mijn dochteris zojuist gestorven; maar kom en leg uw hand ophaar, en zij zal leven. | 18 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
248 | En Jezus stond op en volgde hem met zijn discipe len.Mattheüs 9 | 19 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
249 | En zie, een vrouw die twaalf jaar bloedvloeiingen had gehad, kwam van achteren naar Hem toe enraakte de zoom van zijn kleed aan; | 20 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
250 | want zij zei bij zichzelf: Als ik slechts zijn kleed aanraak, zal ik behouden worden. | 21 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
251 | En Jezus keerde Zich om, zag haar en zei: Heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u behouden. En de vrouw was behouden van dat uur af. | 22 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
252 | En toen Jezus in het huis van de overste kwam en de fluitspelers zag en de menigte die misbaarmaakte, | 23 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
253 | zei Hij: Gaat weg, want het meisje is niet gestor ven, maar slaapt. En zij lachten Hem uit. | 24 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
254 | Toen nu de menigte was uitgedreven, ging Hij naar binnen en greep haar hand, en het meisje stond op. | 25 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
255 | En het gerucht hiervan ging uit door dat hele land.27 En toen Jezus vandaar verder ging, volgden Hem twee blinden, die de woorden riepen: Erbarm Uover ons, Zoon van David! | 26 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
256 | Toen Hij nu in het huis was gekomen, kwamen de blinden bij Hem. En Jezus zei tot hen: Gelooft udat Ik dit kan doen? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heer! | 28 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
257 | Toen raakte Hij hun ogen aan en zei: Laat het u gebeuren volgens uw geloof. | 29 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
258 | En hun ogen werden geopend. En Jezus verbood hun streng en zei: Let erop, laat niemand het teweten komen. | 30 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
259 | Zij gingen echter naar buiten en maakten Hem bekend in dat hele land.Mattheüs 9 | 31 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
260 | Toen nu dezen naar buiten gingen, zie, men bracht bij Hem een stomme die bezeten was. | 32 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
261 | En toen de demon uitgedreven was, sprak de stomme. En de menigten verwonderden zich enzeiden: Nooit is zoiets in Israel vertoond! | 33 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
262 | De farizeeen echter zeiden: Door de overste van de demonen drijft Hij de demonen uit. | 34 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
263 | En Jezus trok alle steden en dorpen rond, leerde in hun synagogen, predikte het evangelie van hetkoninkrijk en genas elke ziekte en elke kwaal. | 35 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
264 | Toen Hij nu de menigten zag, werd Hij met ontfer ming over hen bewogen, want zij lagen afgematterneer als schapen die geen herder hebben. | 36 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
265 | Toen zei Hij tot zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinig; | 37 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
266 | smeekt dan de Heer van de oogst dat Hij arbeiders in zijn oogst uitstuurt.Mattheüs 9 | 38 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
267 | En Hij riep zijn twaalf discipelen bij Zich en gaf hun macht over onreine geesten om ze uit te drijven en elke ziekte en elke kwaal te genezen. | 1 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
268 | De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: als eerste Simon, Petrus geheten, en zijn boerAndreas, Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijnbroer Johannes, | 2 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
269 | Filippus, Bartholomeus, Thomas, Mattheus de tol lenaar, Jakobus, de zoon van Alfeus, Lebbeus, bijgenaamd Thaddeus, | 3 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
270 | Simon de Kanaaniet en Judas, de Iskariot, die Hem ook heeft overgeleverd. | 4 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
271 | Deze twaalf zond Jezus uit en Hij beval hun aldus: Gaat niet heen op een weg van de volken en gaatgeen stad van Samaritanen binnen; | 5 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
272 | maar gaat veeleer naar de verloren schapen van het huis Israels. | 6 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
273 | Als u nu heengaat, predikt aldus: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. | 7 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
274 | Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft demonen uit; u hebt het voor niets ontvangen, geeft het voor niets. | 8 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
275 | Voorziet u niet van goud, zilver of koper in uw gordels, | 9 | 9 | Mattheüs | 40.0 |
276 | geen reiszak voor onderweg, geen twee onderkle deren, geen sandalen, geen staf; want de arbeideris zijn voedsel waard.Mattheüs 10 | 10 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
277 | In welke stad nu of welk dorp u ook komt, onder zoekt wie daarin het waard is, en blijft daar totdatu vertrekt. | 11 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
278 | Als u nu het huis binnengaat, groet het.13 En als het huis het waard is, dan moge uw vrede daarover komen; als het het echter niet waard is,dan moge uw vrede weer tot u terugkeren. | 12 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
279 | En als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, gaat naar buiten, uit dat huis ofdie stad, en schudt het stof van uw voeten af. | 14 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
280 | Voorwaar, Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag vanhet oordeel dan voor die stad. | 15 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
281 | Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven, weest dan voorzichtig als de slangen en oprechtals de duiven. | 16 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
282 | Past u echter op voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan raadsvergaderingen en in hunsynagogen zullen zij u geselen; | 17 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
283 | en zowel voor stadhouders als koningen zult u geleid worden om Mij, tot een getuigenis voor henen de volken. | 18 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
284 | Wanneer zij u echter overleveren, weest niet bezorgd hoe of wat u moet spreken, want het zalu op dat uur gegeven worden wat u moet spreken; | 19 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
285 | want niet u bent het die spreekt, maar de Geest van uw Vader is het die in u spreekt.Mattheüs 10 | 20 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
286 | Een broer nu zal zijn broer tot de dood overleve ren, en een vader zijn kind, en kinderen zullenopstaan tegen hun ouders en hen doden; | 21 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
287 | en u zult door allen gehaat worden ter wille van mijn naam; wie echter volhardt tot het einde, diezal behouden worden. | 22 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
288 | Wanneer zij u nu in deze stad vervolgen, vlucht in de andere; want voorwaar, Ik zeg u: u zult met desteden van Israel geenszins zijn klaargekomenvoordat de Zoon des mensen komt. | 23 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
289 | Een discipel is niet boven zijn meester, en een slaaf niet boven zijn heer. | 24 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
290 | Het is de discipel genoeg dat hij wordt als zijn meester, en de slaaf als zijn heer. Als zij de heerdes huizes Beelzebul hebben genoemd, hoeveel temeer zijn huisgenoten! | 25 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
291 | Weest dan niet bang voor hen; want er is niets bedekt dat niet ontdekt, en verborgen dat nietbekend zal worden. | 26 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
292 | Wat Ik u zeg in de duisternis, zegt dat in het licht; en wat u in het oor hoort, predikt dat op dedaken. | 27 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
293 | En weest niet bang voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden, maarweest veeleer bang voor Hem die zowel ziel alslichaam kan verderven in de hel.Mattheüs 10 | 28 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
294 | Worden niet twee musjes voor een penning ver kocht? En niet een van hen zal op de aarde vallenzonder uw Vader. | 29 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
295 | Van u echter zijn zelfs de haren van uw hoofd alle geteld. | 30 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
296 | Weest dan niet bang; u gaat vele musjes te boven.32 Ieder dan die Mij zal belijden voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor mijn Vader die in dehemelen is. | 31 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
297 | Maar wie Mij verloochent voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader die in dehemelen is. | 33 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
298 | Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede te bren gen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede tebrengen maar een zwaard. | 34 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
299 | Want Ik ben gekomen om een man op te zetten tegen zijn vader, een dochter tegen haar moeder,en een schoondochter tegen haar schoonmoeder; | 35 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
300 | en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft bovenMij, is Mij niet waard; | 36 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
301 | en wie zijn kruis niet opneemt en Mij navolgt, is Mij niet waard. | 38 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
302 | Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest ter wille van Mij, zal het vinden.Mattheüs 10 | 39 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
303 | Wie u ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ont vangt, ontvangt Hem die Mij heeft gezonden. | 40 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
304 | Wie een profeet ontvangt in naam van een pro feet, zal het loon van een profeet krijgen; en wieeen rechtvaardige ontvangt in naam van eenrechtvaardige, zal het loon van een rechtvaardigekrijgen. | 41 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
305 | En wie een van deze kleinen slechts een beker koud water te drinken zal geven in naam van eendiscipel, voorwaar, Ik zeg u, hij zal zijn loongeenszins verliezen.Mattheüs 10 | 42 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
306 | En het gebeurde toen Jezus had geeindigd aan zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij vandaarvertrok om te leren en te prediken in hun steden. | 1 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
307 | Toen nu Johannes in de kerker de werken van de Christus hoorde, zond hij door middel van zijn discipelen een vraag en zei tot Hem: | 2 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
308 | Bent U Degene die zou komen, of moeten wij een ander verwachten? | 3 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
309 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Gaat heen en bericht Johannes wat u hoort en ziet: | 4 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
310 | blinden kunnen weer zien en kreupelen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen,doden worden opgewekt en aan armen wordt hetevangelie verkondigd; | 5 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
311 | en gelukkig is hij die over Mij niet ten val komt!7 Toen nu dezen weggingen, begon Jezus tot de menigten te zeggen over Johannes: Wat bent u inde woestijn gaan aanschouwen? Een riet doorwind bewogen? | 6 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
312 | Maar wat bent u gaan zien? Een mens in zachte kleren gekleed? Zie, zij die de zachte kleren dragen, zijn in de huizen van de koningen. | 8 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
313 | Maar wat bent u gaan zien? Een profeet? Ja, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet. | 9 | 10 | Mattheüs | 40.0 |
314 | Deze is het van wie geschreven staat: ’Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die uw weg voor U heen zalbereiden’.Mattheüs 11 | 10 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
315 | Voorwaar, Ik zeg u: onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is geen grotere opgestaan danJohannes de doper; maar de geringste in hetkoninkrijk der hemelen is groter dan hij. | 11 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
316 | Van de dagen nu van Johannes de doper tot nu toe wordt het koninkrijk der hemelen met geweldingenomen, en geweldenaars rukken het weg. | 12 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
317 | Want alle profeten en de wet hebben tot op Johannes geprofeteerd. | 13 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
318 | En als u het wilt aannemen, hij is Elia die zou komen. | 14 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
319 | Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.16 Met wie echter zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan kinderen die op de markten zitten ende anderen de woorden toeroepen: | 15 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
320 | Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jul lie hebben niet gedanst; wij hebben klaagliederengezongen en jullie hebben niet geweeklaagd. | 17 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
321 | Want Johannes is gekomen zonder te eten en te drinken, en zij zeggen: Een demon heeft hij. | 18 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
322 | De Zoon des mensen is gekomen en heeft gegeten en gedronken, en zij zeggen: Zie, een mens dieeen gulzigaard en wijndrinker is, een vriend vantollenaars en zondaars. En de wijsheid is gerechtvaardigd door haar werken. | 19 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
323 | Toen begon Hij de steden waarin zijn meeste krachten waren gebeurd, te verwijten dat zij zichniet hadden bekeerd:Mattheüs 11 | 20 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
324 | Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want als in Tyrus en Sidon de krachten waren gebeurd die in uzijn gebeurd, allang zouden zij zich in zak en ashebben bekeerd. | 21 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
325 | Ik zeg u evenwel: het zal voor Tyrus en Sidon draag lijker zijn in de dag van het oordeel dan voor u. | 22 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
326 | En u, Kapernaum, zult u soms tot de hemel ver hoogd worden? Tot de hades zult u worden neergestoten! Want als in Sodom de krachten warengebeurd die in u zijn gebeurd, het zou tot op hedenzijn gebleven. | 23 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
327 | Ik zeg u evenwel, dat het voor het land van Sodom draaglijker zal zijn in de dag van het oordeel danvoor u. | 24 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
328 | In die tijd antwoordde Jezus en zei: Ik prijs U, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen enze aan kleine kinderen hebt geopenbaard. | 25 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
329 | Ja Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. | 26 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
330 | Alles is Mij overgegeven door mijn Vader; en nie mand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kentde Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hemwil openbaren. | 27 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
331 | Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. | 28 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
332 | Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw zielen; | 29 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
333 | want mijn juk is zacht en mijn last is licht.Mattheüs 11 | 30 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
334 | In die tijd ging Jezus op de sabbat door de koren velden; zijn discipelen nu kregen honger enbegonnen aren te plukken en te eten. | 1 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
335 | Toen de farizeeen dit echter zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat niet geoorloofdis te doen op sabbat. | 2 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
336 | Hij echter zei tot hen: Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hemwaren? | 3 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
337 | Hoe hij het huis van God inging en de toonbroden at, die hij niet mocht eten, en ook zij niet die bijhem waren, behalve alleen de priesters? | 4 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
338 | Of hebt u niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat ontheiligen enonschuldig zijn? | 5 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
339 | Ik zeg u echter, iets groters dan de tempel is hier.7 Als u echter had geweten wat het is: ’Barmhartigheid wil Ik en geen offer’, dan zou u deonschuldigen niet hebben veroordeeld. | 6 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
340 | Want de Zoon des mensen is Heer van de sabbat.9 Toen Hij vandaar vertrok, kwam Hij in hun synago ge. | 8 | 11 | Mattheüs | 40.0 |
341 | En zie, er was een mens met een verschrompelde hand. En zij vroegen Hem: Is het geoorloofd op desabbat te genezen? om Hem te kunnen aanklagen.Mattheüs 12 | 10 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
342 | Hij zei echter tot hen: Welk mens zal er onder u zijn die een schaap zal hebben, en als dit op desabbat in een kuil valt, het niet zal grijpen en eruithalen? | 11 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
343 | Hoeveel dan gaat een mens een schaap te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbat goed tedoen. | 12 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
344 | Toen zei Hij tot de mens: Strek uw hand uit. En hij strekte die uit en zij werd hersteld, gezond als deandere. | 13 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
345 | De farizeeen nu gingen naar buiten en beraad slaagden tegen Hem dat zij Hem zouden ombrengen. | 14 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
346 | Daar Jezus dit echter wist, vertrok Hij vandaar; en vele menigten volgden Hem en Hij genas henallen. | 15 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
347 | En Hij waarschuwde hen dringend dat zij Hem niet openbaar zouden maken; | 16 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
348 | opdat vervuld werd wat gesproken is door de pro feet Jesaja, die zei: | 17 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
349 | ‘Zie, mijn knecht die Ik heb verkoren, mijn gelief de in Wie mijn ziel welbehagen gevonden heeft! Ikzal mijn Geest op Hem leggen, en oordeel zal Hijde volken verkondigen. | 18 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
350 | Hij zal niet twisten of schreeuwen, en niemand zal zijn stem op de straten horen; | 19 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
351 | een geknakt riet zal Hij niet verbreken en een wal mende vlaspit zal Hij niet uitblussen, totdat Hij hetoordeel uitvoert tot overwinning; | 20 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
352 | en op zijn naam zullen volken hopen’.Mattheüs 12 | 21 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
353 | Toen werd een bezetene bij Hem gebracht, blind en stom; en Hij genas hem, zodat de stommesprak en zag. | 22 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
354 | En alle menigten waren buiten zichzelf en zeiden: Is Deze niet de Zoon van David? | 23 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
355 | Toen de farizeeen dit echter hoorden, zeiden zij: Deze drijft de demonen alleen maar uit doorBeelzebul, de overste van de demonen. | 24 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
356 | Jezus echter kende hun gedachten en zei tot hen: Elk koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, wordtverwoest; en elke stad die of elk huis dat tegenzichzelf verdeeld is, zal niet standhouden. | 25 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
357 | En als de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zich zelf verdeeld: hoe zal zijn koninkrijk dan standhouden? | 26 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
358 | En als Ik door Beelzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze uit? Daarom zullen die uwrechters zijn. | 27 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
359 | Als Ik echter door de Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God tot u gekomen. | 28 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
360 | Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnen gaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst desterke bindt? En dan zal hij zijn huis beroven. | 29 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
361 | Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, verstrooit.Mattheüs 12 | 30 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
362 | Daarom zeg Ik u: elke zonde en lastering zal de mensen worden vergeven; maar de lastering van deGeest zal niet worden vergeven. | 31 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
363 | En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar wie tegen deHeilige Geest spreekt, het zal hem niet worden vergeven, niet in deze eeuw en niet in de toekomstige. | 32 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
364 | Of stel: de boom is goed, en dan ook zijn vrucht goed; of stel: de boom is bedorven, en dan ook zijnvrucht bedorven. Want aan de vrucht wordt deboom gekend. | 33 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
365 | Adderengebroed, hoe kunt u goede dingen spreken, terwijl u boos bent? Want uit de overvloed van hethart spreekt de mond. | 34 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
366 | De goede mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort, en de boze mens brengt uit zijn bozeschat boze dingen voort. | 35 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
367 | Ik zeg u echter, dat van elk zinloos woord dat de mensen zullen spreken, zij rekenschap zullen gevenin de dag van het oordeel. | 36 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
368 | Want op grond van uw woorden zult u gerechtvaar digd en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden. | 37 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
369 | Toen antwoordden sommigen van de schriftgeleer den en farizeeen Hem en zeiden: Meester, wij willenvan U een teken zien. | 38 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
370 | Hij antwoordde echter en zei tot hen: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, en het zalgeen teken worden gegeven dan het teken van deprofeet Jona.Mattheüs 12 | 39 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
371 | Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon desmensen drie dagen en drie nachten in het hart vande aarde zijn. | 40 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
372 | Mannen van Nineve zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en het veroordelen, want zijbekeerden zich op de prediking van Jona; en zie,meer dan Jona is hier! | 41 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
373 | De koningin van het Zuiden zal worden opgewekt in het oordeel met dit geslacht en het veroordelen, want zij kwam van de einden der aarde om dewijsheid van Salomo te horen; en zie, meer danSalomo is hier! | 42 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
374 | Wanneer nu de onreine geest van de mens is uit gegaan, gaat hij door dorre plaatsen, op zoek naarrust, en vindt die niet. | 43 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
375 | Dan zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis waar ik ben uitgegaan. En als hij komt, vindt hij hetleegstaan, geveegd en geordend. | 44 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
376 | Dan gaat hij heen en neemt zeven andere geesten met zich mee, bozer dan hijzelf, en zij komen binnen en wonen daar; en het laatste van die menswordt erger dan het eerste. Zo zal het ook zijnmet dit boos geslacht. | 45 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
377 | Terwijl Hij nog tot de menigten sprak, zie, zijn moeder en zijn broers stonden buiten en trachttenHem te spreken. | 46 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
378 | En iemand zei tot Hem: Zie, uw moeder en uw broers staan buiten en trachten u te spreken.Mattheüs 12 | 47 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
379 | Hij antwoordde echter en zei tot hem die tot Hem sprak: Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers? | 48 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
380 | En Hij strekte zijn hand over zijn discipelen uit en zei: Zie, mijn moeder en mijn broeders! | 49 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
381 | Want wie de wil doet van mijn Vader die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder.Mattheüs 12 | 50 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
382 | Op die dag ging Jezus uit het huis en ging zitten bij de zee. | 1 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
383 | En vele menigten verzamelden zich bij Hem, zodat Hij aan boord van een schip ging en daarin neerzat, en de hele menigte stond op het strand. | 2 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
384 | En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zei: Zie, de zaaier ging uit om te zaaien. | 3 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
385 | En terwijl hij zaaide, vielen sommigen zaden bij de weg, en de vogels kwamen en aten ze op. | 4 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
386 | Andere nu vielen op de rotsachtige bodems, waar ze niet veel aarde hadden, en ze kwamen terstondop, doordat ze geen diepe aarde hadden. | 5 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
387 | Toen echter de zon was opgegaan, verschroeiden ze, en doordat ze geen wortel hadden, verdordenze. | 6 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
388 | Andere zaden nu vielen tussen de dorens, en de dorens schoten op en verstikten ze. | 7 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
389 | Andere zaden nu vielen in de goede aarde en gaven vrucht, het ene honderdvoudig, het anderezestigvoudig en het andere dertigvoudig. | 8 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
390 | Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.10 En de discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden tot Hem: Waarom spreekt U in gelijkenissen tothen? | 9 | 12 | Mattheüs | 40.0 |
391 | Hij nu antwoordde en zei tot hen: Omdat het u is gegeven de verborgenheden van het koninkrijk derhemelen te kennen, maar hun is het niet gegeven;Mattheüs 13 | 11 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
392 | want wie heeft, hem zal worden gegeven, en hij zal overvloed hebben; wie echter niet heeft, ookwat hij heeft zal van hem worden genomen. | 12 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
393 | Daarom spreek Ik in gelijkenissen tot hen, omdat zij kijkend niet kijken en horend niet horen en nietverstaan. | 13 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
394 | En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt:’ Met het gehoor zult u horen en geenszins verstaan, en kijkend zult u kijken en geenszinszien; | 14 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
395 | want het hart van dit volk is vet geworden en hun oren zijn hardhorend geworden en hun ogen hebben zij gesloten, opdat zij niet misschien met hunogen zien en met hun oren horen en met hun hartverstaan en zich bekeren, en Ik hen gezond maak’. | 15 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
396 | Gelukkig echter uw ogen, omdat zij kijken, en uw oren, omdat zij horen; | 16 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
397 | want voorwaar, Ik zeg u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat u aanschouwt, en zij hebben het niet gezien, en tehoren wat u hoort, en zij hebben het nietgehoord. | 17 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
398 | U dan, hoort de gelijkenis van de zaaier.19 Als iemand het woord van het koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft weg watin zijn hart was gezaaid; dit is hij die bij de weg isgezaaid. | 18 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
399 | Hij nu die op de rotsachtige bodems is gezaaid, die is het die het woord hoort en het terstond metvreugde aanneemt;Mattheüs 13 | 20 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
400 | hij heeft echter geen wortel in zichzelf, maar is iemand van het ogenblik; als nu verdrukking ofvervolging komt om het woord, dan wordt hij terstond ten val gebracht. | 21 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
401 | Hij nu die tussen de dorens is gezaaid, die is het die het woord hoort, en de zorg van het leven enhet bedrieglijke van de rijkdom verstikken hetwoord en het wordt onvruchtbaar. | 22 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
402 | Hij nu die in de goede aarde is gezaaid, die is het die het woord hoort en verstaat, die dus vruchtdraagt en voortbrengt, de een honderdvoudig, deander zestigvoudig en de ander dertigvoudig. | 23 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
403 | Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aaneen mens die goed zaad in zijn akker zaaide. | 24 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
404 | Terwijl echter de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide dolik midden tussen de tarwe en gingweg. | 25 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
405 | Toen nu het graan opkwam en vrucht voortbracht, toen kwam ook de dolik te voorschijn. | 26 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
406 | De slaven van de heer des huizes nu kwamen en zeiden tot hem: Heer, hebt u niet goed zaad in uwakker gezaaid? Waar heeft hij dan dolik vandaan? | 27 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
407 | Hij nu zei tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. | 28 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
408 | De slaven nu zeiden tot hem: Wilt u dan dat wij het gaan verzamelen? Hij echter zei: Nee, opdat ubij het verzamelen van de dolik niet misschientegelijk daarmee de tarwe uittrekt.Mattheüs 13 | 29 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
409 | Laat beide samen opgroeien tot de oogst; en in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelteerst de dolik en bindt het in bossen om het teverbranden, maar brengt de tarwe bijeen in mijnschuur. | 30 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
410 | Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn akker zaaide; | 31 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
411 | het is wel kleiner dan alle zaden, maar als het is opgegroeid, is het groter dan de groenten enwordt een boom, zodat de vogels van de hemel inzijn takken komen nestelen. | 32 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
412 | Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen: Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dateen vrouw nam en verborg in drie maten meel,totdat het geheel doorzuurd was. | 33 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
413 | Al deze dingen sprak Jezus in gelijkenissen tot de menigten, en zonder gelijkenis sprak Hij niet tothen, | 34 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
414 | opdat vervuld werd wat gesproken is door de pro feet, die zei: ’Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen; ik zal dingen uitspreken die van degrondlegging van de wereld af verborgen zijngeweest’. | 35 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
415 | Toen liet Hij de menigten gaan en kwam in het huis; en zijn discipelen kwamen naar Hem toe enzeiden: Verklaar ons de gelijkenis van de dolik opde akker.Mattheüs 13 | 36 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
416 | Hij nu antwoordde en zei: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen, | 37 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
417 | de akker is de wereld, het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk, | 38 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
418 | de dolik zijn de zonen van de boze, de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel, de oogst is de voleinding van de eeuw, en de maaiers zijn engelen. | 39 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
419 | Zoals dan de dolik verzameld en met vuur ver brand wordt, zo zal het zijn in de voleinding vandeze eeuw. | 40 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
420 | De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheiddoen, | 41 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
421 | en zij zullen hen in de vuuroven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. | 42 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
422 | Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft omte horen, laat hij horen. | 43 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
423 | Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die een mens vond en verborg; en vanwege zijn blijdschap daarover gaat hijheen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt dieakker. | 44 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
424 | Het koninkrijk der hemelen is eveneens gelijk aan een koopman die mooie parels zocht; | 45 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
425 | toen hij nu een zeer kostbare parel gevonden had, ging hij weg en verkocht alles wat hij had, enkocht die.Mattheüs 13 | 46 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
426 | Het koninkrijk der hemelen is eveneens gelijk aan een sleepnet dat in de zee werd geworpen en vanallerlei soort bijeenbracht; | 47 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
427 | toen het vol was, trokken zij het op het strand, en zij gingen zitten en verzamelden het goede invaten, maar het bedorvene wierpen zij weg. | 48 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
428 | Zo zal het zijn in de voleinding van de eeuw: de engelen zullen uitgaan en de bozen uit het midden van de rechtvaardigen afscheiden | 49 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
429 | en hen in de vuuroven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. | 50 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
430 | Hebt u dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja.52 Hij nu zei tot hen: Daarom is iedere schriftgeleerde die een discipel van het koninkrijk der hemelen isgemaakt, gelijk aan een heer des huizes die uit zijnschat nieuwe en oude dingen voortbrengt. | 51 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
431 | En het gebeurde toen Jezus deze gelijkenissen had beeindigd, dat Hij vandaar vertrok. | 53 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
432 | En Hij kwam in zijn vaderstad en leerde hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden:Waar heeft Deze die wijsheid en die krachten vandaan? | 54 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
433 | Is Deze niet de Zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broers Jakobus, Jozef,Simon en Judas? | 55 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
434 | En zijn zijn zusters niet allemaal bij ons? Waar heeft Deze dan dit alles vandaan?Mattheüs 13 | 56 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
435 | En zij namen aanstoot aan Hem. Jezus echter zei tot hen: Een profeet is niet ongeeerd behalve inzijn vaderstad en in zijn huis. | 57 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
436 | En Hij deed daar niet veel krachten vanwege hun ongeloof.Mattheüs 13 | 58 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
437 | In die tijd hoorde Herodes de viervorst het gerucht van Jezus | 1 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
438 | en zei tot zijn knechten: Dat is Johannes de doper; hij is opgewekt van de doden en daarom werkendie krachten in hem. | 2 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
439 | Want Herodes had Johannes gegrepen en hem gebonden en in de gevangenis gezet ter wille vanHerodias, de vrouw van zijn broer Filippus. | 3 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
440 | Want Johannes had tot hem gezegd: Het is u niet geoorloofd haar te hebben. | 4 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
441 | En hij wilde hem doden, maar was bang voor de menigte, omdat zij hem voor een profeet hielden. | 5 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
442 | Toen echter de verjaardag van Herodes was geko men, danste de dochter van Herodias in het midden en behaagde Herodes; | 6 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
443 | daarom beloofde hij met een eed haar te geven wat zij ook zou vragen. | 7 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
444 | Zij nu, hiertoe aangezet door haar moeder, zei: Geef mij hier op een schotel het hoofd vanJohannes de doper. | 8 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
445 | En hoewel de koning bedroefd werd, beval hij om de eden en om hen die mee aanlagen, het tegeven. | 9 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
446 | En hij zond een knecht en onthoofde Johannes in de gevangenis, | 10 | 13 | Mattheüs | 40.0 |
447 | en zijn hoofd werd op een schotel gebracht en aan het meisje gegeven, en zij bracht het aan haarmoeder.Mattheüs 14 | 11 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
448 | En zijn discipelen kwamen en namen het lichaam weg en begroeven het. En zij kwamen het Jezusberichten. | 12 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
449 | Toen nu Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar in een schip naar een woeste plaats afzonderlijk. Entoen de menigten dit hoorden, volgden zij Hem tevoet uit de steden. | 13 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
450 | En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken. | 14 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
451 | Toen het nu avond was geworden, kwamen zijn discipelen naar Hem toe en zeiden: De plaats iswoest en de tijd is al voorbij; stuur de menigtenweg, opdat zij naar de dorpen gaan en voor zichzelf voedsel kopen. | 15 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
452 | Jezus echter zei tot hen: Zij hoeven niet weg te gaan; geeft u hun te eten. | 16 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
453 | Zij echter zeiden tot Hem: Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen. | 17 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
454 | Hij nu zei: Brengt ze mij hier.19 En nadat Hij de menigten had bevolen te gaan zit ten op het gras, nam Hij de vijf broden en de tweevissen, keek op naar de hemel en zegende, en Hijbrak de broden en gaf ze aan de discipelen, en dediscipelen gaven ze aan de menigten. | 18 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
455 | En zij aten allen en werden verzadigd. En zij namen het overschot van de brokken op, twaalfkorven vol. | 20 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
456 | Zij nu die hadden gegeten, waren ongeveer vijf duizend mannen, behalve vrouwen en kinderen.Mattheüs 14 | 21 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
457 | En terstond dwong Hij zijn discipelen aan boord van het schip te gaan en voor Hem uit te varennaar de overkant, totdat Hij de menigten zou hebben weggestuurd. | 22 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
458 | En nadat Hij de menigten had weggestuurd, klom Hij afzonderlijk op de berg om te bidden. Toen hetnu avond was geworden, was Hij daar alleen. | 23 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
459 | Het schip echter was al vele stadien van het land verwijderd, geteisterd door de golven, want dewind was tegen. | 24 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
460 | In de vierde nachtwaak nu kwam Hij tot hen, ter wijl Hij op de zee liep. | 25 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
461 | Toen nu de discipelen Hem op de zee zagen lopen, werden zij ontsteld en zeiden: Het is eenspook! En zij schreeuwden van bangheid. | 26 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
462 | Terstond echter sprak Jezus tot hen en zei: Hebt goede moed, Ik ben het, weest niet bang. | 27 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
463 | Petrus nu antwoordde Hem en zei: Heer, als U het bent, beveel mij naar U toe te komen over dewateren. | 28 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
464 | Hij nu zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en liep over de wateren en kwam naar Jezus toe. | 29 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
465 | Toen hij echter de sterke wind zag, werd hij bang, en hij begon te zinken en riep de woorden: Heer,behoud mij! | 30 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
466 | En terstond strekte Jezus zijn hand uit, greep hem en zei tot hem: Kleingelovige, waarom heb jegetwijfeld? | 31 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
467 | En toen zij in het schip waren geklommen, ging de wind liggen.Mattheüs 14 | 32 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
468 | Zij nu die in het schip waren, huldigden Hem en zeiden: Werkelijk, U bent Gods Zoon! | 33 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
469 | En toen zij waren overgevaren, kwamen zij aan land in Gennezareth. | 34 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
470 | En toen de mannen van die plaats Hem herkenden, zonden zij bericht door die hele omstreek, en zijbrachten alle lijdenden bij Hem | 35 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
471 | en smeekten Hem of zij alleen de zoom van zijn kleed mochten aanraken; en allen die Hem aanraakten, werden volkomen behouden.Mattheüs 14 | 36 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
472 | Toen kwamen er tot Jezus farizeeen en schriftge leerden uit Jeruzalem en zeiden: | 1 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
473 | Waarom overtreden uw discipelen de overlevering van de ouden? | 2 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
474 | Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij echter antwoordde en zei tot hen:Waarom overtreedt ook u het gebod van God terwille van uw overlevering? | 3 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
475 | Want God heeft gezegd: ’Eer uw vader en moeder’ en: ’Wie vader of moeder vloekt, moet de doodsterven’. | 4 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
476 | Maar u zegt: ’Wie tot zijn vader of moeder zegt: Het is een gave, wat u ook van mij ten nutte zoukunnen komen’, die zal zijn vader of zijn moedergeenszins eren. | 5 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
477 | En u hebt zo het woord van God krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering. | 6 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
478 | Huichelaars, treffend heeft Jesaja over u aldus geprofeteerd: | 7 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
479 | ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij vandaan; | 8 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
480 | en tevergeefs vereren zij Mij, door leringen te leren die geboden van mensen zijn’. | 9 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
481 | En toen Hij de menigte bij Zich had geroepen, zei Hij tot hen: Hoort en verstaat: | 10 | 14 | Mattheüs | 40.0 |
482 | Niet wat de mond inkomt, verontreinigt de mens, maar wat de mond uitgaat, dat verontreinigt demens.Mattheüs 15 | 11 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
483 | Toen kwamen zijn discipelen naar Hem toe en zei den tot Hem: Weet U dat de farizeeen, toen zij ditwoord hoorden, daaraan aanstoot hebben genomen? | 12 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
484 | Hij antwoordde echter en zei: Elke plant die mijn hemelse Vader niet heeft geplant, zal worden uitgerukt. | 13 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
485 | Laat hen begaan. Zij zijn blinde leidslieden van blinden. Als nu een blinde een blinde leidt, zullenzij beiden in een kuil vallen. | 14 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
486 | Petrus nu antwoordde en zei tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis. | 15 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
487 | Hij echter zei: Bent ook u nog onverstandig?17 Begrijpt u niet, dat alles wat de mond inkomt, in de buik komt en in het toilet wordt uitgeworpen? | 16 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
488 | Maar wat de mond uitgaat, komt voort uit het hart, en dat verontreinigt de mens. | 18 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
489 | Want uit het hart komen voort boze overleggin gen, moorden, overspel, hoererijen, diefstallen,valse getuigenissen, lasteringen. | 19 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
490 | Deze dingen zijn het die de mens verontreinigen; het eten met ongewassen handen echter verontreinigt de mens niet. | 20 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
491 | En Jezus ging vandaar weg en vertrok naar de stre ken van Tyrus en Sidon. | 21 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
492 | En zie, een Kananese vrouw die uit dat gebied kwam, riep de woorden: Erbarm U over mij, Heer,Zoon van David! Mijn dochter is ernstig bezeten.Mattheüs 15 | 22 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
493 | Hij antwoordde haar echter geen woord. En zijn discipelen kwamen naar Hem toe en vroegen Hemaldus: Stuur haar weg, want zij roept ons na. | 23 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
494 | Hij antwoordde echter en zei: Ik ben alleen gezon den tot de verloren schapen van het huis Israels. | 24 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
495 | Zij nu kwam en huldigde Hem en zei: Heer, help mij! | 25 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
496 | Hij echter antwoordde en zei: Het is niet juist het brood van de kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. | 26 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
497 | Zij echter zei: Jawel, Heer, want ook de honden eten van de kruimels die van de tafel van hunmeesters vallen. | 27 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
498 | Toen antwoordde Jezus en zei tot haar: O vrouw, groot is uw geloof; moge u gebeuren zoals u wilt.En haar dochter werd gezond van dat uur af. | 28 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
499 | En Jezus vertrok vandaar en kwam aan de zee van Galilea, en Hij klom op de berg en ging daar zitten. | 29 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
500 | En vele menigten kwamen naar Hem toe, die kreu pelen, blinden, verminkten, stommen en veleanderen bij zich hadden, en zij legden die aan zijnvoeten; | 30 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
501 | en Hij genas hen, zodat de menigte zich verwon derde, daar zij zagen dat stommen spraken, verminkten gezond waren, kreupelen liepen en blinden zagen; en zij verheerlijkten de God van Israel.Mattheüs 15 | 31 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
502 | Jezus nu riep zijn discipelen bij Zich en zei: Ik ben met ontferming bewogen over de menigte, wantzij zijn al drie dagen bij Mij gebleven en hebbenniets te eten; en Ik wil hen niet nuchter wegsturen, opdat zij niet misschien onderweg bezwijken. | 32 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
503 | En zijn discipelen zeiden tot Hem: Waar krijgen wij in een woestijn zoveel broden vandaan om zo’ngrote menigte te verzadigen? | 33 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
504 | En Jezus zei tot hen: Hoeveel broden hebt u? Zij nu zeiden: Zeven en enkele visjes. | 34 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
505 | En Hij beval de menigte te gaan zitten op de grond, | 35 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
506 | nam de zeven broden en de vissen, dankte, brak ze en gaf ze aan zijn discipelen, en de discipelengaven ze aan de menigten. | 36 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
507 | En zij aten allen en werden verzadigd; en zij namen het overschot van de brokken op, zevenmanden vol. | 37 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
508 | Zij nu die hadden gegeten, waren vierduizend mannen, behalve vrouwen en kinderen. | 38 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
509 | En nadat Hij de menigten had weggestuurd, ging Hij aan boord van het schip en kwam in hetgebied van Magadan.Mattheüs 15 | 39 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
510 | En de farizeeen en sadduceeen kwamen naar Hem toe, en om Hem te verzoeken vroegen zij Hem huneen teken uit de hemel te tonen. | 1 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
511 | Hij echter antwoordde en zei tot hen: Wanneer het avond is geworden, zegt u: Mooi weer, want dehemel is rood; | 2 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
512 | en ‘s morgens: Vandaag storm, want de hemel is somber rood. Het aanzien van de hemel weet uwel te onderscheiden, maar kunt u het de tekenender tijden niet? | 3 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
513 | Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, en het zal geen teken worden gegeven danhet teken van Jona. En Hij verliet hen en ging weg. | 4 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
514 | En toen de discipelen aan de overkant kwamen, hadden zij vergeten broden mee te nemen. | 5 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
515 | Jezus nu zei tot hen: Let op en past op voor het zuurdeeg van de farizeeen en sadduceeen. | 6 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
516 | Zij nu overlegden onder elkaar en zeiden: Dat is omdat wij geen broden hebben meegenomen. | 7 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
517 | Daar nu Jezus dit merkte, zei Hij: Waarom overlegt u onder elkaar, kleingelovigen, dat u geen brodenhebt meegenomen? | 8 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
518 | Begrijpt u nog niet, en herinnert u zich niet de vijf broden van de vijfduizend, en hoeveel korven umeenam? | 9 | 15 | Mattheüs | 40.0 |
519 | Of de zeven broden van de vierduizend, en hoe veel manden u meenam?Mattheüs 16 | 10 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
520 | Hoe begrijpt u niet, dat Ik u niet over broden heb gesproken? Past u echter op voor het zuurdeegvan de farizeeen en sadduceeen. | 11 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
521 | Toen beseften zij, dat Hij niet had gezegd dat zij moesten oppassen voor het zuurdeeg van de broden, maar voor de leer van de farizeeen en sadduceeen. | 12 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
522 | Toen nu Jezus gekomen was in de streken van Caesareafilippi, vroeg Hij zijn discipelen aldus:Wie zeggen de mensen dat de Zoon des mensenis? | 13 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
523 | Zij nu zeiden: Sommigen: Johannes de doper; en anderen: Elia; en weer anderen: Jeremia of een vande profeten. | 14 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
524 | Hij zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat Ik ben?16 Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. | 15 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
525 | Jezus nu antwoordde en zei tot hem: Gelukkig ben jij, Simon, Barjona, want vlees en bloed heeft jedat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in dehemelen is. | 17 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
526 | En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poortenvan de hades zullen haar niet overweldigen. | 18 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
527 | Ik zal je de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en alles wat jij zult binden op de aarde, zalgebonden zijn in de hemelen, en alles wat jij zultontbinden op de aarde, zal ontbonden zijn in dehemelen.Mattheüs 16 | 19 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
528 | Toen verbood Hij zijn discipelen, dat zij iemand zouden zeggen dat Hij de Christus was. | 20 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
529 | Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijdenvanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dagworden opgewekt. | 21 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
530 | En Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen en zei: God zij U genadig, Heer, dat zalU geenszins gebeuren. | 22 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
531 | Hij echter keerde Zich om en zei tot Petrus: Ga weg, achter Mij, satan, je bent Mij een aanstoot;want je bedenkt niet de dingen van God, maar dedingen van de mensen. | 23 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
532 | Toen zei Jezus tot zijn discipelen: Als iemand ach ter Mij wil komen, laat hij zichzelf verloochenen,zijn kruis opnemen en Mij volgen. | 24 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
533 | Want wie zijn leven wil behouden, zal het verlie zen, maar wie zijn leven verliest ter wille van Mij,zal het vinden. | 25 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
534 | Want wat zal het een mens baten als hij de hele wereld wint, maar zijn ziel erbij inboet? Of wat zaleen mens geven in ruil voor zijn ziel? | 26 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
535 | Want de Zoon des mensen staat te komen in de heerlijkheid van zijn Vader met zijn engelen, endan zal Hij ieder vergelden naar zijn doen. | 27 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
536 | Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van hen die hier staan, die de dood geenszins zullen smaken voordat zij de Zoon des mensen hebben zienkomen in zijn koninkrijk.Mattheüs 16 | 28 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
537 | En na zes dagen nam Jezus Petrus, Jakobus en zijn broer Johannes mee en bracht hen afzonderlijk opeen hoge berg. | 1 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
538 | En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd; en zijn gezicht straalde als de zon en zijn klerenwerden wit als het licht. | 2 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
539 | En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken. | 3 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
540 | Petrus nu antwoordde en zei tot Jezus: Heer, het is goed dat wij hier zijn; als U wilt, zal ik hier drietenten maken, voor U een, voor Mozes een envoor Elia een. | 4 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
541 | Terwijl hij nog sprak, zie, een lichtende wolk over schaduwde hen; en zie, een stem uit de wolk, diezei: Deze is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen gevonden heb, hoort Hem. | 5 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
542 | En toen de discipelen dit hoorden, vielen zij op hun gezicht en werden zeer bang. | 6 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
543 | En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zei: Staat op en weest niet bang. | 7 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
544 | Toen zij nu hun ogen opsloegen, zagen zij nie mand dan Jezus alleen. | 8 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
545 | En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun aldus: Zegt aan niemand het gezicht, voordatde Zoon des mensen uit de doden is opgewekt. | 9 | 16 | Mattheüs | 40.0 |
546 | En de discipelen vroegen Hem aldus: Waarom zeg gen de schriftgeleerden dan dat eerst Elia moetkomen?Mattheüs 17 | 10 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
547 | Hij nu antwoordde en zei: | 11 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
548 | Elia komt wel eerst en zal alles herstellen; Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en zij hebben hemniet erkend, maar aan hem gedaan alles wat zijwilden; zo zal ook de Zoon des mensen door henlijden. | 12 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
549 | Toen beseften de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de doper had gesproken. | 13 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
550 | En toen zij bij de menigte kwamen, kwam een mens naar Hem toe die voor Hem op de knieenviel en zei: | 14 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
551 | Heer, erbarm U over mijn zoon, want hij is maan ziek en heeft veel te lijden, want dikwijls valt hij inhet vuur en dikwijls in het water. | 15 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
552 | En ik heb hem bij uw discipelen gebracht en zij hebben hem niet kunnen genezen. | 16 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
553 | Jezus nu antwoordde en zei: O ongelovig en ver draaid geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem Mij hier. | 17 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
554 | En Jezus bestrafte hem, en de demon ging van hem uit, en het kind was genezen van dat uur af. | 18 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
555 | Toen kwamen de discipelen tot Jezus afzonderlijk en zeiden: Waarom konden wij hem niet uitdrijven? | 19 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
556 | Hij nu zei tot hen: Vanwege uw kleingeloof; want voorwaar, Ik zeg u: als u een geloof hebt als eenmosterdzaad, zult u tot deze berg zeggen:Verplaats u van hier daarheen, en hij zal zich verplaatsen; en niets zal u onmogelijk zijn.Mattheüs 17 | 20 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
557 | | 21 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
558 | Terwijl zij nu in Galilea om Hem samendrongen, zei Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in handen van mensen | 22 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
559 | en zij zullen Hem doden, en op de derde dag zal Hij worden opgewekt. En zij werden zeerbedroefd. | 23 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
560 | Toen zij nu in Kapernaum gekomen waren, kwa men de ontvangers van de didrachmen naar Petrustoe en zeiden: Betaalt uw meester de didrachmenniet? Hij zei: Jawel. | 24 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
561 | En toen hij in het huis was gekomen, was Jezus hem voor en zei: Wat denk je, Simon, van wie heffen de koningen van de aarde tol of belasting: vanhun zonen of van de vreemden? | 25 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
562 | Toen hij nu zei: Van de vreemden, zei Jezus tot hem: Dan zijn de zonen vrij. | 26 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
563 | Opdat wij hen echter geen aanstoot geven, ga naar zee, werp een vishaak uit en neem de eerstevis die bovenkomt, en als je zijn bek opendoet, zulje een stater vinden; neem die en geef hem hunvoor Mij en jou.Mattheüs 17 | 27 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
564 | Op dat uur kwamen de discipelen bij Jezus en zei den: Wie is toch de grootste in het koninkrijk derhemelen? | 1 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
565 | En Hij riep een kind bij Zich, plaatste het in hun midden | 2 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
566 | en zei: Voorwaar, Ik zeg u: als u niet verandert en wordt als de kinderen, zult u het koninkrijk derhemelen geenszins binnengaan. | 3 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
567 | Wie dan zichzelf zal vernederen als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen; | 4 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
568 | en wie een zo’n kind ontvangt in mijn naam, ont vangt Mij. | 5 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
569 | Wie echter een van deze kleinen die in Mij gelo ven, een aanleiding tot vallen is, het zou nuttigvoor hem zijn dat een molensteen om zijn halswerd gehangen en hij in de diepte van de zee zouzinken. | 6 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
570 | Wee de wereld vanwege de aanleidingen tot val len! Want het is noodzakelijk dat de aanleidingentot vallen komen; wee evenwel die mens door wiede aanleiding tot vallen komt! | 7 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
571 | Als nu uw hand of uw voet u een aanleiding tot vallen is, hak die af en werp die van u; het is betervoor u verminkt of kreupel het leven in te gaan,dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden. | 8 | 17 | Mattheüs | 40.0 |
572 | En als uw oog u een aanleiding tot vallen is, trek het uit en werp het van u; het is beter voor u meteen oog het leven in te gaan, dan met twee ogenin de hel van het vuur geworpen te worden.Mattheüs 18 | 9 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
573 | Let erop dat u niet een van deze kleinen veracht; want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelenaltijd het aangezicht zien van mijn Vader die in dehemelen is. | 10 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
574 | Wat denkt u? Als een mens honderd schapen heeft en een daarvan is afgedwaald, zal hij niet de negenennegentig op de bergen laten en het afgedwaalde gaan zoeken? | 1112 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
575 | En als het gebeurt dat hij het vindt, voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich meer verblijdt over dit dan overde negenennegentig die niet afgedwaald zijngeweest. | 13 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
576 | Zo is het niet de wil bij uw Vader die in de heme len is, dat een van deze kleinen verloren gaat. | 14 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
577 | Als nu uw broeder tegen u zondigt, ga heen, over tuig hem tussen u en hem alleen; | 15 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
578 | als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewon nen. Als hij echter niet luistert, neem nog een oftwee met u mee, opdat door de mond van twee ofdrie getuigen elk woord vaststaat. | 16 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
579 | Als hij echter hun geen gehoor geeft, zeg het aan de gemeente; als hij echter ook de gemeente geengehoor geeft, laat hij voor u zijn als de heiden ende tollenaar.Mattheüs 18 | 17 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
580 | Voorwaar, Ik zeg u: alles wat u zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemel; en alles watu zult ontbinden op de aarde, zal in de hemel ontbonden zijn. | 18 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
581 | Voorwaar, Ik zeg u tevens, dat als twee van u overeenstemmen op de aarde over enige zaak diezij maar zouden vragen, het hun ten deel zal vallen van mijn Vader die in de hemelen is. | 19 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
582 | Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. | 20 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
583 | Toen kwam Petrus bij Hem en zei tot Hem: Heer, hoe vaak zal mijn broeder tegen mij zondigen enik hem vergeven? | 21 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
584 | Tot zevenmaal? Jezus zei tot hem: Ik zeg je, niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zeven. | 22 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
585 | Daarom is het koninkrijk der hemelen gelijk gewor den aan een koning die met zijn slaven afrekeningwilde houden. | 23 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
586 | Toen hij nu begon af te rekenen, werd er een bij hem gebracht die tienduizend talenten schuldigwas. | 24 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
587 | Daar hij echter niets had om te betalen, beval zijn heer hem te verkopen met zijn vrouw en zijn kinderen en alles wat hij had, en dat er betaald moestworden. | 25 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
588 | De slaaf dan viel smekend voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. | 26 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
589 | De heer van die slaaf nu werd met ontferming bewogen, liet hem vrij en schold hem de leningkwijt.Mattheüs 18 | 27 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
590 | Toen die slaaf echter naar buiten ging, vond hij een van zijn medeslaven, die hem honderd denaren schuldig was; en hij pakte hem beet, greephem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent. | 28 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
591 | Zijn medeslaaf dan viel neer en smeekte hem aldus: Heb geduld met mij en ik zal je betalen. | 29 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
592 | Hij wilde echter niet, maar ging weg en wierp hem in de gevangenis, totdat hij zou betalen wat hijschuldig was. | 30 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
593 | Toen zijn medeslaven dan zagen wat er was gebeurd, werden zij zeer bedroefd; en zij gingenhun heer alles wat er gebeurd was uiteenzetten. | 31 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
594 | Toen riep zijn heer hem bij zich en zei tot hem: Boze slaaf, die hele schuld heb ik je kwijtgescholden, daar je mij gesmeekt hebt; | 32 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
595 | had ook jij je niet moeten erbarmen over je mede slaaf, zoals ook ik mij over jou erbarmd heb? | 33 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
596 | En zijn heer werd toornig en leverde hem over aan de folteraars, totdat hij alles zou betalen wat hijhem schuldig was. | 34 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
597 | Zo zal ook mijn hemelse Vader u doen, als u niet ieder zijn broeder van harte vergeeft.Mattheüs 18 | 35 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
598 | En het gebeurde toen Jezus deze woorden had beeindigd, dat Hij van Galilea vertrok en in hetgebied van Judea kwam, over de Jordaan. | 1 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
599 | En vele menigten volgden Hem, en Hij genas hen daar. | 2 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
600 | En de farizeeen kwamen bij Hem om Hem te ver zoeken en zeiden: Is het een man geoorloofd zijnvrouw te verstoten om iedere reden? | 3 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
601 | Hij antwoordde echter en zei: Hebt u niet gelezen dat Hij die hen heeft geschapen, hen van hetbegin af als man en vrouw heeft gemaakt | 4 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
602 | en gezegd heeft: ’Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangenen die twee zullen tot een vlees zijn’? | 5 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
603 | Dus zijn zij niet meer twee maar een vlees. Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens datniet scheiden. | 6 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
604 | Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft Mozes dan geboden een scheidbrief te geven en haar te verstoten? | 7 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
605 | Hij zei tot hen: Mozes heeft om de hardheid van uw harten u toegestaan uw vrouwen te verstoten;van het begin af is het echter niet zo geweest. | 8 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
606 | Ik zeg u echter, dat wie zijn vrouw verstoot, niet om hoererij, en met een andere trouwt, overspelpleegt; en wie met een verstoten vrouw trouwt,pleegt overspel. | 9 | 18 | Mattheüs | 40.0 |
607 | Zijn discipelen zeiden tot Hem: Als de zaak van de man met de vrouw zo staat, is het niet raadzaamte trouwen.Mattheüs 19 | 10 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
608 | Hij echter zei tot hen: Niet allen vatten dit woord, alleen zij aan wie het is gegeven; | 11 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
609 | want er zijn gesnedenen die zo uit de moeder schoot geboren zijn; en er zijn gesnedenen diedoor de mensen zijn gesneden; en er zijn gesnedenen die zichzelf hebben gesneden om het koninkrijk der hemelen. Wie het kan vatten, laat hij hetvatten. | 12 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
610 | Toen werden er kinderen bij Hem gebracht, opdat Hij hun de handen zou opleggen en bidden; dediscipelen echter bestraften hen. | 13 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
611 | Jezus echter zei: Laat de kinderen begaan en ver hindert ze niet bij Mij te komen; want van dezodanigen is het koninkrijk der hemelen. | 14 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
612 | En Hij legde hun de handen op en ging vandaar weg. | 15 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
613 | En zie, er kwam iemand naar Hem toe en zei tot Hem: Meester, wat voor goeds moet ik doen omeeuwig leven te hebben? | 16 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
614 | Hij nu zei tot hem: Wat vraagt u Mij over het goede? Een is de Goede. Als u echter het levenwilt binnengaan, bewaar de geboden. | 17 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
615 | Hij zei tot Hem: Welke? Jezus nu zei: U zult niet doden, u zult geen overspel plegen, u zult nietstelen, u zult niet vals getuigen, | 18 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
616 | eer uw vader en uw moeder, en u zult uw naaste liefhebben als uzelf. | 19 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
617 | De jongeman zei tot Hem: Dit alles heb ik onder houden; wat ontbreekt mij nog?Mattheüs 19 | 20 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
618 | Jezus zei tot hem: Als u volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezittingen en geef het aan de armen,en u zult een schat hebben in de hemelen, en kom,volg Mij. | 21 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
619 | Toen de jongeman echter dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg, want hij had vele bezittingen. | 22 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
620 | Jezus nu zei tot zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, dat een rijke moeilijk het koninkrijk der hemelen zalbinnengaan. | 23 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
621 | En opnieuw zeg Ik u: het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dateen rijke het koninkrijk van God binnengaat. | 24 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
622 | Toen de discipelen echter dit hoorden, stonden zij zeer versteld en zeiden: Wie kan dan behouden worden? | 25 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
623 | Jezus echter keek hen aan en zei tot hen: Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk. | 26 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
624 | Toen antwoordde Petrus en zei tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd; wat zal danvoor ons zijn? | 27 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
625 | Jezus nu zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, wanneer deZoon des mensen zal zitten op de troon van zijnheerlijkheid, u ook op twaalf tronen zult zitten omde twaalf stammen van Israel te oordelen. | 28 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
626 | En ieder die heeft verlaten huizen, broers, zusters, vader, moeder, vrouw, kinderen of akkers ter willevan mijn naam, zal honderdvoudig ontvangen eneeuwig leven beerven. | 29 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
627 | Vele eersten echter zullen de laatsten zijn, en laat sten de eersten.Mattheüs 19 | 30 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
628 | Want het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een heer des huizes die ‘s morgens vroeg naar buitenging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. | 1 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
629 | Toen hij het nu met de arbeiders eens was gewor den voor een denaar per dag, zond hij hen in zijnwijngaard. | 2 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
630 | En omstreeks het derde uur ging hij naar buiten en zag anderen werkloos staan op de markt. | 3 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
631 | En tot dezen zei hij: Gaat ook u in de wijngaard en wat billijk is zal ik u geven. En zij gingen. | 4 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
632 | Opnieuw nu ging hij naar buiten omstreeks het zesde en negende uur en deed evenzo. | 5 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
633 | Omstreeks het elfde uur nu ging hij naar buiten en vond anderen staan en zei tot hen: Waarom staatu hier de hele dag werkloos? | 6 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
634 | Zij zeiden tot hem: omdat niemand ons gehuurd heeft. Hij zei tot hen: Gaat ook u in de wijngaard. | 7 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
635 | Toen het nu avond geworden was, zei de heer van de wijngaard tot zijn beheerder: Roep de arbeidersen betaal hun het loon, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten. | 8 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
636 | Toen nu die van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denaar. | 9 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
637 | En toen de eersten kwamen, meenden zij dat zij meer zouden krijgen; en ook zij kregen elk dedenaar. | 10 | 19 | Mattheüs | 40.0 |
638 | En toen zij die kregen, mopperden zij tegen de heer des huizesMattheüs 20 | 11 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
639 | met de woorden: Deze laatsten hebben een uur gewerkt, en u hebt hen met ons gelijk gesteld diede last van de dag en de hitte gedragen hebben. | 12 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
640 | Hij echter antwoordde een van hen en zei: Vriend, ik doe u geen onrecht. Bent u het niet voor eendenaar eens geworden met mij? | 13 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
641 | Neem het uwe en ga heen! Ik wil echter aan deze laatste evenveel geven als aan u. | 14 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
642 | Of is het mij niet geoorloofd met het mijne te doen wat ik wil? Of is uw oog boos omdat ik goedben? | 15 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
643 | Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten. | 16 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
644 | En toen Jezus naar Jeruzalem opging, nam Hij de twaalf discipelen afzonderlijk tot Zich en zeionderweg tot hen: | 17 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
645 | Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden, en zij zullen Hem terdood veroordelen | 18 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
646 | en Hem overleveren aan de volken om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; en op dederde dag zal Hij worden opgewekt. | 19 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
647 | Toen kwam bij Hem de moeder van de zonen van Zebedeus met haar zonen, huldigde Hem en vroegiets van Hem. | 20 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
648 | Hij nu zei tot haar: Wat wilt u? Zij zei tot Hem: Zeg, dat deze twee zonen van mij mogen zitten,een aan uw rechterhand en een aan uw linkerhandin uw koninkrijk.Mattheüs 20 | 21 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
649 | Jezus antwoordde echter en zei: U weet niet wat u vraagt. Kunt u de drinkbeker drinken die Ik zaldrinken? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen het. | 22 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
650 | Hij zei tot hen: Mijn drinkbeker zult u wel drinken, maar het zitten aan mijn rechterhand en aan mijnlinkerhand is niet aan Mij om dat te geven, maar isvoor hen wie het door mijn Vader is bereid. | 23 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
651 | En toen de tien dit hoorden, namen zij het de twee broers zeer kwalijk. | 24 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
652 | Jezus nu riep hen bij Zich en zei: U weet, dat de oversten van de volken over hen heersen en degroten gezag over hen voeren. | 25 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
653 | Zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, | 26 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
654 | en wie onder u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn;28 zoals de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijnleven te geven tot een losprijs voor velen. | 27 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
655 | En toen zij Jericho uitgingen, volgde Hem een grote menigte. | 29 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
656 | En zie, toen twee blinden, die langs de weg zaten, hoorden dat Jezus voorbijging, riepen ze de woorden: Erbarm U over ons, Heer, Zoon van David!Mattheüs 20 | 30 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
657 | De menigte echter waarschuwde hen dat zij zou den zwijgen; zij riepen echter des te meer en zeiden: Erbarm U over ons, Heer, Zoon van David! | 31 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
658 | En Jezus bleef staan, riep hen en zei: Wat wilt u dat Ik u doe? | 32 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
659 | Zij zeiden tot Hem: Heer, dat onze ogen geopend worden. | 33 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
660 | Jezus nu werd met ontferming bewogen, raakte hun ogen aan, en terstond konden zij weer zien,en zij volgden Hem.Mattheüs 20 | 34 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
661 | En toen zij Jeruzalem naderden en bij Bethfage kwamen aan de Olijfberg, toen zond Jezus tweediscipelen en zei tot hen: | 1 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
662 | Gaat naar het dorp dat tegenover u ligt, en ter stond zult u een ezelin gebonden vinden en eenveulen bij haar; maakt ze los en brengt ze Mij. | 2 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
663 | En als iemand u iets zegt, dan moet u zeggen: De Heer heeft ze nodig, en terstond zal hij ze zenden. | 3 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
664 | Dit nu is gebeurd, opdat vervuld werd wat gespro ken is door de profeet, die zei: | 4 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
665 | ‘Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelinen op een veulen, het jong van een lastdier’. | 5 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
666 | Nadat de discipelen nu waren heengegaan en had den gedaan zoals Jezus hun had opgedragen, | 6 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
667 | brachten zij de ezelin en het veulen en legden hun kleren daarop, en Hij ging erop zitten. | 7 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
668 | De zeer grote menigte nu spreidde hun kleren op de weg, en anderen hakten takken van de bomenen spreidden ze op de weg. | 8 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
669 | De menigten nu die voor Hem uitgingen en zij die volgden, riepen de woorden: Hosanna voor deZoon van David! Gezegend Hij die komt in denaam van de Heer! Hosanna in de hoogste hemelen! | 9 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
670 | En toen Hij Jeruzalem was binnengegaan, kwam de hele stad in opschudding en zei: Wie is Deze? | 10 | 20 | Mattheüs | 40.0 |
671 | De menigten nu zeiden: Deze is de profeet, Jezus, van Nazareth in Galilea.Mattheüs 21 | 11 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
672 | En Jezus ging de tempel binnen en dreef allen uit die verkochten en kochten in de tempel, en detafels van de wisselaars keerde Hij om, en de stoelen van hen die duiven verkochten. | 12 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
673 | En Hij zei tot hen: Er staat geschreven:’ Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd’; umaakt er echter een rovershol van. | 13 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
674 | En er kwamen blinden en kreupelen bij Hem in de tempel en Hij genas hen. | 14 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
675 | Toen nu de overpriesters en de schriftgeleerden de wonderen zagen die Hij deed, en de kinderen diein de tempel de woorden riepen: Hosanna voor deZoon van David, namen zij het zeer kwalijk | 15 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
676 | en zeiden tot Hem: Hoort U wat dezen zeggen? Jezus nu zei tot hen: Jawel, maar hebt u nooitgelezen:’ Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U Zich lof bereid’? | 16 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
677 | En Hij verliet hen en ging naar buiten, de stad uit naar Bethanie, en overnachtte daar. | 17 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
678 | ‘s Morgens vroeg nu, toen Hij naar de stad terug keerde, had Hij honger. | 18 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
679 | En toen Hij een vijgeboom langs de weg zag, ging Hij er naar toe en vond niets daaraan dan alleenbladeren. En Hij zei tot hem: Laat van u in eeuwigheid geen vrucht meer komen! En de vijgeboomverdorde onmiddellijk. | 19 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
680 | En toen de discipelen dit zagen, verwonderden zij zich en zeiden: Hoe is de vijgeboom zo onmiddellijk verdord?Mattheüs 21 | 20 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
681 | Jezus nu antwoordde en zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u: als u geloof hebt en niet twijfelt, zult u nietalleen doen wat met de vijgeboom is gebeurd,maar al zegt u ook tot deze berg: Word opgeheven en in de zee geworpen, het zal gebeuren. | 21 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
682 | En alles wat u in het gebed gelovig vraagt, zult u ontvangen. | 22 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
683 | En toen Hij in de tempel gekomen was, kwamen, terwijl Hij leerde, de overpriesters en de oudstenvan het volk naar Hem toe en zeiden: Op welkgezag doet U deze dingen? En wie heeft U ditgezag gegeven? | 23 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
684 | Jezus nu antwoordde en zei tot hen: Ik zal u ook een ding vragen; als u Mij dat zegt, zal Ik u ookzeggen op welk gezag Ik deze dingen doe. | 24 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
685 | De doop van Johannes, vanwaar was die? Uit de hemel of uit mensen? Zij overlegden echter onderelkaar en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, zalHij tot ons zeggen: Waarom hebt u hem dan nietgeloofd? | 25 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
686 | Als wij echter zeggen: Uit mensen, dan zijn wij bang voor de menigte, want allen houdenJohannes voor een profeet. | 26 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
687 | En zij antwoordden Jezus en zeiden: Wij weten het niet. Hij zei dan ook tot hen: Dan zeg Ik u ook nietop welk gezag Ik deze dingen doe.Mattheüs 21 | 27 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
688 | Wat denkt u echter? Een mens had twee kinderen; hij ging naar de eerste en zei: Kind, ga vandaag inde wijngaard werken. | 28 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
689 | Hij antwoordde echter en zei: Ik wil niet! Later kreeg hij echter berouw en ging erheen. | 29 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
690 | Hij nu ging naar de tweede en sprak evenzo. Deze nu antwoordde en zei: Ik ga, heer! En hij gingniet. | 30 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
691 | Wie van deze twee deed de wil van zijn vader? Zij zeiden: De eerste. Jezus zei tot hen: Voorwaar, Ikzeg u: de tollenaars en de hoeren gaan u voor inhet koninkrijk van God. | 31 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
692 | Want Johannes is tot u gekomen in de weg van de gerechtigheid en u hebt hem niet geloofd; de tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd;hoewel u dit echter hebt gezien, hebt u later ookgeen berouw gehad om hem te geloven. | 32 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
693 | Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes die een wijngaard plantte, en hij zette ereen omheining omheen, groef een persbak daarinen bouwde een toren; en hij verhuurde hem aanlandlieden en ging buitenslands. | 33 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
694 | Toen nu de tijd van de vruchten was genaderd, zond hij zijn slaven naar de landlieden om zijnvruchten te ontvangen. | 34 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
695 | En de landlieden namen zijn slaven, sloegen de een, doodden de ander en stenigden de derde. | 35 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
696 | Opnieuw zond hij andere slaven, meer dan de eer sten, en zij deden met hen hetzelfde.Mattheüs 21 | 36 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
697 | Tenslotte nu zond hij tot hen zijn zoon en zei: Zij zullen mijn zoon ontzien. | 37 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
698 | Toen de landlieden echter de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Deze is de erfgenaam, komt, latenwij hem doden en zijn erfenis in bezit nemen. | 38 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
699 | En zij grepen hem, wierpen hem buiten de wijn gaard en doodden hem. | 39 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
700 | Wanneer dan de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die landlieden doen? | 40 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
701 | Zij zeiden tot Hem: Die kwaden zal hij een kwade dood laten sterven en de wijngaard aan anderelandlieden verhuren, die hem de vruchten op huntijd zullen afgeven. | 41 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
702 | Jezus zei tot hen: Hebt u nooit gelezen in de Schriften: ’De steen die de bouwlieden hebbenverworpen, die is geworden tot een hoeksteen;van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk inonze ogen’? | 42 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
703 | Daarom zeg Ik u, dat het koninkrijk van God van u zal worden weggenomen en aan een volk gegevendat de vruchten ervan opbrengt. | 43 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
704 | En wie op deze steen valt, zal verbrijzeld worden; en op wie hij valt, zal hij verpletteren. | 44 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
705 | En toen de overpriesters en de farizeeen zijn gelij kenissen hoorden, begrepen zij dat Hij van hensprak. | 45 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
706 | En terwijl zij Hem trachtten te grijpen, waren zij bang voor de menigten, daar die Hem voor eenprofeet hielden.Mattheüs 21 | 46 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
707 | En Jezus antwoordde en sprak opnieuw in gelijkenis sen tot hen en zei: | 1 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
708 | Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een koning die een bruiloft voor zijn zoon aanrichtte. | 2 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
709 | En hij zond zijn slaven uit om de genodigden te roe pen tot de bruiloft, en zij wilden niet komen. | 3 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
710 | Opnieuw zond hij andere slaven uit en zei: Zegt aan de genodigden: Zie, mijn middagmaal heb ikgereedgemaakt, mijn ossen en mijn gemeste beestenzijn geslacht en alles is gereed; komt tot de bruiloft. | 4 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
711 | Zij sloegen er echter geen acht op en gingen weg, de een naar zijn eigen akker, de ander naar zijnkoophandel; | 5 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
712 | de overigen nu grepen zijn slaven, mishandelden en doodden hen. | 6 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
713 | De koning nu werd toornig, en hij zond zijn legers en bracht die moordenaars om en stak hun stad inbrand. | 7 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
714 | Toen zei hij tot zijn slaven: De bruiloft is wel gereed, maar de genodigden waren het niet waard; | 8 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
715 | gaat daarom naar de kruispunten van de wegen en roept allen die u er zult vinden tot de bruiloft. | 9 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
716 | En die slaven gingen naar buiten naar de wegen en brachten allen samen die zij vonden, zowel bozen alsgoeden; en de bruiloft werd vol met hen die aanlagen. | 10 | 21 | Mattheüs | 40.0 |
717 | Toen nu de koning naar binnen was gegaan om hen die aanlagen te bezien, zag hij daar een mens dieniet bekleed was met een bruiloftskleed.Mattheüs 22 | 11 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
718 | En hij zei tot hem: Vriend, hoe bent u hier binnen gekomen zonder een bruiloftskleed aan te hebben?En hij zweeg. | 12 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
719 | Toen zei de koning tot zijn dienstknechten: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in debuitenste duisternis; daar zal het geween zijn enhet tandengeknars. | 13 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
720 | Want velen zijn geroepenen, maar weinigen uitver korenen. | 14 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
721 | Toen gingen de farizeeen beraadslagen om Hem in een woord te verstrikken. | 15 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
722 | En zij zonden tot Hem hun discipelen met de hero dianen om te zeggen: Meester, wij weten dat Uwaarachtig bent en de weg van God in waarheidleert en U om niemand bekommert, want U kijktmensen niet naar de ogen. | 16 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
723 | Zeg ons dan wat U denkt: Is het geoorloofd de keizer belasting te geven of niet? | 17 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
724 | Daar Jezus echter hun boosheid kende, zei Hij: Wat verzoekt u Mij, huichelaars? | 18 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
725 | Toont Mij de belastingmunt. Zij nu brachten Hem een denaar. | 19 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
726 | En Hij zei tot hen: Van wie is dit beeld en dit opschrift? | 20 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
727 | Zij zeiden tot Hem: Van de keizer. Toen zei Hij tot hen: Geeft dan aan de keizer wat van de keizer is,en aan God wat van God is. | 21 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
728 | En toen zij dit hoorden, verwonderden zij zich, en zij verlieten Hem en gingen weg.Mattheüs 22 | 22 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
729 | Op die dag kwamen er sadduceeen naar Hem toe, die zeggen dat er geen opstanding is; | 23 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
730 | en zij vroegen Hem aldus: Meester, Mozes heeft gezegd: Als iemand kinderloos sterft, dan zal zijnbroer met diens vrouw het zwagerhuwelijk sluitenen zijn broer nageslacht verwekken. | 24 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
731 | Nu waren er bij ons zeven broers; en nadat de eer ste getrouwd was, stierf hij; en daar hij geen nageslacht had, liet hij zijn vrouw na aan zijn broer. | 25 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
732 | Evenzo ook de tweede en de derde, tot zeven toe.27 Het laatst van allen nu stierf de vrouw.28 In de opstanding dan, wie van de zeven zal zij tot vrouw zijn? Want zij hebben haar allen gehad. | 26 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
733 | Jezus nu antwoordde en zei tot hen: U dwaalt, daar u de Schriften niet kent, noch de kracht vanGod. | 29 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
734 | Want in de opstanding trouwen zij niet en worden niet uitgehuwelijkt, maar zij zijn als engelen vanGod in de hemel. | 30 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
735 | Wat nu de opstanding van de doden betreft, hebt u niet gelezen wat door God tot u gesproken is,toen Hij zei: | 31 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
736 | ‘Ik ben de God van Abraham en de God van Izaak en de God van Jakob’? | 32 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
737 | Hij is niet de God van doden maar van levenden. En toen de menigten dit hoorden, stonden zij versteld over zijn leer.Mattheüs 22 | 33 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
738 | Toen nu de farizeeen hadden gehoord dat Hij de sadduceeen tot zwijgen had gebracht, kwamen zijbijeen. | 34 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
739 | En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: | 35 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
740 | Meester, wat is het grote gebod in de wet?37 Hij nu zei tot hem: ’U zult de Heer, uw God, lief hebben met heel uw hart en met heel uw ziel enmet heel uw verstand’. | 36 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
741 | Dit is het grote en eerste gebod.39 Het tweede nu, daaraan gelijk: ’U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. | 38 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
742 | Aan deze twee geboden hangt de hele wet en de profeten. | 40 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
743 | Toen nu de farizeeen bijeen waren, vroeg Jezus hun | 41 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
744 | aldus: Wat denkt u van de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Van David. | 42 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
745 | Hij zei tot hen: Hoe noemt David Hem dan in de Geest ’Heer’, als hij zegt: | 43 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
746 | ‘De Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten stel’? | 44 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
747 | Als dan David Hem ’Heer’ noemt, hoe is Hij zijn Zoon? | 45 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
748 | En niemand kon Hem een woord antwoorden, evenmin durfde iemand Hem van die dag af meeriets vragen.Mattheüs 22 | 46 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
749 | Toen sprak Jezus tot de menigten en tot zijn disci pelen | 1 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
750 | en zei: De schriftgeleerden en de farizeeen zijn gaan zitten op de stoel van Mozes. | 2 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
751 | Alles dan wat zij u ook zeggen, doet en bewaart dat, maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen en doen niet. | 3 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
752 | Zij nu binden zware en moeilijk te dragen lasten en leggen ze op de schouders van de mensen;maar zijzelf willen ze met hun vinger niet verroeren. | 4 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
753 | Al hun werken nu doen zij om door de mensen gezien te worden; want zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot; | 5 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
754 | en zij houden van de eerste plaats bij de maal tijden en de eerste zetels in de synagogen | 6 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
755 | en de begroetingen op de markten, en houden ervan zich door de mensen Rabbi te laten noemen.U echter, laat u niet Rabbi noemen; | 7 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
756 | want een is uw Meester, en u bent allen broeders.9 En noemt niemand uw vader op de aarde, want een is uw Vader: de Hemelse. | 8 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
757 | Laat u ook niet leermeesters noemen, want een is uw Leermeester: de Christus. | 10 | 22 | Mattheüs | 40.0 |
758 | De grootste van u echter zal uw dienstknecht zijn.Mattheüs 23 | 11 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
759 | Wie nu zichzelf zal verhogen, zal worden ver nederd; en wie zichzelf zal vernederen, zal worden verhoogd. | 12 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
760 | Wee u echter, schriftgeleerden en farizeeen, hui chelaars, want u sluit het koninkrijk der hemelenvoor de mensen; want uzelf gaat niet naar binnen,en hun die willen binnengaan, laat u niet toe binnen te komen. | 13 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
761 | Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u trekt de zee en het droge rond om eenproseliet te maken; en wanneer hij het gewordenis, maakt u van hem een zoon van de hel, tweemaal erger dan u. | 1415 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
762 | Wee u, blinde leidslieden, die zegt: Wie bij het tempelhuis zweert dat is niets; wie echter bij hetgoud van het tempelhuis zweert, is gebonden. | 16 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
763 | Dwazen en blinden, want wat is groter: het goud of het tempelhuis dat het goud heeft geheiligd? | 17 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
764 | En: Wie bij het altaar zweert dat is niets; wie echter bij de gave die daarop is zweert, is gebonden. | 18 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
765 | Dwazen en blinden, want wat is groter: de gave of het altaar dat de gave heiligt? | 19 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
766 | Wie nu zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop is.Mattheüs 23 | 20 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
767 | En wie zweert bij het tempelhuis, zweert daarbij en bij Hem die daarin woont. | 21 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
768 | En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop zit. | 22 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
769 | Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en dekomijn, en u laat het gewichtigste van de wet na:het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. | 23 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
770 | Deze dingen nu zou men moeten doen en de andere niet nalaten. Blinde leidslieden, die de muguitzift maar de kameel doorzwelgt. | 24 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
771 | Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker ende schotel, maar van binnen zijn zij vol roof enonmatigheid. | 25 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
772 | Blinde farizeeer, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, opdat ook de buitenkantdaarvan rein wordt. | 26 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
773 | Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u lijkt op witgepleisterde graven, die vanbuiten wel fraai schijnen, maar van binnen voldoodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. | 27 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
774 | Zo ook u, van buiten schijnt u de mensen wel rechtvaardig, maar van binnen bent u vol huichelarij en wetteloosheid. | 28 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
775 | Wee u, schriftgeleerden en farizeeen, huichelaars, want u bouwt de graven van de profeten en versiert de graftomben van de rechtvaardigenMattheüs 23 | 29 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
776 | en zegt: Als wij in de dagen van onze vaderen waren geweest, zouden wij niet hun deelgenotengeweest zijn in het bloed van de profeten. | 30 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
777 | U getuigt dus van uzelf, dat u zonen bent van hen die de profeten hebben vermoord. | 31 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
778 | Maakt ook u de maat van uw vaderen vol!33 Slangen, adderengebroed, hoe zult u ontkomen aan het oordeel van de hel? | 32 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
779 | Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden; van hen zult u er doden en kruisigen, en van hen zult u er in uw synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen; | 34 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
780 | opdat alle rechtvaardige bloed over u komt dat op de aarde is vergoten, van het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoonvan Barachia, die u hebt vermoord tussen het tempelhuis en het altaar. | 35 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
781 | Voorwaar, Ik zeg u: dit alles zal over dit geslacht komen. | 36 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
782 | Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijlsheb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoalseen hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haarvleugels, en u hebt niet gewild. | 37 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
783 | Zie, uw huis wordt aan u woest overgelaten.39 Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ’Gezegend Hij die komt in denaam van de Heer’.Mattheüs 23 | 38 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
784 | En Jezus ging naar buiten en vertrok van de tem pel; en zijn discipelen kwamen naar Hem toe omHem op de gebouwen van de tempel te wijzen. | 1 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
785 | Hij nu antwoordde en zei tot hen: Ziet u dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u: er zal hier geen enkelesteen op de andere steen gelaten worden die nietzal worden afgebroken. | 2 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
786 | Toen Hij nu op de Olijfberg zat, kwamen de disci pelen afzonderlijk naar Hem toe en zeiden: Zegons, wanneer zullen deze dingen zijn, en wat ishet teken van uw komst en van de voleinding vande eeuw? | 3 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
787 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Kijkt u uit dat niemand u misleidt. | 4 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
788 | Want velen zullen komen onder mijn naam en zeg gen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen misleiden. | 5 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
789 | En u zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; let op, wordt niet verschrikt, want ditalles moet gebeuren, maar het is nog niet heteinde; | 6 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
790 | want volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen hongersnoden enaardbevingen zijn in verschillende plaatsen. | 7 | 23 | Mattheüs | 40.0 |
791 | Dit alles is echter het begin van de weeen.9 Dan zullen zij u overleveren om verdrukt te wor den en u doden, en u zult gehaat zijn door allevolken ter wille van mijn naam.Mattheüs 24 | 8 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
792 | En dan zullen velen ten val komen en elkaar over leveren en elkaar haten. | 10 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
793 | En vele valse profeten zullen opstaan en zij zullen velen misleiden. | 11 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
794 | En omdat de wetteloosheid zal toenemen, zal de lief de van de velen verkoelen. | 12 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
795 | Wie echter zal volharden tot het einde, die zal behouden worden. | 13 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
796 | En dit evangelie van het koninkrijk zal over het hele aardrijk worden gepredikt tot een getuigenis vooralle volken, en dan zal het einde komen. | 14 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
797 | Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waar van gesproken is door de profeet Daniel, zult zienstaan in de heilige plaats, laat hij die het leest, eropletten! laten dan zij die in Judea zijn, | 15 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
798 | vluchten naar de bergen;17 laat hij die op het dak is, niet naar beneden gaan om de dingen uit zijn huis te halen; en laat hij die op hetveld is, | 16 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
799 | niet terugkeren naar achteren om zijn kleed te halen.19 Wee echter de zwangeren en de zogenden in die dagen. | 18 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
800 | En bidt dat uw vlucht niet ‘s winters of op sabbat gebeurt. | 20 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
801 | Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er niet geweest is van het begin van de wereld af tot nutoe en er ook geenszins meer zal komen. | 21 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
802 | En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar terwille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.Mattheüs 24 | 22 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
803 | Als iemand in die tijd tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: hier, gelooft het niet. | 23 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
804 | Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en grote tekenen en wonderen geven omzo mogelijk ook de uitverkorenen te misleiden. | 24 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
805 | Zie, van tevoren heb Ik het u gezegd.26 Als zij dan tot u zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen. Zie, Hij is in de binnenkamers,gelooft het niet. | 25 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
806 | Want zoals de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, zo zal de komst van deZoon des mensen zijn. | 27 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
807 | Waar het aas is, daar zullen de gieren zich ver zamelen. | 28 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
808 | Terstond nu na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haarschijnsel niet geven, en de sterren zullen van dehemel vallen en de krachten van de hemelen zullen wankelen. | 29 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
809 | En dan zal het teken van de Zoon des mensen ver schijnen in de hemel; en dan zullen alle stammenvan het land weeklagen en zij zullen de Zoon desmensen zien komen op de wolken van de hemelmet kracht en grote heerlijkheid. | 30 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
810 | En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuin geschal, en zij zullen zijn uitverkorenen bijeenverzamelen uit de vier windstreken, van de uiterstenvan de hemelen tot de andere uitersten daarvan.Mattheüs 24 | 31 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
811 | Leert nu van de vijgeboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladerenuitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. | 32 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
812 | Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. | 33 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
813 | Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal geenszins voorbijgaan voordat al deze dingen zijn gebeurd. | 34 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
814 | De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. | 35 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
815 | Van die dag en dat uur echter weet niemand, ook de engelen van de hemelen niet, ook de Zoonniet, behalve de Vader alleen. | 36 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
816 | Want zoals de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. | 37 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
817 | Want zoals zij waren in die dagen voor de zond vloed, etend en drinkend, trouwend en uithuwelijkend, tot op de dag dat Noach in de ark ging, | 38 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
818 | en zij het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van deZoon des mensen zijn. | 39 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
819 | Dan zullen er twee op het veld zijn, een wordt meegenomen en een achtergelaten; | 40 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
820 | twee vrouwen zullen met de molensteen malen, een wordt meegenomen en een achtergelaten. | 41 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
821 | Waakt dan, want u weet niet op welke dag uw Heer komt.Mattheüs 24 | 42 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
822 | Weet echter dit, dat als de heer des huizes had geweten in welke nachtwaak de dief kwam, hij zouhebben gewaakt en niet hebben toegelaten dat inzijn huis werd ingebroken. | 43 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
823 | Daarom weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen. | 44 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
824 | Wie is dan de trouwe en wijze slaaf, die de heer over zijn huisbedienden gesteld heeft om hun hetvoedsel te geven op de juiste tijd? | 45 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
825 | Gelukkig die slaaf, die zijn heer, als hij komt, zo bezig zal vinden. | 46 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
826 | Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit tingen zal stellen. | 47 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
827 | Als die boze slaaf echter in zijn hart zegt:49 Mijn heer blijft uit, en zijn medeslaven begint te slaan en eet en drinkt met de dronkaards, | 48 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
828 | dan zal de heer van die slaaf komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een uur | 50 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
829 | dat hij het niet weet, en hij zal hem in tweeen hakken en zijn lot bij dat van de huichelaars stellen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.Mattheüs 24 | 51 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
830 | Dan zal het koninkrijk der hemelen gelijk zijn geworden aan tien maagden die hun lampennamen en uitgingen de bruidegom tegemoet. | 1 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
831 | Vijf van hen nu waren dwaas en vijf wijs.3 Want de dwaze namen hun lampen, maar namen geen olie met zich mee; | 2 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
832 | de wijze echter namen olie in hun kruiken, met hun lampen. | 4 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
833 | Toen nu de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. | 5 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
834 | Maar te middernacht klonk een geroep: Zie, de bruidegom! Gaat uit, hem tegemoet! | 6 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
835 | Toen stonden al die maagden op en brachten hun lampen in orde. | 7 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
836 | De dwaze nu zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. | 8 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
837 | De wijze antwoordden echter en zeiden: Nee, opdat er niet misschien voor ons en voor u helemaal niet genoeg is; gaat liever naar de verkopersen koopt voor uzelf. | 9 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
838 | Toen zij echter weggingen om te kopen, kwam de bruidegom; en zij die gereed waren, gingen methem naar binnen naar de bruiloft, en de deur werdgesloten. | 10 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
839 | Daarna echter kwamen ook de overige maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! | 11 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
840 | Hij echter antwoordde en zei: Voorwaar, ik zeg u: ik ken u niet. | 12 | 24 | Mattheüs | 40.0 |
841 | Waakt dan, want u kent de dag of het uur niet.Mattheüs 25 | 13 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
842 | Want het is als een mens die buitenslands ging en zijn eigen slaven riep en hun zijn bezittingen toevertrouwde. | 14 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
843 | En de een gaf hij vijf talenten, de ander twee, de derde een, ieder naar zijn eigen bekwaamheid; enhij ging terstond buitenslands. | 15 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
844 | Hij nu die de vijf talenten had ontvangen, ging heen en handelde daarmee en won er vijf anderebij. | 16 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
845 | Evenzo won ook die met de twee er twee bij.18 Degene echter die het ene had ontvangen, ging weg en groef in de grond en verborg het geld vanzijn heer. | 17 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
846 | Na lange tijd nu kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. | 19 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
847 | En hij die de vijf talenten had ontvangen, kwam bij hem en bracht vijf andere talenten en zei: Heer, vijftalenten hebt u mij toevertrouwd, zie, vijf anderetalenten heb ik daarbij gewonnen. | 20 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
848 | Zijn heer zei tot hem: Voortreffelijk, goede en trou we slaaf, over weinig ben je trouw geweest, overveel zal ik je stellen; ga de vreugde van je heer in. | 21 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
849 | Degene nu met de twee talenten kwam ook bij hem en zei: Heer, twee talenten hebt u mij toevertrouwd, zie, twee andere talenten heb ik daarbijgewonnen. | 22 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
850 | Zijn heer zei tot hem: Voortreffelijk, goede en trou we slaaf, over weinig ben je trouw geweest, overveel zal ik je stellen; ga de vreugde van je heer in.Mattheüs 25 | 23 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
851 | Hij nu die het ene talent had ontvangen, kwam ook bij hem en zei: Heer, ik wist van u dat u een hardmens bent, die maait waar u niet hebt gezaaid eninzamelt vanwaar u niet hebt uitgestrooid; | 24 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
852 | en ik was bang en ben weggegaan en heb uw talent verborgen in de grond; zie, hier hebt u het uwe. | 25 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
853 | Zijn heer antwoordde echter en zei tot hem: Boze en luie slaaf! Je wist dat ik maai waar ik niet hebgezaaid, en inzamel vanwaar ik niet heb uitgestrooid? | 26 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
854 | Dan had je mijn geld bij de bankiers moeten bren gen, en ik zou bij mijn komst het mijne met rentehebben teruggekregen. | 27 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
855 | Neemt dan het talent van hem af en geeft het aan hem die de tien talenten heeft. | 28 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
856 | Want aan ieder die heeft, zal worden gegeven en hij zal overvloedig hebben; van hem echter die nietheeft, ook wat hij heeft zal van hem worden genomen. | 29 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
857 | En werpt de nutteloze slaaf uit in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. | 30 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
858 | Wanneer nu de Zoon des mensen komt in zijn heer lijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zittenop de troon van zijn heerlijkheid; | 31 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
859 | en voor Hem zullen alle volken worden verzameld, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder deschapen van de bokken scheidt; | 32 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
860 | en Hij zal de schapen aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linker.Mattheüs 25 | 33 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
861 | Dan zal de koning zeggen tot hen die aan zijn rechterhand zijn: Komt, gezegenden van mijnVader, beerft het koninkrijk dat u bereid is van degrondlegging van de wereld af; | 34 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
862 | want Ik had honger en u hebt Mij te eten ge geven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij opgenomen; | 35 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
863 | naakt en u hebt Mij gekleed; Ik was ziek en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bijMij gekomen. | 36 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
864 | Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer zagen wij U hongerig enhebben U gevoed, of dorstig en hebben U te drinken gegeven? | 37 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
865 | En wanneer zagen wij U als vreemdeling en heb ben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? | 38 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
866 | En wanneer zagen wij U ziek of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? | 39 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
867 | En de koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar, Ik zeg u: voor zoveel u het hebt gedaanaan een van de geringsten van deze broeders vanmij, hebt u het Mij gedaan. | 40 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
868 | Dan zal Hij ook zeggen tot hen die aan zijn linker hand zijn: Gaat weg van Mij, vervloekten, in heteeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen isbereid; | 41 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
869 | want Ik had honger en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij niet te drinken gegeven;Mattheüs 25 | 42 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
870 | Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet opge nomen; naakt en u hebt Mij niet gekleed; ziek enin de gevangenis en u hebt Mij niet bezocht. | 43 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
871 | Dan zullen ook dezen antwoorden en zeggen: Heer, wanneer zagen wij U hongerig of dorstig ofals vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? | 44 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
872 | Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u: voor zoveel u het aan een van dezegeringsten niet hebt gedaan, hebt u het Mij ookniet gedaan. | 45 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
873 | En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.Mattheüs 25 | 46 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
874 | En het gebeurde, toen Jezus al deze woorden had geeindigd, dat Hij tot zijn discipelen zei: | 1 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
875 | U weet dat na twee dagen het pascha is en de Zoon des mensen wordt overgeleverd om gekruisigd te worden. | 2 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
876 | Toen kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk bijeen in de voorhof van de hogepriester,Kajafas geheten; | 3 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
877 | en zij beraadslaagden dat zij Jezus met list zouden grijpen en doden; | 4 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
878 | maar zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding onder het volk komt. | 5 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
879 | Toen nu Jezus in Bethanie was in het huis van Simon de melaatse, | 6 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
880 | kwam bij Hem en vrouw met een albasten fles met zeer kostbare balsem en goot die uit op zijnhoofd, terwijl Hij aanlag. | 7 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
881 | Toen nu de discipelen dit zagen, namen zij het haar zeer kwalijk en zeiden: Waartoe die verkwisting? | 8 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
882 | Want deze had duur verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. | 9 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
883 | Jezus echter, die dit wist, zei tot hen: Waarom valt u de vrouw lastig? Want zij heeft een goed werkaan Mij verricht. | 10 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
884 | Want de armen hebt u altijd bij u, Mij echter hebt u niet altijd. | 11 | 25 | Mattheüs | 40.0 |
885 | Want dat zij deze balsem op mijn lichaam heeft gegoten, heeft zij gedaan voor mijn begrafenis.Mattheüs 26 | 12 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
886 | Voorwaar, Ik zeg u: overal waar dit evangelie wordt gepredikt in de hele wereld, zal ook van watdeze heeft gedaan, gesproken worden tot haargedachtenis. | 13 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
887 | Toen ging een van de twaalf, Judas Iskariot ge heten, naar de overpriesters | 14 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
888 | en zei: Wat wilt u mij geven? Dan zal ik Hem aan u overleveren. | 15 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
889 | Zij nu betaalden hem dertig zilverlingen uit. En van toen af zocht hij een gelegenheid om Hemover te leveren. | 16 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
890 | Op de eerste dag nu van de ongezuurde broden kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waarwilt U dat wij U toebereidselen maken om hetpascha te eten? | 17 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
891 | Hij nu zei: Gaat de stad in naar dieendie en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij uzal Ik het pascha houden met mijn discipelen. | 18 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
892 | En de discipelen deden zoals Jezus hun had opge dragen en bereidden het pascha. | 19 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
893 | Toen het nu avond was geworden, lag Hij aan met de twaalf discipelen. | 20 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
894 | En terwijl zij aten, zei Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal overleveren. | 21 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
895 | En zij werden zeer bedroefd en begonnen een voor een tot Hem te zeggen: Ik toch niet, Heer? | 22 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
896 | Hij nu antwoordde en zei: Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt, die zal Mij overleveren.Mattheüs 26 | 23 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
897 | De Zoon des mensen gaat wel heen zoals van Hem geschreven staat, maar wee die mens door wie deZoon des mensen wordt overgeleverd. | 24 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
898 | Het zou goed voor die mens zijn als hij niet ge boren was. Judas nu, die Hem overleverde, antwoordde en zei: Ik toch niet, Rabbi? Hij zei tothem: Jij hebt het gezegd. | 25 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
899 | Terwijl zij nu aten, nam Jezus brood en nadat Hij had gezegend, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en zei: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. | 26 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
900 | En Hij nam de drinkbeker, en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zei: Drinkt allen daaruit. | 27 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
901 | Want dit is mijn bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving vanzonden. | 28 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
902 | Ik zeg u echter, dat Ik van nu aan geenszins zal drinken van deze vrucht van de wijnstok tot op diedag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in hetkoninkrijk van mijn Vader. | 29 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
903 | En nadat zij de lofzang hadden gezongen, gingen zij naar buiten naar de Olijfberg. | 30 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
904 | Toen zei Jezus tot hen: U zult allen over Mij ten val komen in deze nacht; want er staat geschreven: ’Ik zal de herder slaan en de schapen van dekudde zullen verstrooid worden’. | 31 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
905 | Nadat Ik echter zal zijn opgewekt, zal Ik u voor gaan naar Galilea. | 32 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
906 | Petrus echter antwoordde en zei tot Hem: Al zullen allen over U ten val komen, Ik zal nooit ten valkomen.Mattheüs 26 | 33 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
907 | Jezus zei tot hem: Voorwaar, Ik zeg je dat je in deze nacht, voordat de haan kraait, Mij driemaalzult verloochenen. | 34 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
908 | Petrus zei tot Hem: Ook al moest ik met U sterven, Ik zal U geenszins verloochenen. Evenzo sprakenook alle discipelen. | 35 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
909 | Toen kwam Jezus met hen aan een plaats, Gethsemane geheten, en Hij zei tot de discipelen:Gaat hier zitten terwijl Ik heenga en daar bid. | 36 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
910 | En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus mee en begon bedroefd en zeer beangst te worden. | 37 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
911 | Toen zei Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij. | 38 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
912 | En Hij ging iets verder, viel op zijn aangezicht en bad aldus: Mijn Vader, als het mogelijk is, laatdeze drinkbeker Mij voorbijgaan; echter niet zoalsIk wil, maar zoals U wilt. | 39 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
913 | En Hij kwam bij de discipelen en vond hen in slaap, en Hij zei tot Petrus: Je was dus niet in staateen uur met Mij te waken? | 40 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
914 | Waakt en bidt, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. | 41 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
915 | Opnieuw, voor de tweede keer ging Hij weg en bad aldus: Mijn Vader, als deze niet kan voorbijgaan tenzij Ik hem drink, moge uw wil gebeuren.Mattheüs 26 | 42 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
916 | En opnieuw, toen Hij kwam, vond Hij hen in slaap, want hun ogen waren zwaar geworden. | 43 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
917 | En Hij verliet hen, ging opnieuw weg en bad voor de derde keer, terwijl Hij opnieuw hetzelfde woordsprak. | 44 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
918 | Toen kwam Hij bij zijn discipelen en zei tot hen: Slaapt nu verder en rust. Zie, het uur is genaderden de Zoon des mensen wordt overgeleverd inhanden van zondaars. | 45 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
919 | Staat op, laten wij gaan; zie, hij die Mij overlevert is nabij. | 46 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
920 | En terwijl Hij nog sprak, zie Judas, een van de twaalf, kwam en met hem een grote menigte metzwaarden en stokken, van de overpriesters en oudsten van het volk vandaan. | 47 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
921 | Nu had hij die Hem overleverde, hun een teken gegeven en gezegd: Die ik zal kussen, Die is het;grijpt Hem! | 48 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
922 | En terstond ging hij naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij kuste Hem innig. | 49 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
923 | Jezus echter zei tot hem: Vriend, waarvoor ben je hier? Toen gingen zij naar Hem toe, sloegen dehanden aan Jezus en grepen Hem. | 50 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
924 | En zie, een van hen die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard en trof de slaaf van dehogepriester en sloeg hem het oor af. | 51 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
925 | Toen zei Jezus tot hem: Steek je zwaard weer op zijn plaats; want allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard omkomen.Mattheüs 26 | 52 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
926 | Of meen je dat Ik mijn Vader niet kan bidden en Hij zal Mij dadelijk meer dan twaalf legioenenengelen terzijde stellen? | 53 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
927 | Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden dat het zo moet gebeuren? | 54 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
928 | Op dat ogenblik zei Jezus tot de menigten: Bent u erop uitgegaan als tegen een rover, met zwaardenen stokken, om Mij gevangen te nemen? Dagelijkszat Ik in de tempel te leren, en u hebt Mij nietgegrepen. | 55 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
929 | Dit alles is echter gebeurd opdat de Schriften van de profeten vervuld worden. Toen verlieten allediscipelen Hem en vluchtten. | 56 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
930 | Zij nu die Jezus hadden gegrepen, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, waar de schriftgeleerden en de oudsten waren bijeengekomen. | 57 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
931 | Petrus nu volgde Hem uit de verte tot aan de voorhof van de hogepriester, en nadat hij naarbinnen was gegaan, zat hij bij de dienaren om deafloop te zien. | 58 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
932 | De overpriesters nu en de hele Raad zochten een vals getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem kondendoden. En zij vonden er geen, | 59 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
933 | hoewel vele valse getuigen waren opgekomen.61 Tenslotte echter kwamen er twee op, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan het tempelhuis van Godafbreken en het na drie dagen opbouwen. | 60 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
934 | En de hogepriester stond op en zei tot Hem: Antwoordt U niets? Wat getuigen dezen tegen U?Mattheüs 26 | 62 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
935 | Jezus echter zweeg. En de hogepriester antwoord de en zei tot Hem: Ik bezweer U bij de levendeGod, dat U ons zegt of U de Christus bent, deZoon van God! | 63 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
936 | Jezus zei tot hem: U hebt het gezegd. Ik zeg u evenwel: van nu aan zult u de Zoon des mensenzien zitten aan de rechterhand van de kracht enzien komen op de wolken van de hemel. | 64 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
937 | Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: Hij heeft gelasterd; waarom hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt u de lastering gehoord;wat vindt u ervan? | 65 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
938 | Zij nu antwoordden en zeiden: Hij is de dood schuldig. | 66 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
939 | Toen spuwden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem met vuisten, | 67 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
940 | en zij gaven Hem kaakslagen en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het die U heeft geslagen? | 68 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
941 | Petrus nu zat buiten in de voorhof; en een dienst meisje kwam naar hem toe en zei: Ook u was metJezus de Galileeer. | 69 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
942 | Hij loochende het echter ten aanhoren van allen en zei: Ik weet niet wat u zegt. | 70 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
943 | Toen hij nu naar buiten ging naar de voorpoort, zag een andere vrouw hem en zij zei tot hen diedaar waren: Ook deze was met Jezus de Nazoreeer. | 71 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
944 | En hij loochende het opnieuw met een eed: Ik ken de mens niet!Mattheüs 26 | 72 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
945 | Kort daarna nu kwamen zij die daar stonden naar hem toe en zeiden tot Petrus: Werkelijk, ook ubent een van hen, want ook uw spraak maakt uopenbaar. | 73 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
946 | Toen begon hij te vloeken en te zweren: Ik ken de mens niet! | 74 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
947 | En terstond kraaide de haan. En Petrus herinnerde zich het woord van Jezus, die gezegd had: Voordatde haan kraait, zul je Mij driemaal verloochenen.En hij ging naar buiten en weende bitter.Mattheüs 26 | 75 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
948 | Toen het nu morgen was geworden, beraadslaag den al de overpriesters en de oudsten van het volktegen Jezus om Hem te doden. | 1 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
949 | En nadat zij Hem hadden gebonden, leidden zij Hem weg en leverden Hem over aan PontiusPilatus, de stadhouder. | 2 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
950 | Toen kreeg Judas, die Hem had overgeleverd, berouw, toen hij zag dat Hij was veroordeeld, enbracht de dertig zilverlingen aan de overpriestersen oudsten terug | 3 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
951 | en zei: Ik heb gezondigd door onschuldig bloed over te leveren! Zij echter zeiden: Wat gaat onsdat aan? Dat is uw zaak. | 4 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
952 | En na de zilverlingen in het tempelhuis geworpen te hebben vertrok hij en ging weg en hing zichop. | 5 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
953 | De overpriesters nu namen de zilverlingen en zei den: Het is niet geoorloofd ze in de offerkist tewerpen, omdat het bloedgeld is. | 6 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
954 | Nadat zij nu hadden beraadslaagd, kochten zij daarmee de akker van de pottenbakker als eenbegraafplaats voor de vreemdelingen. | 7 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
955 | Daarom wordt die akker bloedakker genoemd, tot op heden. | 8 | 26 | Mattheüs | 40.0 |
956 | Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia, die zei: ’En zij namen de dertig zilverlingen, de waarde van de Gewaardeerde, waarop dievan de zonen Israels Hem gewaardeerd hadden,Mattheüs 27 | 9 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
957 | en gaven die voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heer mij had opgedragen’. | 10 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
958 | Jezus nu stond voor de stadhouder. En de stadhou der vroeg Hem aldus: Bent U de koning der Joden?Jezus nu zei: U zegt het. | 11 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
959 | En toen Hij door de overpriesters en oudsten werd beschuldigd, antwoordde Hij niets. | 12 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
960 | Toen zei Pilatus tot Hem: Hoort U niet hoeveel zij tegen U getuigen? | 13 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
961 | En Hij antwoordde hem op geen enkel woord, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde. | 14 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
962 | Nu was de stadhouder op elk feest gewoon de menigte een gevangene los te laten, die zij wilden. | 15 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
963 | Nu hadden zij toen een berucht gevangene, Jezus Barabbas geheten. | 16 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
964 | Toen zij dan bijeen waren, zei Pilatus tot hen: Wie wilt u dat ik u zal loslaten: Jezus Barabbas, of Jezusdie Christus wordt genoemd? | 17 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
965 | Want hij wist dat zij Hem uit afgunst hadden over geleverd. | 18 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
966 | Toen hij nu op de rechterstoel zat, zond zijn vrouw hem de boodschap: Heb niets te doen metdie Rechtvaardige; want ik heb heden in eendroom veel om Hem geleden. | 19 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
967 | De overpriesters en de oudsten echter overreedden de menigten dat zij Barabbas moesten vragen,maar Jezus ombrengen.Mattheüs 27 | 20 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
968 | De stadhouder nu antwoordde en zei tot hen: Wie van deze twee wilt u dat ik u loslaat? Zij nu zeiden: Barabbas. | 21 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
969 | Pilatus zei tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus die Christus wordt genoemd? Zij zeiden allen: LaatHij gekruisigd worden! | 22 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
970 | Hij echter zei: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? Zij riepen echter des te meer: Laat Hijgekruisigd worden! | 23 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
971 | Toen Pilatus nu zag dat het niets hielp, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij wateren waste zijn handen ten aanschouwen van demenigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloedvan deze Rechtvaardige; het is uw zaak! | 24 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
972 | En al het volk antwoordde en zei: Zijn bloed over ons en over onze kinderen! | 25 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
973 | Toen liet hij hun Barabbas los, maar Jezus geselde hij en leverde Hem over om gekruisigd te worden. | 26 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
974 | Toen namen de soldaten van de stadhouder Jezus mee in het pretorium en verzamelden tegen Hemde hele legerafdeling. | 27 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
975 | En na Hem ontkleed te hebben deden zij Hem een scharlaken mantel om; | 28 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
976 | en na een kroon van dorens gevlochten te hebben zetten zij die op zijn hoofd, en een rietstok in zijnrechterhand; en zij vielen op hun knieen voor Hemen bespotten Hem aldus: Gegroet, koning derJoden!Mattheüs 27 | 29 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
977 | En zij spuwden op Hem, namen de rietstok en sloegen op zijn hoofd. | 30 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
978 | En toen zij Hem hadden bespot, deden zij Hem de mantel af en deden Hem zijn kleren aan; en zijleidden Hem weg om Hem te kruisigen. | 31 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
979 | En toen zij naar buiten gingen, vonden zij een man uit Cyrene, Simon geheten; hem dwongen zijzijn kruis te dragen. | 32 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
980 | En toen zij bij een plaats waren gekomen, Golgotha geheten, dat betekent: Schedelplaats, | 33 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
981 | gaven zij Hem wijn met gal gemengd te drinken; en toen Hij die had geproefd, wilde Hij niet drinken. | 34 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
982 | Nadat zij Hem nu hadden gekruisigd, verdeelden zij zijn kleren door het lot te werpen. | 35 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
983 | En terwijl zij zaten, bewaakten zij Hem daar.37 En zij plaatsten boven zijn hoofd op schrift zijn beschuldiging: Deze is Jezus, de koning der Joden. | 36 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
984 | Toen werden met Hem twee rovers gekruisigd, een aan zijn rechterhand en een aan zijn linkerhand. | 38 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
985 | De voorbijgangers nu lasterden Hem, terwijl zij hun hoofden schudden | 39 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
986 | en zeiden: U die het tempelhuis afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf, als U Gods Zoonbent, en kom van het kruis af!Mattheüs 27 | 40 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
987 | Evenzo zeiden ook de overpriesters met de schrift geleerden en oudsten spottend: | 41 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
988 | Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet ver lossen. Hij is koning van Israel laat Hij nu van hetkruis afkomen en wij zullen in Hem geloven. | 42 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
989 | Hij vertrouwt op God laat Hij Hem nu redden als Hij behagen in Hem heeft! Want Hij heeft gezegd:Ik ben Gods Zoon. | 43 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
990 | Hetzelfde nu verweten Hem ook de rovers die met Hem waren gekruisigd. | 44 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
991 | Van het zesde uur af nu kwam er duisternis over het hele land tot het negende uur toe. | 45 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
992 | Omstreeks het negende uur nu riep Jezus met lui der stem de woorden: Eli, Eli, lema sabachthani?Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mijverlaten? | 46 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
993 | Sommigen nu van hen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: Deze roept Elia. | 47 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
994 | En terstond liep een van hen snel toe en nam een spons, vulde die met zure wijn, stak ze op eenrietstok en gaf Hem te drinken. | 48 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
995 | De overigen echter zeiden: Wacht, laten wij zien of Elia komt om Hem te verlossen. | 49 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
996 | Jezus nu riep opnieuw met luider stem en gaf de geest. | 50 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
997 | En zie, het voorhangsel van het tempelhuis scheur de van boven naar beneden in tweeen; en deaarde beefde en de rotsen scheurden.Mattheüs 27 | 51 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
998 | En de graven werden geopend en vele lichamen van de ontslapen heiligen werden opgewekt; | 52 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
999 | en zij gingen uit de graven na zijn opwekking en kwamen in de heilige stad en verschenen aanvelen. | 53 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1000 | Toen nu de hoofdman en zij die met hem Jezus bewaakten, de aardbeving zagen en de dingen diewaren gebeurd, werden zij zeer bang en zeiden:Waarlijk, Deze was Gods Zoon! | 54 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1001 | Nu waren daar vele vrouwen die uit de verte toe zagen, die Jezus waren gevolgd van Galilea omHem te dienen; | 55 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1002 | onder hen was Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder vande zonen van Zebedeus. | 56 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1003 | Toen het nu avond was geworden, kwam een rijk man van Arimathea, Jozef geheten, die ook zelfeen discipel van Jezus was geworden. | 57 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1004 | Deze kwam naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus het hem te geven. | 58 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1005 | En Jozef nam het lichaam, wikkelde het in een rein stuk linnen | 59 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1006 | en legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots had uitgehouwen; en na een grote steen voor deingang van het graf gewenteld te hebben ging hijweg.Mattheüs 27 | 60 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1007 | Nu waren daar Maria Magdalena en de andere Maria, gezeten tegenover het graf. | 61 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1008 | De volgende dag nu, dat is na de voorbereiding, kwamen de overpriesters en de farizeeen bijeen bijPilatus | 62 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1009 | en zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd dat deze verleider, toen Hij nog leefde, heeft gezegd:Na drie dagen word Ik opgewekt. | 63 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1010 | Beveel dan dat het graf wordt beveiligd tot de derde dag, opdat niet misschien zijn discipelenkomen en Hem stelen en tot het volk zeggen: Hijis opgewekt van de doden; en de laatste dwalingzou erger zijn dan de eerste. | 64 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1011 | Pilatus zei tot hen: U hebt een wacht; gaat heen, beveiligt het naar uw beste weten. | 65 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1012 | Zij nu gingen heen en beveiligden het graf met de wacht, na de steen verzegeld te hebben.Mattheüs 27 | 66 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1013 | Laat op de sabbat nu, tegen het aanbreken van de eerste dag van de week, kwam Maria Magdalenaen de andere Maria om het graf te bezien. | 1 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1014 | En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel van de Heer daalde neer uit de hemel, tradtoe en wentelde de steen af en ging daarop zitten. | 2 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1015 | Zijn gedaante nu was als een bliksem en zijn kle ding wit als sneeuw. | 3 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1016 | Uit bangheid voor hem nu beefden de wachters en werden als doden. | 4 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1017 | De engel antwoordde echter en zei tot de vrou wen: Weest u niet bang, want ik weet dat u Jezus,de gekruisigde zoekt. | 5 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1018 | Hij is hier niet, want Hij is opgewekt zoals Hij heeft gezegd. Komt hier, ziet de plaats waar deHeer gelegen heeft. | 6 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1019 | En gaat vlug heen en zegt zijn discipelen: Hij is opgewekt van de doden, en zie, Hij gaat u voornaar Galilea; daar zult u Hem zien. Zie, ik heb hetu gezegd. | 7 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1020 | En zij gingen vlug weg van het graf, met vrees en grote blijdschap, en liepen snel om het zijn discipelen te berichten. | 8 | 27 | Mattheüs | 40.0 |
1021 | En terwijl zij heengingen om het zijn discipelen te berichten, zie, Jezus ontmoette hen en zei:Gegroet! Zij nu kwamen naar Hem toe, grepen zijnvoeten en huldigden Hem.Mattheüs 28 | 9 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1022 | Toen zei Jezus tot hen: Weest niet bang; gaat heen, bericht mijn broeders dat zij moeten weggaan naar Galilea, en daar zullen zij Mij zien. | 10 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1023 | Terwijl zij nu heengingen, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en berichtten aan deoverpriesters alles wat er was gebeurd. | 11 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1024 | En nadat zij waren bijeengekomen met de oudsten en hadden beraadslaagd, gaven zij de soldatenveel geld | 12 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1025 | en zij zeiden: Zegt: zijn discipelen zijn ‘s nachts gekomen en hebben Hem gestolen terwijl wij sliepen. | 13 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1026 | En als dit de stadhouder ter ore komt, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorg bent. | 14 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1027 | Zij nu namen het geld en deden zoals hun geleerd was. En dit woord is bij de Joden verbreid tot opde dag van heden. | 15 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1028 | De elf discipelen nu gingen naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen had ontboden. | 16 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1029 | En toen zij Hem zagen, huldigden zij Hem, maar sommigen twijfelden. | 17 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1030 | En Jezus kwam naar hen toe en sprak tot hen de woorden: Mij is gegeven alle macht in hemel enop de aarde. | 18 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1031 | Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoonen de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alleswat Ik u heb geboden. | 19 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1032 | En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de volein ding van de eeuw.Mattheüs 28 | 20 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1033 | Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God; | 1 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1034 | zoals geschreven staat in de profeet Jesaja: ’Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die uw weg zal bereiden’; | 2 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1035 | ‘Stem van een roepende in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht’. | 3 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1036 | Johannes kwam en doopte in de woestijn en pre dikte de doop van bekering tot vergeving van zonden. | 4 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1037 | En het hele Judese land en alle Jeruzalemmers liepen uit naar hem toe en werden door hemgedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl zij hunzonden beleden. | 5 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1038 | En Johannes was gekleed in kameelhaar en een leren gordel om zijn lendenen en hij at sprinkhanen en wilde honing. | 6 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1039 | En hij predikte aldus: Na mij komt Hij die sterker is dan ik, Wiens schoenriemen ik niet waard benneerbukkend los te maken. | 7 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1040 | Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest. | 8 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1041 | En het gebeurde in die dagen dat Jezus kwam van Nazareth in Galilea en door Johannes werdgedoopt in de Jordaan. | 9 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1042 | En terstond toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif opZich neerdalen. | 10 | 28 | Mattheüs | 40.0 |
1043 | En er kwam een stem uit de hemelen: U bent mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden.Markus 1 | 11 | 1 | Markus | 41.0 |
1044 | En terstond dreef de Geest Hem uit naar de woes tijn. | 12 | 1 | Markus | 41.0 |
1045 | En Hij was in de woestijn veertig dagen, verzocht door de satan; en Hij was bij de wilde dieren, ende engelen dienden Hem. | 13 | 1 | Markus | 41.0 |
1046 | Maar nadat Johannes was overgeleverd, kwam Jezus naar Galilea en predikte het evangelie vanhet koninkrijk van God | 14 | 1 | Markus | 41.0 |
1047 | en zei: De tijd is vervuld en het koninkrijk van God is nabij gekomen; bekeert u en gelooft in hetevangelie. | 15 | 1 | Markus | 41.0 |
1048 | En toen Hij langs de zee van Galilea liep, zag Hij Simon en Andreas, de broer van Simon, een net inde zee uitwerpen, want zij waren vissers. | 16 | 1 | Markus | 41.0 |
1049 | En Jezus zei tot hen: Komt achter Mij en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt. | 17 | 1 | Markus | 41.0 |
1050 | En terstond lieten zij hun netten achter en volgden Hem. | 18 | 1 | Markus | 41.0 |
1051 | En toen Hij iets verder was gegaan, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijn broerJohannes, terwijl dezen in het schip bezig warenhun netten te verstellen. | 19 | 1 | Markus | 41.0 |
1052 | En terstond riep Hij hen; en zij lieten hun vader Zebedeus in het schip achter met de knechten engingen weg, Hem achterna. | 20 | 1 | Markus | 41.0 |
1053 | En zij gingen Kapernaum binnen; en terstond ging Hij op de sabbat in de synagoge en leerde. | 21 | 1 | Markus | 41.0 |
1054 | En zij stonden versteld over zijn leer, want Hij leer de hen als iemand die gezag heeft, en niet als deschriftgeleerden.Markus 1 | 22 | 1 | Markus | 41.0 |
1055 | En terstond was er in hun synagoge een mens met een onreine geest en hij riep de woorden uit: | 23 | 1 | Markus | 41.0 |
1056 | Wat hebben wij met U te maken, Jezus, Nazarener? Bent U gekomen om ons te verderven?Ik weet Wie U bent: de Heilige van God. | 24 | 1 | Markus | 41.0 |
1057 | En Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg en ga uit van hem. | 25 | 1 | Markus | 41.0 |
1058 | En de onreine geest liet hem stuiptrekken en ging met luider stem roepend van hem uit. | 26 | 1 | Markus | 41.0 |
1059 | En zij stonden allen verbaasd, zodat zij zich onder elkaar aldus afvroegen: Wat is dit? Welke nieuweleer is dit? Want met gezag gebiedt Hij zelfs deonreine geesten en zij gehoorzamen Hem! | 27 | 1 | Markus | 41.0 |
1060 | En het gerucht over Hem ging terstond overal uit in de hele omgeving van Galilea. | 28 | 1 | Markus | 41.0 |
1061 | En terstond gingen zij uit de synagoge en kwamen in het huis van Simon en Andreas, met Jakobus enJohannes. | 29 | 1 | Markus | 41.0 |
1062 | De schoonmoeder van Simon nu lag met koorts en terstond spraken zij met Hem over haar. | 30 | 1 | Markus | 41.0 |
1063 | En Hij ging naar haar toe, greep haar hand en richtte haar op; en de koorts verliet haar en zijdiende hen. | 31 | 1 | Markus | 41.0 |
1064 | Toen het nu avond was geworden en de zon was ondergegaan, brachten zij tot Hem alle lijdendenen bezetenen; | 32 | 1 | Markus | 41.0 |
1065 | en de hele stad had zich verzameld bij de deur.Markus 1 | 33 | 1 | Markus | 41.0 |
1066 | En Hij genas velen die aan allerlei ziekten leden, en vele demonen dreef Hij uit; en Hij liet de demonen niet toe te spreken, omdat zij wisten Wie Hijwas. | 34 | 1 | Markus | 41.0 |
1067 | En ‘s morgens vroeg, toen het nog diep in de nacht was, stond Hij op, ging naar buiten en gingweg naar een woeste plaats en daar bad Hij. | 35 | 1 | Markus | 41.0 |
1068 | En Simon haastte zich Hem achterna, met hen die bij hem waren; | 36 | 1 | Markus | 41.0 |
1069 | en zij vonden Hem en zeiden tot Hem: Allen zoe ken u. | 37 | 1 | Markus | 41.0 |
1070 | En Hij zei tot hen: Laten wij ergens anders heen gaan, naar de naburige plaatsen, opdat Ik ookdaar predik; want daartoe ben Ik uitgegaan. | 38 | 1 | Markus | 41.0 |
1071 | En Hij predikte in hun synagogen in heel Galilea en dreef de demonen uit. | 39 | 1 | Markus | 41.0 |
1072 | En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op zijn knieen viel en totHem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen. | 40 | 1 | Markus | 41.0 |
1073 | En met ontferming bewogen strekte Hij zijn hand uit, raakte hem aan en zei tot hem: Ik wil, wordgereinigd! | 41 | 1 | Markus | 41.0 |
1074 | En terstond week de melaatsheid van hem, en hij werd gereinigd. | 42 | 1 | Markus | 41.0 |
1075 | En na hem streng verboden te hebben liet Hij hem terstond van Zich weggaanMarkus 1 | 43 | 1 | Markus | 41.0 |
1076 | en zei tot hem: Let erop dat u niemand iets zegt; maar ga heen, toon u aan de priester en offer vooruw reiniging wat Mozes heeft geboden, hun toteen getuigenis. | 44 | 1 | Markus | 41.0 |
1077 | Maar toen hij was weggegaan, begon hij het zeer te verkondigen en de zaak te verbreiden, zodatJezus niet meer openlijk in de stad kon komen;maar Hij was buiten in woeste plaatsen; en zijkwamen naar Hem toe van alle kanten.Markus 1 | 45 | 1 | Markus | 41.0 |
1078 | En na enige dagen kwam Hij opnieuw in Kapernaum, en men hoorde dat Hij in huis was. | 1 | 1 | Markus | 41.0 |
1079 | En er verzamelden zich velen, zodat er zelfs bij de deur geen plaats meer was; en Hij sprak het woordtot hen. | 2 | 1 | Markus | 41.0 |
1080 | En er kwamen er die een verlamde bij Hem brach ten, door vier mannen gedragen. | 3 | 1 | Markus | 41.0 |
1081 | En daar zij hem niet bij Hem konden brengen van wege de menigte, namen zij de dakbedekking wegwaar Hij was; en na het dak opengebroken te hebben lieten zij het rustbed neer waarop de verlamdelag. | 4 | 1 | Markus | 41.0 |
1082 | En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tot de ver lamde: Kind, uw zonden worden vergeven. | 5 | 1 | Markus | 41.0 |
1083 | Nu zaten daar enige schriftgeleerden, die in hun harten overlegden: | 6 | 1 | Markus | 41.0 |
1084 | Waarom spreekt Deze zo? Hij lastert; wie kan zon den vergeven dan Een: God? | 7 | 1 | Markus | 41.0 |
1085 | En terstond onderkende Jezus in zijn geest dat zij zo bij zichzelf overlegden en zei tot hen: Waaromoverlegt u deze dingen in uw harten? | 8 | 1 | Markus | 41.0 |
1086 | Wat is gemakkelijker: te zeggen tot de verlamde: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Staop, neem uw rustbed op en loop? | 9 | 1 | Markus | 41.0 |
1087 | Maar opdat u weet dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven, zeiHij tot de verlamde: | 10 | 1 | Markus | 41.0 |
1088 | Ik zeg u: sta op, neem uw rustbed op en ga naar uw huis.Markus 2 | 11 | 2 | Markus | 41.0 |
1089 | En hij stond op en na terstond het rustbed opgeno men te hebben ging hij in het bijzijn van allen naarbuiten, zodat allen buiten zichzelf waren en God verheerlijkten en zeiden: Zoiets hebben wij nog nooitgezien! | 12 | 2 | Markus | 41.0 |
1090 | En Hij ging opnieuw naar buiten naar de zee; en de hele menigte kwam naar Hem toe en Hij leerde hen. | 13 | 2 | Markus | 41.0 |
1091 | En toen Hij verder ging, zag Hij Levi, de zoon van Alfeus, bij het tolhuis zitten; en Hij zei tot hem: VolgMij. En hij stond op en volgde Hem. | 14 | 2 | Markus | 41.0 |
1092 | En het gebeurde dat Hij in zijn huis aanlag, en vele tollenaars en zondaars lagen mee aan met Jezus enzijn discipelen, want zij waren met velen en zij volgden Hem. | 15 | 2 | Markus | 41.0 |
1093 | En toen de schriftgeleerden en de farizeeen Hem zagen eten met de zondaars en tollenaars, zeiden zijtot zijn discipelen: Waarom eet en drinkt Hij met detollenaars en zondaars? | 16 | 2 | Markus | 41.0 |
1094 | En toen Jezus dit hoorde, zei Hij tot hen: Zij die gezond zijn, hebben geen arts nodig, maar zij dieziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen teroepen, maar zondaars. | 17 | 2 | Markus | 41.0 |
1095 | En de discipelen van Johannes en de farizeeen waren aan het vasten; en zij kwamen en zeiden tot Hem:Waarom vasten de discipelen van Johannes en dediscipelen van de farizeeen, maar uw discipelen vasten niet? | 18 | 2 | Markus | 41.0 |
1096 | En Jezus zei tot hen: Kunnen de bruiloftsgasten soms vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang zij debruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten.Markus 2 | 19 | 2 | Markus | 41.0 |
1097 | Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen wordt weggenomen en dan zullen zij vasten, in die dag. | 20 | 2 | Markus | 41.0 |
1098 | Niemand naait een lap nieuwe stof op een oud kleed; anders scheurt het nieuwe ingezette stukiets van het oude kleed zelf af en de scheur wordterger. | 21 | 2 | Markus | 41.0 |
1099 | En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de wijn de zakken doen barsten en dewijn wordt uitgestort en de zakken gaan verloren;maar jonge wijn moet men in nieuwe zakkendoen. | 22 | 2 | Markus | 41.0 |
1100 | En het gebeurde dat Hij op de sabbat door de korenvelden ging, en zijn discipelen begonnenonder het lopen de aren te plukken. | 23 | 2 | Markus | 41.0 |
1101 | En de farizeeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat wat niet geoorloofd is? | 24 | 2 | Markus | 41.0 |
1102 | En Hij zei tot hen: Hebt u nooit gelezen wat David deed toen hij gebrek leed en honger had, hij en zijdie bij hem waren? | 25 | 2 | Markus | 41.0 |
1103 | Hoe hij het huis van God binnenging onder hoge priester Abjathar en de toonbroden at die menniet mag eten behalve de priesters, en ook gaf aanhen die bij hem waren? | 26 | 2 | Markus | 41.0 |
1104 | En Hij zei tot hen: De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. | 27 | 2 | Markus | 41.0 |
1105 | Daarom is de Zoon des mensen Heer ook van de sabbat.Markus 2 | 28 | 2 | Markus | 41.0 |
1106 | En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en daar was een mens met een verschrompelde hand. | 1 | 2 | Markus | 41.0 |
1107 | En zij letten op Hem of Hij hem op de sabbat zou genezen, om Hem te kunnen aanklagen. | 2 | 2 | Markus | 41.0 |
1108 | En Hij zei tot de mens met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan! | 3 | 2 | Markus | 41.0 |
1109 | En Hij zei tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven tebehouden of te doden? Maar zij zwegen. | 4 | 2 | Markus | 41.0 |
1110 | En Hij keek hen rondom met toorn aan, bedroefd over de verharding van hun hart, en zei tot demens: Strek uw hand uit. En hij strekte die uit enzijn hand werd hersteld. | 5 | 2 | Markus | 41.0 |
1111 | En de farizeeen gingen terstond naar buiten met de herodianen en beraadslaagden tegen Hem, hoezij Hem zouden ombrengen. | 6 | 2 | Markus | 41.0 |
1112 | En Jezus trok Zich met zijn discipelen terug naar de zee; en een grote volksmassa van Galilea volgde Hem | 7 | 2 | Markus | 41.0 |
1113 | en van Judea en van Jeruzalem en van Idumea en het Overjordaanse en rond Tyrus en Sidon, eengrote volksmassa, hoorden wat Hij deed en kwamen naar Hem toe. | 8 | 2 | Markus | 41.0 |
1114 | En Hij zei tot zijn discipelen dat een scheepje bij Hem moest blijven vanwege de menigte, opdat zijHem niet zouden verdringen. | 9 | 2 | Markus | 41.0 |
1115 | Want Hij genas velen, zodat allen die kwalen had den op Hem aandrongen, om Hem aan te raken.Markus 3 | 10 | 3 | Markus | 41.0 |
1116 | En als de onreine geesten Hem zagen, vielen zij voor Hem neer en schreeuwden de woorden: Ubent de Zoon van God! | 11 | 3 | Markus | 41.0 |
1117 | En Hij waarschuwde hen dringend dat zij Hem niet openbaar zouden maken. | 12 | 3 | Markus | 41.0 |
1118 | En Hij klom op de berg en riep bij Zich hen die Hijzelf wilde, en zij kwamen naar Hem toe. | 13 | 3 | Markus | 41.0 |
1119 | En Hij stelde er twaalf aan, die Hij ook apostelen noemde, opdat zij bij Hem zouden zijn en opdatHij hen zou uitzenden om te prediken | 14 | 3 | Markus | 41.0 |
1120 | en om macht te hebben de demonen uit te drij ven. | 15 | 3 | Markus | 41.0 |
1121 | En Hij stelde de twaalf aan en gaf Simon de naam Petrus; | 16 | 3 | Markus | 41.0 |
1122 | en Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes, de broer van Jakobus, en Hij gaf hun de naamBoanerges, dat is zonen van de donder; | 17 | 3 | Markus | 41.0 |
1123 | en Andreas, Filippus, Bartholomeus, Mattheus, Thomas, Jakobus, de zoon van Alfeus, Thaddeus,Simon de Kanaaniet | 18 | 3 | Markus | 41.0 |
1124 | en Judas Iskariot, die Hem ook heeft overgeleverd.20 En Hij kwam in huis; en opnieuw verzamelde zich een menigte, zodat zij zelfs geen brood kondeneten. | 19 | 3 | Markus | 41.0 |
1125 | En toen zijn verwanten dit hoorden, gingen zij heen om Hem te grijpen, want zij zeiden: Hij isbuiten Zichzelf. | 21 | 3 | Markus | 41.0 |
1126 | En de schriftgeleerden die van Jeruzalem waren afgedaald, zeiden: Hij heeft Beelzebul; en: Door deoverste van de demonen drijft Hij de demonen uit.Markus 3 | 22 | 3 | Markus | 41.0 |
1127 | En Hij riep hen bij Zich en zei tot hen in gelijkenis sen: Hoe kan de satan de satan uitdrijven? | 23 | 3 | Markus | 41.0 |
1128 | En als een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden. | 24 | 3 | Markus | 41.0 |
1129 | En als een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen standhouden. | 25 | 3 | Markus | 41.0 |
1130 | En als de satan opstaat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij niet standhouden, maar is het met hem ten einde. | 26 | 3 | Markus | 41.0 |
1131 | Maar niemand die het huis van de sterke binnen gaat, kan zijn huisraad roven, als hij niet eerst desterke bindt; en dan zal hij zijn huis beroven. | 27 | 3 | Markus | 41.0 |
1132 | Voorwaar, Ik zeg u, dat alles de zonen der mensen zal worden vergeven, alle zonden en lasteringenwaarmee zij ook maar lasteren; | 28 | 3 | Markus | 41.0 |
1133 | maar wie zal lasteren tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar is schuldigaan een eeuwige zonde | 29 | 3 | Markus | 41.0 |
1134 | omdat zij zeiden: Hij heeft een onreine geest.31 En zijn moeder en zijn broers kwamen, en terwijl zij buiten stonden, zonden zij iemand naar Hem toeom Hem te roepen. | 30 | 3 | Markus | 41.0 |
1135 | En een menigte zat om Hem heen. En zij zeiden tot Hem: Zie, uw moeder en uw broers en uw zustersdaarbuiten zoeken u. | 32 | 3 | Markus | 41.0 |
1136 | En Hij antwoordde hun en zei: Wie is mijn moeder en mijn broeders? | 33 | 3 | Markus | 41.0 |
1137 | En terwijl Hij hen, die om Hem heen zaten, rondom aankeek, zei Hij: Zie, mijn moeder en mijn broeders! | 34 | 3 | Markus | 41.0 |
1138 | Want wie de wil van God doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.Markus 3 | 35 | 3 | Markus | 41.0 |
1139 | En Hij begon opnieuw te leren bij de zee. En een zeer grote menigte verzamelde zich bij Hem, zodatHij aan boord van een schip ging en daarin neerzat op de zee, en de hele menigte was aan de zeeop het land. | 1 | 3 | Markus | 41.0 |
1140 | En Hij leerde hun door gelijkenissen vele dingen; en Hij zei in zijn leer tot hen: | 2 | 3 | Markus | 41.0 |
1141 | Hoort! Zie, de zaaier ging uit om te zaaien.4 En het gebeurde bij het zaaien, dat het ene zaad bij de weg viel, en de vogels kwamen en aten het op. | 3 | 3 | Markus | 41.0 |
1142 | En ander zaad viel op de rotsachtige bodem, waar het niet veel aarde had, en het kwam terstond op,doordat het geen diepe aarde had. | 5 | 3 | Markus | 41.0 |
1143 | En toen de zon was opgegaan, verschroeide het, en doordat het geen wortel had, verdorde het. | 6 | 3 | Markus | 41.0 |
1144 | En ander zaad viel tussen de dorens, en de dorens schoten op en verstikten het, en het gaf geenvrucht. | 7 | 3 | Markus | 41.0 |
1145 | En andere zaden vielen in de goede aarde, schoten op, groeiden en gaven vrucht, en het ene droegdertigvoudig, het andere zestigvoudig en hetandere honderdvoudig. | 8 | 3 | Markus | 41.0 |
1146 | En Hij zei: Wie oren heeft om te horen, laat hij horen. | 9 | 3 | Markus | 41.0 |
1147 | En toen Hij alleen was, vroegen zij die Hem omringden, met de twaalf, Hem naar de gelijkenissen. | 10 | 3 | Markus | 41.0 |
1148 | En Hij zei tot hen: U is de verborgenheid van het koninkrijk van God gegeven; maar tot hen die buiten zijn, komt alles in gelijkenissen,Markus 4 | 11 | 4 | Markus | 41.0 |
1149 | opdat zij kijkend kijken en niet zien, en horend horen en niet verstaan; opdat zij niet misschienzich bekeren en hun vergeven wordt. | 12 | 4 | Markus | 41.0 |
1150 | En Hij zei tot hen: Weet u deze gelijkenis niet? En hoe zult u alle gelijkenissen kennen? | 13 | 4 | Markus | 41.0 |
1151 | De zaaier zaait het woord.15 Dit nu zijn zij die bij de weg zijn, waar het woord wordt gezaaid: en wanneer zij horen, komt terstond de satan en neemt het woord weg dat inhen was gezaaid. | 14 | 4 | Markus | 41.0 |
1152 | En dit zijn zij die op de rotsachtige bodems wor den gezaaid, die wanneer zij het woord horen, hetterstond met vreugde aannemen; | 16 | 4 | Markus | 41.0 |
1153 | en zij hebben geen wortel in zichzelf, maar zijn mensen van het ogenblik; als daarna verdrukkingof vervolging komt om het woord, dan worden zijterstond ten val gebracht. | 17 | 4 | Markus | 41.0 |
1154 | En anderen zijn zij die tussen de dorens worden gezaaid; dit zijn zij die het woord hebbengehoord, | 18 | 4 | Markus | 41.0 |
1155 | en de zorgen van het leven, het bedrieglijke van de rijkdom en de begeerten naar de overige dingen komen binnen en verstikken het woord en hetwordt onvruchtbaar. | 19 | 4 | Markus | 41.0 |
1156 | En dit zijn zij die in de goede aarde zijn gezaaid: zij die het woord horen en ontvangen en vruchtdragen, het ene deel dertigvoudig, het anderezestigvoudig en het andere honderdvoudig.Markus 4 | 20 | 4 | Markus | 41.0 |
1157 | En Hij zei tot hen: Komt de lamp soms om onder de korenmaat of onder het bed gezet te worden,en niet om op de kandelaar gezet te worden? | 21 | 4 | Markus | 41.0 |
1158 | Want er is niets verborgen dan om geopenbaard te worden; en er gebeurt niets om geheim te zijn,maar om in het openbaar te komen. | 22 | 4 | Markus | 41.0 |
1159 | Als iemand oren heeft om te horen, laat hij horen!24 En Hij zei tot hen: Kijkt u uit wat u hoort. Met de maat waarmee u meet, zal u gemeten worden, enu die hoort zal toegevoegd worden. | 23 | 4 | Markus | 41.0 |
1160 | Want wie heeft, hem zal worden gegeven; en wie niet heeft, ook wat hij heeft zal van hem wordengenomen. | 25 | 4 | Markus | 41.0 |
1161 | En Hij zei: Zo is het koninkrijk van God, als een mens die het zaad in de aarde werpt | 26 | 4 | Markus | 41.0 |
1162 | en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad spruit uit en wordt lang, zonder dat hijzelf weethoe. | 27 | 4 | Markus | 41.0 |
1163 | De aarde draagt vanzelf vrucht, eerst de halm, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar. | 28 | 4 | Markus | 41.0 |
1164 | Wanneer nu de vrucht zich voordoet, zendt hij ter stond de sikkel daarin, omdat de oogst daar is. | 29 | 4 | Markus | 41.0 |
1165 | En Hij zei: Hoe zullen wij het koninkrijk van God vergelijken, of met welke gelijkenis zullen wij hetvoorstellen?Markus 4 | 30 | 4 | Markus | 41.0 |
1166 | Als een mosterdzaad, dat wanneer het op de aarde wordt gezaaid, kleiner is dan alle zaden die op deaarde zijn; | 31 | 4 | Markus | 41.0 |
1167 | en wanneer het is gezaaid, komt het op en wordt groter dan alle groenten en maakt grote takken,zodat de vogels van de hemel onder zijn schaduwkunnen nestelen. | 32 | 4 | Markus | 41.0 |
1168 | En met vele zulke gelijkenissen sprak Hij het woord tot hen, naardat zij het konden horen; | 33 | 4 | Markus | 41.0 |
1169 | maar zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen, maar afzonderlijk verklaarde Hij alles aan zijn eigen discipelen. | 34 | 4 | Markus | 41.0 |
1170 | En Hij zei tot hen op die dag, toen het avond was geworden: Laten wij oversteken naar de overkant! | 35 | 4 | Markus | 41.0 |
1171 | En met achterlating van de menigte namen zij Hem, zoals Hij was, in het schip mee; en nogandere schepen waren er bij Hem. | 36 | 4 | Markus | 41.0 |
1172 | En er ontstond een hevige stormwind en de golven sloegen in het schip, zodat het schip al vol liep. | 37 | 4 | Markus | 41.0 |
1173 | En Hij lag in het achterschip op het kussen te slapen; en zij wekten Hem en zeiden tot Hem: Meester,bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan? | 38 | 4 | Markus | 41.0 |
1174 | En wakker geworden bestrafte Hij de wind en zei tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en er ontstond een grote stilte. | 39 | 4 | Markus | 41.0 |
1175 | En Hij zei tot hen: Waarom bent u zo angstig? Hebt u nog geen geloof? | 40 | 4 | Markus | 41.0 |
1176 | En zij vreesden met grote vrees en zeiden tot elkaar: Wie is toch Deze, dat zelfs de wind en dezee Hem gehoorzamen?Markus 4 | 41 | 4 | Markus | 41.0 |
1177 | En zij kwamen aan de overkant van de zee in het land van de Gerasenen. | 1 | 4 | Markus | 41.0 |
1178 | En toen Hij uit het schip was gegaan, kwam Hem terstond uit de graven een mens tegemoet meteen onreine geest, | 2 | 4 | Markus | 41.0 |
1179 | die zijn woning in de graven had; en zelfs niet met een keten kon ook maar iemand hem meer binden; | 3 | 4 | Markus | 41.0 |
1180 | want dikwijls was hij met voetboeien en ketenen gebonden geweest, en de ketenen waren doorhem stuk getrokken en de boeien verbrijzeld, enniemand was in staat hem te bedwingen. | 4 | 4 | Markus | 41.0 |
1181 | En hij was altijd, nacht en dag, in de graven en op de bergen en schreeuwde en sloeg zichzelf metstenen. | 5 | 4 | Markus | 41.0 |
1182 | En toen hij Jezus uit de verte zag, liep hij toe en huldigde Hem; | 6 | 4 | Markus | 41.0 |
1183 | en hij schreeuwde met luider stem de woorden: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van Godde Allerhoogste? Ik bezweer U bij God, pijnig mijniet! | 7 | 4 | Markus | 41.0 |
1184 | Want Hij had tot hem gezegd: Onreine geest, ga uit van deze mens! | 8 | 4 | Markus | 41.0 |
1185 | En Hij vroeg hem: Wat is je naam?10 En hij zei tot Hem: Legioen is mijn naam, want wij zijn velen. En hij smeekte Hem dringend dat Hijhen niet buiten het land zou zenden. | 9 | 4 | Markus | 41.0 |
1186 | Nu was daar bij de berg een grote kudde varkens aan het weiden.Markus 5 | 11 | 5 | Markus | 41.0 |
1187 | En zij smeekten Hem aldus: Zend ons in de var kens, opdat wij daarin gaan. | 12 | 5 | Markus | 41.0 |
1188 | En Jezus liet het hun toe. En de onreine geesten gingen uit de man en gingen in de varkens; en dekudde stortte zich van de steilte in de zee, ongeveer tweeduizend, en zij verdronken in de zee. | 13 | 5 | Markus | 41.0 |
1189 | En zij die ze weidden, vluchtten en berichtten het in de stad en op de velden. En zij kwamen zienwat er was gebeurd. | 14 | 5 | Markus | 41.0 |
1190 | En zij kwamen tot Jezus en zagen de bezetene zit ten, gekleed en goed bij zijn verstand, hem diehet legioen had gehad, en zij werden bevreesd. | 15 | 5 | Markus | 41.0 |
1191 | En zij die het hadden gezien, vertelden hun hoe het met de bezetene was gebeurd, en over de varkens. | 16 | 5 | Markus | 41.0 |
1192 | En zij begonnen Hem te smeken uit hun gebied weg te gaan. | 17 | 5 | Markus | 41.0 |
1193 | En toen Hij in het schip ging, smeekte Hem de gene die bezeten was geweest, bij Hem te mogenzijn. | 18 | 5 | Markus | 41.0 |
1194 | En Hij stond het hem niet toe, maar zei tot hem: Ga naar uw huis tot de uwen, en bericht hun alleswat de Heer aan u heeft gedaan, en hoe Hij Zichover u heeft erbarmd. | 19 | 5 | Markus | 41.0 |
1195 | En hij ging weg en begon in Dekapolis te prediken alles wat Jezus aan hem had gedaan; en allen verwonderden zich. | 20 | 5 | Markus | 41.0 |
1196 | En toen Jezus in het schip opnieuw naar de over kant was gevaren, verzamelde zich een grotemenigte bij Hem; en Hij was aan de zee.Markus 5 | 21 | 5 | Markus | 41.0 |
1197 | En er kwam een van de oversten van de synagoge, Jairus geheten; en toen hij Hem zag, viel hij aanzijn voeten | 22 | 5 | Markus | 41.0 |
1198 | en smeekte Hem dringend aldus: Mijn dochtertje ligt op haar uiterste; kom toch en leg haar de handen op, opdat zij behouden wordt en leeft. | 23 | 5 | Markus | 41.0 |
1199 | En Hij ging met hem weg. En een grote menigte volgde Hem en drong tegen Hem op. | 24 | 5 | Markus | 41.0 |
1200 | En een vrouw die twaalf jaar een bloedvloeiing had gehad | 25 | 5 | Markus | 41.0 |
1201 | en veel had geleden van vele artsen, en alles wat van haar was, besteed en geen enkele baat gevonden had maar veeleer achteruit was gegaan, | 26 | 5 | Markus | 41.0 |
1202 | had over Jezus gehoord en kwam in de menigte van achteren en raakte zijn kleed aan; | 27 | 5 | Markus | 41.0 |
1203 | want zij zei: Als ik maar zijn kleren aanraak, zal ik behouden worden. | 28 | 5 | Markus | 41.0 |
1204 | En terstond droogde de bron van haar bloeding op en zij merkte aan haar lichaam, dat zij van dekwaal gezond was geworden. | 29 | 5 | Markus | 41.0 |
1205 | En terstond onderkende Jezus in Zichzelf de kracht die van Hem was uitgegaan, keerde Zich om in demenigte en zei: Wie heeft mijn kleren aangeraakt? | 30 | 5 | Markus | 41.0 |
1206 | En zijn discipelen zeiden tot Hem: U ziet dat de menigte tegen U opdringt, en U zegt: Wie heeftMij aangeraakt?Markus 5 | 31 | 5 | Markus | 41.0 |
1207 | En Hij keek rond om haar te zien die dat had gedaan. | 32 | 5 | Markus | 41.0 |
1208 | De vrouw nu, bang en bevend, daar zij wist wat er met haar was gebeurd, kwam en viel voor Hemneer en zei Hem de hele waarheid. | 33 | 5 | Markus | 41.0 |
1209 | En Hij zei tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en wees genezen vanuw kwaal. | 34 | 5 | Markus | 41.0 |
1210 | Terwijl Hij nog sprak, kwamen er van de overste van de synagoge, die zeiden: Uw dochter isgestorven; wat valt u de Meester nog lastig? | 35 | 5 | Markus | 41.0 |
1211 | Jezus luisterde echter niet naar het woord dat werd gesproken en zei tot de overste van de synagoge: Wees niet bang, geloof alleen. | 36 | 5 | Markus | 41.0 |
1212 | En Hij stond niemand toe Hem te volgen dan Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. | 37 | 5 | Markus | 41.0 |
1213 | En zij kwamen in het huis van de overste van de synagoge, en Hij zag misbaar en lieden die luidweenden en jammerden. | 38 | 5 | Markus | 41.0 |
1214 | En toen Hij naar binnen was gegaan, zei Hij tot hen: Waarom maakt u misbaar en weent? Het kindis niet gestorven, maar slaapt. | 39 | 5 | Markus | 41.0 |
1215 | En zij lachten Hem uit. Nadat Hij nu allen had uit gedreven, nam Hij de vader van het kind en demoeder en hen die bij Hem waren mee, en gingnaar binnen waar het kind was.Markus 5 | 40 | 5 | Markus | 41.0 |
1216 | En Hij greep de hand van het kind en zei tot haar: Talitha koem, dat is vertaald: Meisje, Ik zeg je, staop! | 41 | 5 | Markus | 41.0 |
1217 | En terstond stond het meisje op en liep; want het was twaalf jaar; en zij waren terstond buiten zichzelf met grote ontzetting. | 42 | 5 | Markus | 41.0 |
1218 | En Hij gebood hun dringend dat niemand dit te weten zou komen; en Hij zei dat men haar te etenmoest geven.Markus 5 | 43 | 5 | Markus | 41.0 |
1219 | En Hij ging vandaar weg en kwam in zijn vader stad, en zijn discipelen volgden Hem. | 1 | 5 | Markus | 41.0 |
1220 | En toen het sabbat was geworden, begon Hij te leren in de synagoge; en velen die Hem hoorden,stonden versteld en zeiden: Waar heeft Deze diedingen vandaan en wat is dat voor wijsheid dieHem gegeven is, en zulke krachten, die door zijnhanden gebeuren? | 2 | 5 | Markus | 41.0 |
1221 | Is Deze niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? Enzijn zijn zusters niet hier bij ons? En zij namenaanstoot aan Hem. | 3 | 5 | Markus | 41.0 |
1222 | En Jezus zei tot hen: Een profeet is niet ongeeerd behalve in zijn vaderstad, onder zijn bloedverwanten en in zijn huis. | 4 | 5 | Markus | 41.0 |
1223 | En Hij kon daar geen enkele kracht doen, behalve dat Hij enkele zieken de handen oplegde en hengenas. | 5 | 5 | Markus | 41.0 |
1224 | En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. En Hij trok de omliggende dorpen rond en leerde. | 6 | 5 | Markus | 41.0 |
1225 | En Hij riep de twaalf bij Zich en begon hen twee aan twee uit te zenden en gaf hun macht over deonreine geesten. | 7 | 5 | Markus | 41.0 |
1226 | En Hij beval hun niets mee te nemen voor onder weg dan alleen een staf; geen brood, geen reiszak,geen geld in de gordel; | 8 | 5 | Markus | 41.0 |
1227 | maar dat zij sandalen zouden aanbinden; en: Doet geen twee onderklederen aan. | 9 | 5 | Markus | 41.0 |
1228 | En Hij zei tot hen: Waar u ergens een huis binnen gaat, blijft daar totdat u vandaar vertrekt;Markus 6 | 10 | 6 | Markus | 41.0 |
1229 | en waar men u niet ontvangt en niet naar u luis tert, gaat daar weg en schudt het stof af dat onderaan uw voeten is, tot een getuigenis voor hen. | 11 | 6 | Markus | 41.0 |
1230 | En zij vertrokken en predikten dat men zich moest bekeren, | 12 | 6 | Markus | 41.0 |
1231 | en zij dreven vele demonen uit en zalfden vele zie ken met olie en genazen hen. | 13 | 6 | Markus | 41.0 |
1232 | En koning Herodes hoorde het, want zijn naam was openbaar geworden; en zij zeiden: Johannesde doper is uit de doden opgewekt en daaromwerken die krachten in Hem. | 14 | 6 | Markus | 41.0 |
1233 | Maar anderen zeiden: Het is Elia; weer anderen zeiden: Het is een profeet als een van de profeten. | 15 | 6 | Markus | 41.0 |
1234 | Toen Herodes dit echter hoorde, zei hij: Johannes, die ik onthoofd heb, die is opgewekt. | 16 | 6 | Markus | 41.0 |
1235 | Want Herodes had zelf knechten gezonden en Johannes gegrepen en hem gebonden in de gevangenis ter wille van Herodias, de vrouw van zijnbroer Filippus, omdat hij met haar getrouwd was. | 17 | 6 | Markus | 41.0 |
1236 | Want Johannes had tot Herodes gezegd: Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben. | 18 | 6 | Markus | 41.0 |
1237 | Herodias nu had het op hem gemunt en wilde hem doden, maar kon dit niet, | 19 | 6 | Markus | 41.0 |
1238 | want Herodes was bang voor Johannes, daar hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was,en hij beschermde hem; en toen hij hem hadgehoord, was hij in grote verlegenheid; en hijhoorde hem graag.Markus 6 | 20 | 6 | Markus | 41.0 |
1239 | En toen er een geschikte dag gekomen was en Herodes op zijn verjaardag een maaltijd aanrichttevoor zijn rijksgroten en de legeroversten en devoornaamsten van Galilea, | 21 | 6 | Markus | 41.0 |
1240 | en de dochter van deze Herodias binnenkwam en danste, behaagde zij Herodes en hun die mee aanlagen. De koning nu zei tot het meisje: Vraag vanmij wat je wilt en ik zal het je geven. | 22 | 6 | Markus | 41.0 |
1241 | En hij zwoer haar zeer: Wat je mij ook zult vragen, ik zal het je geven, tot de helft van mijn koninkrijk. | 23 | 6 | Markus | 41.0 |
1242 | En zij ging weg en zei tot haar moeder: Wat zal ik vragen? Deze nu zei: Het hoofd van Johannes dedoper. | 24 | 6 | Markus | 41.0 |
1243 | En zij ging terstond met haast naar binnen naar de koning en vroeg aldus: Ik wil dat u mij onmiddellijk op een schotel het hoofd van Johannes dedoper geeft. | 25 | 6 | Markus | 41.0 |
1244 | En hoewel de koning zeer bedroefd werd, wilde hij om de eden en om hen die aanlagen, het haar nietweigeren. | 26 | 6 | Markus | 41.0 |
1245 | En terstond zond de koning een scherprechter en beval zijn hoofd te brengen. En deze ging heen enonthoofdde hem in de gevangenis, | 27 | 6 | Markus | 41.0 |
1246 | en bracht zijn hoofd in een schotel en gaf het aan het meisje, en het meisje gaf het aan haar moeder. | 28 | 6 | Markus | 41.0 |
1247 | En toen zijn discipelen het hoorden, kwamen zij en namen zijn lichaam weg en legden het in een graf.Markus 6 | 29 | 6 | Markus | 41.0 |
1248 | En de apostelen kwamen samen bij Jezus en berichtten Hem alles wat zij gedaan en wat zijgeleerd hadden. | 30 | 6 | Markus | 41.0 |
1249 | En Hij zei tot hen: Komt uzelf met Mij afzonderlijk naar een woeste plaats en rust wat. Want er warenvelen die kwamen en gingen, en zij hadden zelfsgeen gelegenheid om te eten. | 31 | 6 | Markus | 41.0 |
1250 | En zij vertrokken in het schip naar een woeste plaats afzonderlijk. | 32 | 6 | Markus | 41.0 |
1251 | En velen zagen hen weggaan en herkenden hen, en te voet liepen zij van alle steden samen sneldaarheen en kwamen er voor hen aan en kwamensamen naar Hem toe. | 33 | 6 | Markus | 41.0 |
1252 | En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en werd met ontferming over hen bewogen, want zij waren als schapen die geen herderhebben; en Hij begon hun vele dingen te leren. | 34 | 6 | Markus | 41.0 |
1253 | En toen het al laat was geworden, kwamen zijn discipelen tot Hem en zeiden: De plaats is woesten het is al laat; | 35 | 6 | Markus | 41.0 |
1254 | stuur hen weg, opdat zij naar de velden en dorpen in de omtrek gaan en voor zichzelf iets te etenkopen. | 36 | 6 | Markus | 41.0 |
1255 | Hij echter antwoordde en zei tot hen: Geeft u hun te eten. En zij zeiden tot Hem: Moeten wij voortweehonderd denaren brood gaan kopen en hunte eten geven? | 37 | 6 | Markus | 41.0 |
1256 | Hij echter zei tot hen: Hoeveel broden hebt u? Gaat zien. En toen zij het te weten waren gekomen, zeiden zij: Vijf, en twee vissen.Markus 6 | 38 | 6 | Markus | 41.0 |
1257 | En Hij gebood hun dat zij hen allen in afdelingen op het groene gras zouden laten zitten. | 39 | 6 | Markus | 41.0 |
1258 | En zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig. | 40 | 6 | Markus | 41.0 |
1259 | En toen Hij de vijf broden en de twee vissen had genomen, keek Hij op naar de hemel en zegende,en Hij brak de broden en gaf ze aan zijn discipelen, opdat zij ze hun zouden voorzetten, en detwee vissen deelde Hij onder allen. | 41 | 6 | Markus | 41.0 |
1260 | En zij aten allen en werden verzadigd.43 En zij namen de brokken op, twaalf korven vol, en van de vissen. | 42 | 6 | Markus | 41.0 |
1261 | En zij die de broden hadden gegeten, waren vijf duizend mannen. | 44 | 6 | Markus | 41.0 |
1262 | En terstond dwong Hij zijn discipelen aan boord van het schip te gaan en vooruit te varen naar deoverkant, naar Bethsaida, terwijl Hijzelf de menigtewegstuurde. | 45 | 6 | Markus | 41.0 |
1263 | En toen Hij afscheid van hen had genomen, ging Hij naar de berg om te bidden. | 46 | 6 | Markus | 41.0 |
1264 | En toen het avond was geworden, was het schip al midden op zee, en Hijzelf was alleen op het land. | 47 | 6 | Markus | 41.0 |
1265 | En toen Hij zag dat zij zich aftobden met het roei en, want de wind was hun tegen, kwam Hij omstreeks de vierde nachtwaak tot hen, terwijl Hij opde zee liep; en Hij wilde hen voorbijgaan. | 48 | 6 | Markus | 41.0 |
1266 | Toen zij Hem nu zagen lopen op de zee, meenden zij dat het een spook was, en zij schreeuwden hetuit,Markus 6 | 49 | 6 | Markus | 41.0 |
1267 | want allen zagen Hem en waren ontsteld. Terstond echter sprak Hij met hen en zei tot hen: Hebtgoede moed, Ik ben het, weest niet bang! | 50 | 6 | Markus | 41.0 |
1268 | En Hij klom bij hen in het schip en de wind ging liggen; en zij waren innerlijk bovenmate zeer buiten zichzelf en verwonderden zich; | 51 | 6 | Markus | 41.0 |
1269 | want zij waren door de broden niet verstandig geworden, maar hun hart was verhard. | 52 | 6 | Markus | 41.0 |
1270 | En toen zij waren overgevaren naar het land, kwa men zij in Gennezareth en legden aan. | 53 | 6 | Markus | 41.0 |
1271 | En toen zij uit het schip waren gegaan, herkenden zij Hem terstond | 54 | 6 | Markus | 41.0 |
1272 | en liepen snel die hele streek rond, en zij begon nen op rustbedden de lijdenden rond te dragenwaar zij hoorden dat Hij was. | 55 | 6 | Markus | 41.0 |
1273 | En waar Hij ook kwam, in dorpen of in steden of op de velden, daar legden zij de zieken op demarkten en smeekten Hem of zij slechts de zoomvan zijn kleed mochten aanraken; en allen die Hemaanraakten werden behouden.Markus 6 | 56 | 6 | Markus | 41.0 |
1274 | En tot Hem verzamelden zich de farizeeen en som migen van de schriftgeleerden die van Jeruzalemwaren gekomen; | 1 | 6 | Markus | 41.0 |
1275 | en toen zij zagen dat sommigen van zijn discipelen met onreine, dat is met ongewassen handen broodaten, | 2 | 6 | Markus | 41.0 |
1276 | want de farizeeen en al de Joden eten niet tenzij zij hun handen grondig wassen, daar zij de overlevering van de ouden houden; | 3 | 6 | Markus | 41.0 |
1277 | en als zij van de markt komen, eten zij niet tenzij zij zich hebben gereinigd; en er zijn vele anderedingen die zij hebben aanvaard om zich daaraante houden: reinigingen van drinkbekers en kannenen koperen vaten en rustbanken | 4 | 6 | Markus | 41.0 |
1278 | vroegen de farizeeen en schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen uw discipelen niet volgens deoverlevering van de ouden, maar eten het broodmet onreine handen? | 5 | 6 | Markus | 41.0 |
1279 | Hij zei echter tot hen: Treffend heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd, zoals geschreven staat:’Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart isver van Mij vandaan; | 6 | 6 | Markus | 41.0 |
1280 | en tevergeefs vereren zij Mij, door leringen te leren die geboden van mensen zijn’. | 7 | 6 | Markus | 41.0 |
1281 | Terwijl u het gebod van God nalaat, houdt u de overlevering van de mensen. | 8 | 6 | Markus | 41.0 |
1282 | En Hij zei tot hen: Treffend doet u het gebod van God te niet, opdat u uw overlevering bewaart.Markus 7 | 9 | 7 | Markus | 41.0 |
1283 | Want Mozes heeft gezegd: ’Eer uw vader en uw moeder’, en: ’Wie vader of moeder vloekt, moetde dood sterven’. | 10 | 7 | Markus | 41.0 |
1284 | Maar u zegt: ’Als een mens tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is korban (dat is: een gave), watu ook van mij ten nutte zou kunnen komen’, | 11 | 7 | Markus | 41.0 |
1285 | dan laat u hem niet meer toe iets voor zijn vader of zijn moeder te doen, | 12 | 7 | Markus | 41.0 |
1286 | terwijl u het woord van God krachteloos maakt door uw overlevering die u hebt overgeleverd; envele dergelijke dingen doet u. | 13 | 7 | Markus | 41.0 |
1287 | En toen Hij opnieuw de menigte bij Zich had geroepen, zei Hij tot hen: Hoort allen naar Mij enverstaat. | 14 | 7 | Markus | 41.0 |
1288 | Er is niets dat van buiten de mens in hem gaat dat hem kan verontreinigen; maar wat uit de mensnaar buiten gaat, dat is het wat de mens verontreinigt. | 15 | 7 | Markus | 41.0 |
1289 | Als iemand oren heeft om te horen, laat hij horen!17 En toen Hij van de menigte in huis was gekomen, vroegen zijn discipelen Hem naar de gelijkenis. | 16 | 7 | Markus | 41.0 |
1290 | En Hij zei tot hen: Bent u ook zo onverstandig? Begrijpt u niet, dat alles wat van buiten in demens gaat, hem niet kan verontreinigen? | 18 | 7 | Markus | 41.0 |
1291 | Want het gaat niet in zijn hart, maar in de buik en gaat in het toilet naar buiten, waardoor Hij allespijzen rein verklaarde. | 19 | 7 | Markus | 41.0 |
1292 | Hij nu zei: Wat uit de mens naar buiten gaat, dat verontreinigt de mens.Markus 7 | 20 | 7 | Markus | 41.0 |
1293 | Want van binnen uit het hart van de mensen gaan naar buiten de kwade overleggingen, hoererijen, | 21 | 7 | Markus | 41.0 |
1294 | diefstallen, moorden, overspel, hebzucht, boos heden, bedrog, losbandigheid, een boos oog, lastering, hoogmoed, onverstand; | 22 | 7 | Markus | 41.0 |
1295 | al deze boze dingen komen van binnen uit voort en verontreinigen de mens. | 23 | 7 | Markus | 41.0 |
1296 | Hij nu stond vandaar op en ging weg naar het gebied van Tyrus en Sidon; en toen Hij een huiswas binnengegaan, wilde Hij niet dat iemand hetwist; Hij kon echter niet verborgen blijven. | 24 | 7 | Markus | 41.0 |
1297 | Maar een vrouw, wier dochtertje een onreine geest had, hoorde terstond van Hem en kwam en vielaan zijn voeten neer | 25 | 7 | Markus | 41.0 |
1298 | (deze vrouw nu was een Griekse, een Syrofenici sche van geboorte); | 26 | 7 | Markus | 41.0 |
1299 | en zij vroeg Hem de demon uit haar dochter uit te drijven. Maar Hij zei tot haar: Laat eerst de kinderen worden verzadigd, want het is niet juist hetbrood van de kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. | 27 | 7 | Markus | 41.0 |
1300 | Maar zij antwoordde en zei tot Hem: Ja Heer, maar ook de honden eten onder de tafel van de kruimels van de kinderen. | 28 | 7 | Markus | 41.0 |
1301 | En Hij zei tot haar: Vanwege dit woord, ga heen, de demon is uit uw dochter gegaan. | 29 | 7 | Markus | 41.0 |
1302 | En toen zij was weggegaan naar haar huis, vond zij het kind op bed liggen en de demon uitgegaan.Markus 7 | 30 | 7 | Markus | 41.0 |
1303 | En toen Hij weer uit het gebied van Tyrus was weggegaan, kwam Hij door Sidon naar de zee vanGalilea, midden door het gebied van Dekapolis. | 31 | 7 | Markus | 41.0 |
1304 | En zij brachten een dove bij Hem die moeilijk sprak, en smeekten Hem deze de hand op te leggen. | 32 | 7 | Markus | 41.0 |
1305 | En Hij nam hem van de menigte afzonderlijk, stak zijn vingers in zijn oren en na gespuwd te hebbenraakte Hij zijn tong aan; | 33 | 7 | Markus | 41.0 |
1306 | en Hij keek op naar de hemel, zuchtte en zei tot hem: Effatha! dat is: Word geopend! | 34 | 7 | Markus | 41.0 |
1307 | En terstond werden zijn oren geopend en de band van zijn tong werd los en hij sprak goed. | 35 | 7 | Markus | 41.0 |
1308 | En Hij gebood hun dat zij het niemand zouden zeggen; maar wat Hij hun ook gebood, zij verbreidden het des te overvloediger. | 36 | 7 | Markus | 41.0 |
1309 | En zij stonden bovenmate versteld en zeiden: Hij heeft alles voortreffelijk gedaan, en Hij doet dedoven horen en de stommen spreken.Markus 7 | 37 | 7 | Markus | 41.0 |
1310 | In die dagen, toen er opnieuw een grote menigte was en zij niets te eten hadden, riep Hij zijn discipelen bij Zich en zei tot hen: | 1 | 7 | Markus | 41.0 |
1311 | Ik ben met ontferming bewogen over de menigte, want zij zijn al drie dagen bij Mij gebleven en hebben niets te eten; | 2 | 7 | Markus | 41.0 |
1312 | en als Ik hen nuchter naar hun huis stuur, zullen zij onderweg bezwijken, en sommigen van henkomen van ver. | 3 | 7 | Markus | 41.0 |
1313 | En zijn discipelen antwoordden Hem: Waarvandaan zal iemand dezen met broden kunnen verzadigenhier in een woestijn? | 4 | 7 | Markus | 41.0 |
1314 | En Hij vroeg hun: Hoeveel broden hebt u? Zij nu zeiden: Zeven. | 5 | 7 | Markus | 41.0 |
1315 | En Hij beval de menigte te gaan zitten op de grond. En Hij nam de zeven broden, en nadat Hijhad gedankt, brak Hij ze en gaf ze aan zijn discipelen, opdat zij ze zouden voorzetten; en zij zetten ze de menigte voor. | 6 | 7 | Markus | 41.0 |
1316 | En zij hadden enkele visjes; en nadat Hij had ge zegend, zei Hij dat zij ook die moesten voorzetten. | 7 | 7 | Markus | 41.0 |
1317 | En zij aten en werden verzadigd; en zij namen de overgeschoten brokken op, zeven manden. | 8 | 7 | Markus | 41.0 |
1318 | Het waren er nu ongeveer vierduizend; en Hij stuurde hen weg. | 9 | 7 | Markus | 41.0 |
1319 | En terstond ging Hij aan boord van het schip met zijn discipelen en kwam in de streek vanDalmanutha.Markus 8 | 10 | 8 | Markus | 41.0 |
1320 | En de farizeeen liepen uit en begonnen met Hem te redetwisten en verlangden van Hem een tekenuit de hemel, om Hem te verzoeken. | 11 | 8 | Markus | 41.0 |
1321 | En Hij zuchtte diep in zijn geest en zei: Waarom verlangt dit geslacht een teken? Voorwaar, Ik zegu: aan dit geslacht zal zeker geen teken wordengegeven. | 12 | 8 | Markus | 41.0 |
1322 | En Hij verliet hen, ging weer aan boord van het schip en ging weg naar de overkant. | 13 | 8 | Markus | 41.0 |
1323 | En zij hadden vergeten broden mee te nemen, en behalve een brood hadden zij niets bij zich in hetschip. | 14 | 8 | Markus | 41.0 |
1324 | En Hij gebood hun en zei: Let op en kijkt uit voor het zuurdeeg van de farizeeen en voor het zuurdeeg van Herodes. | 15 | 8 | Markus | 41.0 |
1325 | En zij overlegden onder elkaar en zeiden dat zij geen broden hadden. | 16 | 8 | Markus | 41.0 |
1326 | En Hij merkte dit en zei tot hen: Waarom overlegt u dat u geen broden hebt? Begrijpt u nog niet enbeseft u niet? Hebt u nog uw verharde hart? | 17 | 8 | Markus | 41.0 |
1327 | Hebt u ogen en kijkt u niet, en hebt u oren en hoort u niet? | 18 | 8 | Markus | 41.0 |
1328 | En herinnert u zich niet, toen Ik de vijf broden brak voor de vijfduizend, hoeveel volle korven metbrokken u opnam? Zij zeiden tot Hem: Twaalf. | 19 | 8 | Markus | 41.0 |
1329 | En toen Ik de zeven brak voor de vierduizend, hoe veel volle manden met brokken u opnam? En zijzeiden tot Hem: Zeven. | 20 | 8 | Markus | 41.0 |
1330 | En Hij zei tot hen: Beseft u nog niet?Markus 8 | 21 | 8 | Markus | 41.0 |
1331 | En zij kwamen in Bethsaida; en zij brachten een blinde bij Hem en smeekten Hem deze aan teraken. | 22 | 8 | Markus | 41.0 |
1332 | En Hij nam de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp; en Hij spuwde op zijn ogen,legde zijn handen op hem en vroeg hem: Ziet uiets? | 23 | 8 | Markus | 41.0 |
1333 | En hij keek op en zei: Ik zie de mensen, want ik zie ze als bomen wandelen. | 24 | 8 | Markus | 41.0 |
1334 | Daarna legde Hij opnieuw zijn handen op zijn ogen en hij zag scherp. En hij was hersteld en zagalles duidelijk. | 25 | 8 | Markus | 41.0 |
1335 | En Hij zond hem naar zijn huis en zei: Ga het dorp zelfs niet in. | 26 | 8 | Markus | 41.0 |
1336 | En Jezus vertrok met zijn discipelen naar de dor pen van Caesareafilippi. En onderweg vroeg Hijzijn discipelen en zei tot hen: Wie zeggen de mensen dat Ik ben? | 27 | 8 | Markus | 41.0 |
1337 | Zij nu zeiden Hem aldus: Johannes de doper; en anderen: Elia; en anderen: een van de profeten. | 28 | 8 | Markus | 41.0 |
1338 | En Hij vroeg hun: U echter, Wie zegt u dat Ik ben? Petrus antwoordde en zei tot Hem: U bent deChristus. | 29 | 8 | Markus | 41.0 |
1339 | En Hij waarschuwde hen dat zij het niemand zou den zeggen over Hem. | 30 | 8 | Markus | 41.0 |
1340 | En Hij begon hun te leren dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door deoudsten, de overpriesters en de schriftgeleerdenen gedood worden en na drie dagen opstaan.Markus 8 | 31 | 8 | Markus | 41.0 |
1341 | En Hij sprak dit woord vrijuit; en Petrus nam Hem terzijde en begon Hem te bestraffen. | 32 | 8 | Markus | 41.0 |
1342 | Hij keerde Zich echter om en terwijl Hij naar zijn discipelen keek, bestrafte Hij Petrus en zei: Gaweg, achter Mij, satan; want je bedenkt niet dedingen van God, maar de dingen van de mensen. | 33 | 8 | Markus | 41.0 |
1343 | En Hij riep de menigte met zijn discipelen bij Zich en zei tot hen: Als iemand Mij wil navolgen, laathij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen enMij volgen. | 34 | 8 | Markus | 41.0 |
1344 | Want wie zijn leven wil behouden, zal het verlie zen, maar wie zijn leven zal verliezen ter wille vanMij en het evangelie, zal het behouden. | 35 | 8 | Markus | 41.0 |
1345 | Want wat baat het een mens de hele wereld te winnen en zijn ziel erbij in te boeten? | 36 | 8 | Markus | 41.0 |
1346 | Want wat zou een mens geven in ruil voor zijn ziel? | 37 | 8 | Markus | 41.0 |
1347 | Want wie zich voor Mij en mijn woorden schaamt onder dit overspelig en zondig geslacht, voor hemzal ook de Zoon des mensen Zich schamen wanneer Hij komt in de heerlijkheid van zijn Vader,met de heilige engelen.Markus 8 | 38 | 8 | Markus | 41.0 |
1348 | En Hij zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er som migen zijn van hen die hier staan, die de doodgeenszins zullen smaken voordat zij hebben geziendat het koninkrijk van God is gekomen met kracht. | 1 | 8 | Markus | 41.0 |
1349 | En na zes dagen nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes mee en bracht hen afzonderlijk op eenhoge berg alleen. En Hij werd in hun bijzijn vangedaante veranderd; | 2 | 8 | Markus | 41.0 |
1350 | en zijn kleren werden blinkend, hel wit, zoals geen volder op aarde wit kan maken. | 3 | 8 | Markus | 41.0 |
1351 | En hun verscheen Elia met Mozes, en zij onderhiel den zich met Jezus. | 4 | 8 | Markus | 41.0 |
1352 | En Petrus antwoordde en zei tot Jezus: Rabbi, het is goed dat wij hier zijn, en laten wij drie tentenmaken, voor U een, voor Mozes een en voor Eliaeen. | 5 | 8 | Markus | 41.0 |
1353 | Want hij wist niet wat hij moest antwoorden, want zij waren zeer bang geworden. | 6 | 8 | Markus | 41.0 |
1354 | En er kwam een wolk die hen overschaduwde, en er kwam een stem uit de wolk: Deze is mijn geliefde Zoon, hoort Hem. | 7 | 8 | Markus | 41.0 |
1355 | En toen zij rondkeken, zagen zij plotseling nie mand meer bij zich dan Jezus alleen. | 8 | 8 | Markus | 41.0 |
1356 | En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Hij hun dat zij niemand zouden vertellen wat zij hadden gezien, voordat de Zoon des mensen uit dedoden was opgestaan.Markus 9 | 9 | 9 | Markus | 41.0 |
1357 | En zij hielden dit woord vast, terwijl zij zich onder elkaar afvroegen wat het was: uit de dodenopstaan. | 10 | 9 | Markus | 41.0 |
1358 | En zij vroegen Hem aldus: Waarom zeggen de schriftgeleerden dat eerst Elia moet komen? | 11 | 9 | Markus | 41.0 |
1359 | Hij nu zei tot hen: Elia komt wel eerst en herstelt alles, en hoe staat er geschreven van de Zoon desmensen, dat Hij veel moet lijden en als nietsgeacht worden? | 12 | 9 | Markus | 41.0 |
1360 | Maar Ik zeg u dat Elia ook gekomen is, en zij heb ben met hem gedaan alles wat zij wilden, zoalsvan hem geschreven staat. | 13 | 9 | Markus | 41.0 |
1361 | En toen zij bij de discipelen kwamen, zagen zij een grote menigte om hen heen, en schriftgeleerdendie met hen redetwistten. | 14 | 9 | Markus | 41.0 |
1362 | En terstond, toen de hele menigte Hem zag, wer den zij ontsteld; en zij liepen op Hem toe engroetten Hem. | 15 | 9 | Markus | 41.0 |
1363 | En Hij vroeg hun: Waarover redetwist u met hen?17 En een uit de menigte antwoordde Hem: Meester, ik heb mijn zoon bij U gebracht die een stommegeest heeft; | 16 | 9 | Markus | 41.0 |
1364 | en waar hij hem ook aangrijpt, werpt hij hem neer, en hij schuimt, knarst met zijn tanden enverstijft; en ik heb uw discipelen gezegd dat zijhem moesten uitdrijven, en zij waren er niet toe instaat. | 18 | 9 | Markus | 41.0 |
1365 | Hij nu antwoordde hun en zei: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe langzal Ik u nog verdragen? Brengt hem bij Mij.Markus 9 | 19 | 9 | Markus | 41.0 |
1366 | En zij brachten hem bij Hem. En toen de geest Hem zag, liet hij hem terstond stuiptrekken; en opde grond gevallen wentelde hij zich, al schuimend. | 20 | 9 | Markus | 41.0 |
1367 | En Hij vroeg zijn vader: Hoe lang is het al dat hem dit overkomt? | 21 | 9 | Markus | 41.0 |
1368 | En hij zei: Van zijn jeugd af; en dikwijls heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen omhem om te brengen; maar als U iets kunt, weesmet ontferming over ons bewogen en help ons! | 22 | 9 | Markus | 41.0 |
1369 | Jezus nu zei tot hem: ’Als U kunt!’ alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft. | 23 | 9 | Markus | 41.0 |
1370 | Terstond riep de vader van het kind onder tranen de woorden: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! | 24 | 9 | Markus | 41.0 |
1371 | Toen nu Jezus zag dat een menigte kwam toe lopen, bestrafte Hij de onreine geest en zei tot hem: Stomme en dove geest, Ik beveel je: ga uit van hem en kom niet meer in hem! | 25 | 9 | Markus | 41.0 |
1372 | En terwijl de geest riep en hem hevig liet stuip trekken, ging hij uit; en hij werd als een dode,zodat de meesten zeiden dat hij was gestorven. | 26 | 9 | Markus | 41.0 |
1373 | Maar Jezus greep hem bij de hand en richtte hem op; en hij stond op. | 27 | 9 | Markus | 41.0 |
1374 | En toen Hij in huis was gegaan, vroegen zijn disci pelen Hem afzonderlijk: Waarom konden wij hemniet uitdrijven? | 28 | 9 | Markus | 41.0 |
1375 | En Hij zei tot hen: Dit geslacht kan door niets uit gaan dan door gebed en vasten.Markus 9 | 29 | 9 | Markus | 41.0 |
1376 | En zij gingen vandaar weg en reisden door Galilea. En Hij wilde niet dat iemand het wist; | 30 | 9 | Markus | 41.0 |
1377 | want Hij leerde zijn discipelen en zei tot hen: De Zoon des mensen wordt overgeleverd in handenvan mensen en zij zullen Hem doden; en nagedood te zijn zal Hij na drie dagen opstaan. | 31 | 9 | Markus | 41.0 |
1378 | Zij verstonden dit woord echter niet en waren bang Hem ernaar te vragen. | 32 | 9 | Markus | 41.0 |
1379 | En zij kwamen in Kapernaum; en toen Hij in huis was, vroeg Hij hun: Wat hebt u onderweg overlegd? | 33 | 9 | Markus | 41.0 |
1380 | Zij zwegen echter, want onderweg hadden zij er onder elkaar woorden over gehad wie de grootstewas. | 34 | 9 | Markus | 41.0 |
1381 | En Hij ging zitten, riep de twaalf en zei tot hen: Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste vanallen en aller dienstknecht zijn. | 35 | 9 | Markus | 41.0 |
1382 | En Hij nam een kind en plaatste het in hun mid den; en Hij nam het in zijn armen en zei tot hen: | 36 | 9 | Markus | 41.0 |
1383 | Wie een van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij heeft gezonden. | 37 | 9 | Markus | 41.0 |
1384 | Johannes zei tot Hem: Meester, wij zagen iemand die ons niet volgt, in uw naam demonen uitdrijven, en wij hebben het hem verhinderd, omdat hijons niet volgde.Markus 9 | 38 | 9 | Markus | 41.0 |
1385 | Jezus echter zei: Verhindert het hem niet; want er is niemand die een kracht zal doen in mijn naamen kort daarna smadend van Mij zal kunnen spreken. | 39 | 9 | Markus | 41.0 |
1386 | Want wie niet tegen ons is, is voor ons.41 Want wie u een beker water zal te drinken geven vanwege het feit dat u van Christus bent, voorwaar, Ik zeg u, dat hij zijn loon geenszins zal verliezen. | 40 | 9 | Markus | 41.0 |
1387 | En wie een van de kleinen die in Mij geloven, een aanleiding tot vallen is, het zou beter voor hemzijn als een molensteen om zijn hals gedaan en hijin de zee geworpen was. | 42 | 9 | Markus | 41.0 |
1388 | En als uw hand u een aanleiding tot vallen is, hak die af; het is beter voor u verminkt het leven in tegaan, dan met twee handen naar de hel te gaan,naar het onuitblusbare vuur. | 43 | 9 | Markus | 41.0 |
1389 | En als uw voet u een aanleiding tot vallen is, hak die af; het is beter voor u kreupel het leven in tegaan, dan met twee voeten in de hel geworpen teworden. | 4445 | 9 | Markus | 41.0 |
1390 | En als uw oog u een aanleiding tot vallen is, werp het uit; het is beter voor u met een oog hetkoninkrijk van God in te gaan, dan met twee ogenin de hel geworpen te worden, | 4647 | 9 | Markus | 41.0 |
1391 | waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust.Markus 9 | 48 | 9 | Markus | 41.0 |
1392 | Want ieder zal met vuur gezouten worden. | 49 | 9 | Markus | 41.0 |
1393 | Het zout is goed; als nu het zout zouteloos wordt, waarmee zult u het smakelijk maken? Hebt zout inuzelf en houdt vrede onder elkaar.Markus 9 | 50 | 9 | Markus | 41.0 |
1394 | En Hij stond vandaar op en kwam in het gebied van Judea en het Overjordaanse; en er kwamenopnieuw menigten bij Hem samen; en zoals Hijgewoon was, leerde Hij hen weer. | 1 | 9 | Markus | 41.0 |
1395 | En de farizeeen kwamen bij Hem en vroegen Hem of het een man geoorloofd is zijn vrouw te verstoten, om Hem te verzoeken. | 2 | 9 | Markus | 41.0 |
1396 | Hij nu antwoordde en zei tot hen: Wat heeft Mozes u geboden? | 3 | 9 | Markus | 41.0 |
1397 | Zij nu zeiden: Mozes heeft toegestaan een scheid brief te schrijven en haar te verstoten. | 4 | 9 | Markus | 41.0 |
1398 | Jezus nu zei tot hen: Om de hardheid van uw hart heeft hij u dit gebod geschreven; | 5 | 9 | Markus | 41.0 |
1399 | van het begin van de schepping echter heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. | 6 | 9 | Markus | 41.0 |
1400 | ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot een vlees zijn’, | 7 | 9 | Markus | 41.0 |
1401 | zodat zij niet meer twee maar een vlees zijn.9 Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden. | 8 | 9 | Markus | 41.0 |
1402 | En in huis vroegen zijn discipelen Hem opnieuw hierover. | 10 | 9 | Markus | 41.0 |
1403 | En Hij zei tot hen: Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel jegens haar. | 11 | 9 | Markus | 41.0 |
1404 | En als zij na haar man verstoten te hebben met een andere trouwt, pleegt zij overspel.Markus 10 | 12 | 10 | Markus | 41.0 |
1405 | En zij brachten kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken; de discipelen echter bestraften hen. | 13 | 10 | Markus | 41.0 |
1406 | Toen Jezus echter dit zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei bestraffend tot hen: Laat de kinderen bij Mij komen, verhindert ze niet, want van dezodanigen is het koninkrijk van God. | 14 | 10 | Markus | 41.0 |
1407 | Voorwaar, Ik zeg u: wie het koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal er geenszins binnengaan. | 15 | 10 | Markus | 41.0 |
1408 | En Hij nam ze in zijn armen, legde zijn handen op hen en zegende hen. | 16 | 10 | Markus | 41.0 |
1409 | En toen Hij naar buiten ging, de weg op, liep iemand snel op Hem toe; en hij viel voor Hem opde knieen en vroeg Hem: Goede Meester, watmoet ik doen om eeuwig leven te beerven? | 17 | 10 | Markus | 41.0 |
1410 | Jezus echter zei tot hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed dan Een: God. | 18 | 10 | Markus | 41.0 |
1411 | De geboden kent u: U zult niet doden, u zult geen overspel plegen, u zult niet stelen, u zult niet valsgetuigen, u zult niemand te kort doen, eer uwvader en uw moeder. | 19 | 10 | Markus | 41.0 |
1412 | Hij nu zei tot Hem: Meester, dit alles heb ik onder houden van mijn jeugd af. | 20 | 10 | Markus | 41.0 |
1413 | Jezus nu keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tot hem: Een ding ontbreekt u: ga heen, verkoopalles wat u hebt en geef het aan de armen, en uzult een schat hebben in de hemel, en kom, volgMij.Markus 10 | 21 | 10 | Markus | 41.0 |
1414 | Hij echter werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had vele bezittingen. | 22 | 10 | Markus | 41.0 |
1415 | En terwijl Jezus rondkeek, zei Hij tot zijn discipe len: Hoe moeilijk zullen zij die vermogen hebbenhet koninkrijk van God binnengaan. | 23 | 10 | Markus | 41.0 |
1416 | De discipelen nu stonden verbaasd over zijn woor den. Jezus echter antwoordde opnieuw en zei tothen: Kinderen, hoe moeilijk is het voor hen die opvermogen vertrouwen, het koninkrijk van God binnen te gaan. | 24 | 10 | Markus | 41.0 |
1417 | Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van de naald gaat, dan dat een rijke het koninkrijkvan God binnengaat. | 25 | 10 | Markus | 41.0 |
1418 | Zij echter stonden nog meer versteld en zeiden tot elkaar: Wie kan dan behouden worden? | 26 | 10 | Markus | 41.0 |
1419 | Jezus keek hen aan en zei: Bij mensen is het on mogelijk, maar niet bij God, want alles is mogelijk bij God. | 27 | 10 | Markus | 41.0 |
1420 | Petrus begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. | 28 | 10 | Markus | 41.0 |
1421 | Jezus zei: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die zijn huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderenof akkers heeft verlaten ter wille van Mij en terwille van het evangelie, | 29 | 10 | Markus | 41.0 |
1422 | die niet honderdvoudig ontvangt, nu in deze tijd: huizen, broeders, zusters, moeders, kinderen enakkers, met vervolgingen, en in de toekomstigeeeuw eeuwig leven.Markus 10 | 30 | 10 | Markus | 41.0 |
1423 | Vele eersten echter zullen de laatsten zijn, en de laatsten de eersten. | 31 | 10 | Markus | 41.0 |
1424 | Zij nu waren onderweg en trokken op naar Jeruzalem, en Jezus ging hun voor; en zij stondenverbaasd, ja, terwijl zij volgden, waren zij bang. EnHij nam opnieuw de twaalf tot Zich en begon hunte zeggen wat Hem zou overkomen: | 32 | 10 | Markus | 41.0 |
1425 | Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriestersen de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; | 33 | 10 | Markus | 41.0 |
1426 | en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hijopstaan. | 34 | 10 | Markus | 41.0 |
1427 | En Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, kwamen bij Hem en zeiden tot Hem: Meester, wijzouden willen dat U ons doet wat wij ook van Uvragen. | 35 | 10 | Markus | 41.0 |
1428 | Hij nu zei tot hen: Wat wilt u dat Ik u doe?37 Zij nu zeiden tot Hem: Geef ons dat wij mogen zit ten, een aan uw rechterhand en een aan uw linkerhand, in uw heerlijkheid. | 36 | 10 | Markus | 41.0 |
1429 | Jezus echter zei tot hen: U weet niet wat u vraagt. Kunt u de drinkbeker drinken die Ik drink, of metde doop worden gedoopt waarmee Ik wordgedoopt? | 38 | 10 | Markus | 41.0 |
1430 | Zij nu zeiden tot Hem: Wij kunnen het. Jezus nu zei tot hen: De drinkbeker die Ik drink, zult u drinken, en met de doop waarmee Ik word gedoopt,zult u worden gedoopt;Markus 10 | 39 | 10 | Markus | 41.0 |
1431 | maar het zitten aan mijn rechterhand of aan mijn linkerhand is niet aan Mij om te geven, maar isvoor hen wie het is bereid. | 40 | 10 | Markus | 41.0 |
1432 | En toen de tien dit hoorden, begonnen zij het Jakobus en Johannes zeer kwalijk te nemen. | 41 | 10 | Markus | 41.0 |
1433 | En Jezus riep hen bij Zich en zei tot hen: U weet, dat zij die beschouwd worden als oversten van devolken, over hen heersen en hun groten gezagover hen voeren. | 42 | 10 | Markus | 41.0 |
1434 | Zo is het echter niet onder u;44 maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienst knecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zalslaaf van allen zijn. | 43 | 10 | Markus | 41.0 |
1435 | Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijnleven te geven tot een losprijs voor velen. | 45 | 10 | Markus | 41.0 |
1436 | En zij kwamen in Jericho; en toen Hij Jericho uit ging met zijn discipelen en een aanzienlijkemenigte, zat de zoon van Timeus, Bartimeus, eenblinde bedelaar, langs de weg. | 46 | 10 | Markus | 41.0 |
1437 | En toen hij had gehoord dat het Jezus de Nazarener was, begon hij de woorden te roepen:Zoon van David, Jezus, erbarm U over mij! | 47 | 10 | Markus | 41.0 |
1438 | En velen waarschuwden hem dat hij zou zwijgen; hij riep echter des te meer: Zoon van David,erbarm U over mij! | 48 | 10 | Markus | 41.0 |
1439 | En Jezus bleef staan en zei: Roept hem; en zij rie pen de blinde en zeiden tot hem: Heb goedemoed, sta op, Hij roept u.Markus 10 | 49 | 10 | Markus | 41.0 |
1440 | Hij nu wierp zijn kleed af, sprong op en kwam bij Jezus. | 50 | 10 | Markus | 41.0 |
1441 | En Jezus antwoordde hem en zei: Wat wilt u dat Ik u doe? De blinde nu zei tot Hem: Rabboeni, dat ikweer kan zien. | 51 | 10 | Markus | 41.0 |
1442 | En Jezus zei tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond kon hij weer zien, en hijvolgde Hem op de weg.Markus 10 | 52 | 10 | Markus | 41.0 |
1443 | En toen zij Jeruzalem naderden, bij Bethfage en Bethanie aan de Olijfberg, zond Hij twee van zijndiscipelen | 1 | 10 | Markus | 41.0 |
1444 | en zei tot hen: Gaat naar het dorp dat tegenover u ligt, en terstond als u er ingaat, zult u een veulenvastgebonden vinden waarop geen mens ooitheeft gezeten; maakt het los en brengt het mee. | 2 | 10 | Markus | 41.0 |
1445 | En als iemand tot u zegt: Waarom doet u dit?, zegt dan: De Heer heeft het nodig, en terstondzendt hij het weer hierheen. | 3 | 10 | Markus | 41.0 |
1446 | En zij gingen weg en vonden een veulen vastge bonden bij een deur, buiten aan de straat, en zijmaakten het los. | 4 | 10 | Markus | 41.0 |
1447 | En sommigen van hen die daar stonden, zeiden tot hen: Wat doet u, dat u het veulen losmaakt? | 5 | 10 | Markus | 41.0 |
1448 | Zij nu spraken tot hen zoals Jezus had gezegd; en zij lieten hen begaan. | 6 | 10 | Markus | 41.0 |
1449 | En zij brachten het veulen naar Jezus en wierpen hun kleren daarop, en Hij ging erop zitten. | 7 | 10 | Markus | 41.0 |
1450 | En velen spreidden hun kleren over de weg, en anderen takken, die zij van de velden hakten. | 8 | 10 | Markus | 41.0 |
1451 | En zij die vooruitgingen en zij die volgden, riepen:10 Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer! Gezegend het komende koninkrijk vanonze vader David! Hosanna in de hoogste hemelen! | 9 | 10 | Markus | 41.0 |
1452 | En Hij ging Jeruzalem binnen, de tempel binnen, en nadat Hij alles rondom had bekeken, ging Hij,daar het al laat was, naar buiten naar Bethaniemet de twaalf.Markus 11 | 11 | 11 | Markus | 41.0 |
1453 | En de volgende dag, toen zij uit Bethanie gingen, had Hij honger. | 12 | 11 | Markus | 41.0 |
1454 | En toen Hij in de verte een vijgeboom zag die bla deren had, ging Hij kijken of Hij daar misschieniets aan zou vinden; en daarbij gekomen vond Hijniets dan bladeren, want het was niet de tijd vande vijgen. | 13 | 11 | Markus | 41.0 |
1455 | En Hij antwoordde en zei tot hem: Laat niemand meer vrucht van u eten in eeuwigheid! En zijn discipelen hoorden het. | 14 | 11 | Markus | 41.0 |
1456 | En zij kwamen in Jeruzalem; en toen Hij de tempel was ingegaan, begon Hij hen die verkochten enkochten in de tempel, uit te drijven, en de tafelsvan de wisselaars en de stoelen van hen die deduiven verkochten, keerde Hij om; | 15 | 11 | Markus | 41.0 |
1457 | en Hij liet niet toe dat iemand een voorwerp door de tempel droeg. | 16 | 11 | Markus | 41.0 |
1458 | En Hij leerde en zei tot hen: Staat er niet geschre ven: ’Mijn huis zal een huis van gebed wordengenoemd voor alle volken’? | 17 | 11 | Markus | 41.0 |
1459 | U hebt er echter een rovershol van gemaakt. En de overpriesters en de schriftgeleerden hoorden heten zochten hoe zij Hem zouden ombrengen, wantzij waren bang voor Hem, want de hele menigtestond versteld over zijn leer.Markus 11 | 18 | 11 | Markus | 41.0 |
1460 | En toen het laat was geworden, gingen zij naar buiten, de stad uit. | 19 | 11 | Markus | 41.0 |
1461 | En toen zij ‘s morgens vroeg voorbijgingen, zagen zij dat de vijgeboom verdord was van de wortelsaf. | 20 | 11 | Markus | 41.0 |
1462 | En Petrus herinnerde het zich en zei tot Hem: Rabbi, zie, de vijgeboom die U vervloekt hebt, isverdord. | 21 | 11 | Markus | 41.0 |
1463 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Hebt geloof in God. | 22 | 11 | Markus | 41.0 |
1464 | Voorwaar, Ik zeg u, dat wie tot deze berg zegt: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niettwijfelt in zijn hart, maar gelooft dat wat hijspreekt gebeurt, het zal hem gebeuren. | 23 | 11 | Markus | 41.0 |
1465 | Daarom zeg Ik u: alles wat u maar bidt en vraagt, gelooft dat u het ontvangt, en het zal u gebeuren. | 24 | 11 | Markus | 41.0 |
1466 | En wanneer u staat te bidden, vergeeft als u iets tegen iemand hebt, opdat ook uw Vader die in dehemelen is, u uw overtredingen vergeeft. | 25 | 11 | Markus | 41.0 |
1467 | En zij kwamen weer in Jeruzalem; en toen Hij in de tempel wandelde, kwamen de overpriesters, deschriftgeleerden en de oudsten naar Hem toe | 2627 | 11 | Markus | 41.0 |
1468 | en zeiden tot Hem: Op welk gezag doet U deze dingen? Of wie heeft U dit gezag gegeven omdeze dingen te doen?Markus 11 | 28 | 11 | Markus | 41.0 |
1469 | Jezus nu zei tot hen: Ik zal U een ding vragen, en antwoordt Mij, en Ik zal u zeggen op welk gezagIk deze dingen doe. | 29 | 11 | Markus | 41.0 |
1470 | Was de doop van Johannes uit de hemel of uit mensen? Antwoordt Mij. | 30 | 11 | Markus | 41.0 |
1471 | En zij overlegden onder elkaar en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, zal Hij zeggen: Waaromhebt u hem dan niet geloofd? | 31 | 11 | Markus | 41.0 |
1472 | Maar zouden wij zeggen: Uit mensen?.. Zij waren bang voor de menigte, want allen hielden hetervoor dat Johannes werkelijk een profeet was. | 32 | 11 | Markus | 41.0 |
1473 | En zij antwoordden Jezus en zeiden: Wij weten het niet. En Jezus zei tot hen: Dan zeg Ik u ook niet opwelk gezag Ik deze dingen doe.Markus 11 | 33 | 11 | Markus | 41.0 |
1474 | En Hij begon tot hen in gelijkenissen te spreken: Een mens plantte een wijngaard en zette er eenomheining omheen, groef een persbak en bouwdeeen toren; en hij verhuurde hem aan landlieden enging buitenslands. | 1 | 11 | Markus | 41.0 |
1475 | En hij zond op de bestemde tijd een slaaf naar de landlieden, opdat hij van de landlieden ontvingvan de vruchten van de wijngaard. | 2 | 11 | Markus | 41.0 |
1476 | En zij namen en sloegen hem en zonden hem met lege handen weg. | 3 | 11 | Markus | 41.0 |
1477 | En opnieuw zond hij tot hen een andere slaaf, en die verwondden zij aan het hoofd en deden hemoneer aan. | 4 | 11 | Markus | 41.0 |
1478 | En hij zond een ander, en die doodden zij; en vele anderen: sommigen sloegen zij en anderen doodden zij. | 5 | 11 | Markus | 41.0 |
1479 | Nog een had hij, een geliefde zoon; hij zond hem als laatste tot hen en zei: Zij zullen mijn zoon ontzien. | 6 | 11 | Markus | 41.0 |
1480 | Die landlieden echter zeiden tot elkaar: Deze is de erfgenaam; komt, laten wij hem doden en de erfenis zal van ons zijn. | 7 | 11 | Markus | 41.0 |
1481 | En zij namen en doodden hem en wierpen hem buiten de wijngaard. | 8 | 11 | Markus | 41.0 |
1482 | Wat zal de heer van de wijngaard dan doen? Hij zal komen en de landlieden ombrengen en dewijngaard aan anderen geven.Markus 12 | 9 | 12 | Markus | 41.0 |
1483 | Hebt u ook niet dit Schriftwoord gelezen: ’De steen die de bouwlieden hebben verworpen, die isgeworden tot een hoeksteen; | 10 | 12 | Markus | 41.0 |
1484 | van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen’? | 11 | 12 | Markus | 41.0 |
1485 | En zij trachtten Hem te grijpen, en zij waren bang voor de menigte, want zij begrepen dat Hij methet oog op hen deze gelijkenis had gesproken. Enzij verlieten Hem en gingen weg. | 12 | 12 | Markus | 41.0 |
1486 | En zij zonden tot Hem enigen van de farizeeen en de herodianen, opdat zij Hem op een woord zouden vangen. | 13 | 12 | Markus | 41.0 |
1487 | En zij kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten dat U waarachtig bent en U om niemandbekommert, want U kijkt mensen niet naar deogen, maar in waarheid leert U de weg van God.Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen ofniet? Moeten wij betalen of niet betalen? | 14 | 12 | Markus | 41.0 |
1488 | Daar Hij echter hun huichelarij kende, zei Hij tot hen: Waarom verzoekt u Mij? Brengt Mij eendenaar opdat Ik die zie. | 15 | 12 | Markus | 41.0 |
1489 | Zij nu brachten die. En Hij zei tot hen: Van wie is dit beeld en dit opschrift? Zij nu zeiden tot Hem:Van de keizer. | 16 | 12 | Markus | 41.0 |
1490 | Jezus nu zei tot hen: Geeft aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. En zij verwonderden zich over Hem. | 17 | 12 | Markus | 41.0 |
1491 | En er kwamen sadduceeen naar Hem toe, die zeg gen dat er geen opstanding is; en zij vroegen Hemaldus:Markus 12 | 18 | 12 | Markus | 41.0 |
1492 | Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven: Als iemands broer sterft en een vrouw achterlaat engeen kind nalaat, laat dan zijn broer zijn vrouwnemen en voor zijn broer nageslacht verwekken. | 19 | 12 | Markus | 41.0 |
1493 | Er waren zeven broers; en de eerste nam een vrouw en liet bij zijn sterven geen nageslacht na. | 20 | 12 | Markus | 41.0 |
1494 | En de tweede nam haar en stierf zonder nage slacht na te laten; en de derde evenzo. | 21 | 12 | Markus | 41.0 |
1495 | En de zeven lieten geen nageslacht na; het laatst van allen stierf ook de vrouw. | 22 | 12 | Markus | 41.0 |
1496 | In de opstanding, wanneer zij zullen opstaan, wie van hen zal zij tot vrouw zijn? Want alle zevenhebben haar tot vrouw gehad. | 23 | 12 | Markus | 41.0 |
1497 | Jezus zei tot hen: Dwaalt u niet daardoor, dat u de Schriften niet kent, noch de kracht van God? | 24 | 12 | Markus | 41.0 |
1498 | Want wanneer zij uit de doden opstaan, trouwen zij niet en worden niet uitgehuwelijkt, maar zij zijnals engelen in de hemelen. | 25 | 12 | Markus | 41.0 |
1499 | Wat nu de doden betreft, dat zij worden opge wekt, hebt u niet gelezen in het boek van Mozes,bij de braamstruik, hoe God tot hem sprak en zei:’Ik ben de God van Abraham en de God van Izaaken de God van Jakob’? | 26 | 12 | Markus | 41.0 |
1500 | Hij is niet een God van doden maar van levenden. U dwaalt heel erg.Markus 12 | 27 | 12 | Markus | 41.0 |
1501 | En een van de schriftgeleerden, die hen hoorde redetwisten en zag dat Hij hun goed had geantwoord, kwam naar Hem toe en vroeg Hem: Wat ishet eerste gebod van alle? | 28 | 12 | Markus | 41.0 |
1502 | Jezus antwoordde:30 Het eerste is: ’Hoor, Israel, de Heer, onze God, de Heer is een; en u zult de Heer, uw God, liefhebbenmet heel uw hart en met heel uw ziel en met heeluw verstand en met heel uw kracht’. | 29 | 12 | Markus | 41.0 |
1503 | Het tweede is dit: ’U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Er is geen ander gebod groter dan dezetwee. | 31 | 12 | Markus | 41.0 |
1504 | En de schriftgeleerde zei tot Hem: Juist, Meester, U hebt naar waarheid gezegd dat Hij een is en ergeen ander is buiten Hem; | 32 | 12 | Markus | 41.0 |
1505 | en Hem lief te hebben met heel het hart en met heel het inzicht en met heel de kracht en de naaste lief te hebben als zichzelf is meer dan alle brandoffers en slachtoffers. | 33 | 12 | Markus | 41.0 |
1506 | En toen Jezus zag dat hij verstandig had geant woord, zei Hij tot hem: U bent niet ver van hetkoninkrijk van God. En niemand durfde meer ietsaan Hem te vragen. | 34 | 12 | Markus | 41.0 |
1507 | En Jezus antwoordde en zei, terwijl Hij leerde in de tempel: Hoe zeggen de schriftgeleerden dat deChristus een Zoon van David is?Markus 12 | 35 | 12 | Markus | 41.0 |
1508 | David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: ’De Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Zit aan mijnrechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten stel’. | 36 | 12 | Markus | 41.0 |
1509 | David zelf noemt Hem ’Heer’, hoe is Hij dan zijn Zoon? En de grote menigte hoorde Hem graag. | 37 | 12 | Markus | 41.0 |
1510 | En in zijn leer zei Hij tot hen: Kijkt u uit voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelenin lange kleren, begroetingen op de markten, | 38 | 12 | Markus | 41.0 |
1511 | eerste zetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden; | 39 | 12 | Markus | 41.0 |
1512 | die de huizen van de weduwen opeten en voor de schijn lang bidden. Dezen zullen een zwaarderoordeel ontvangen. | 40 | 12 | Markus | 41.0 |
1513 | En Jezus ging zitten tegenover de schatkist en zag hoe de menigte geld wierp in de schatkist, en velerijken wierpen er veel in. | 41 | 12 | Markus | 41.0 |
1514 | En een arme weduwe kwam en wierp er twee koperstukjes in, dat is een kwadrant. | 42 | 12 | Markus | 41.0 |
1515 | En Hij riep zijn discipelen bij Zich en zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat deze arme weduwe ermeer heeft in geworpen dan allen die iets in deschatkist hebben geworpen. | 43 | 12 | Markus | 41.0 |
1516 | Want allen hebben er van hun overvloed ingewor pen, maar zij heeft van haar gebrek er alles wat zijhad in geworpen, haar hele levensonderhoud.Markus 12 | 44 | 12 | Markus | 41.0 |
1517 | En toen Hij uit de tempel ging, zei een van zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, wat een grotestenen en wat een grote gebouwen! | 1 | 12 | Markus | 41.0 |
1518 | En Jezus zei tot hem: Zie je deze grote gebouwen? Er zal hier geen enkele steen op de andere steengelaten worden die niet zal worden afgebroken. | 2 | 12 | Markus | 41.0 |
1519 | En toen Hij op de Olijfberg zat, tegenover de tem pel, vroegen Petrus, Jakobus, Johannes en AndreasHem afzonderlijk: | 3 | 12 | Markus | 41.0 |
1520 | Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en wat is het teken wanneer al deze dingen in vervullingzullen gaan? | 4 | 12 | Markus | 41.0 |
1521 | Jezus nu begon hun te zeggen: Kijkt u uit dat nie mand u misleidt. | 5 | 12 | Markus | 41.0 |
1522 | Velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het, en zij zullen velen misleiden. | 6 | 12 | Markus | 41.0 |
1523 | Wanneer u nu zult horen van oorlogen en geruch ten van oorlogen, wordt niet verschrikt, want hetmoet gebeuren, maar het is nog niet het einde; | 7 | 12 | Markus | 41.0 |
1524 | want volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk. Er zullen aardbevingen zijn inverschillende plaatsen; en er zullen hongersnodenen onlusten zijn. Deze dingen zijn een begin vande weeen. | 8 | 12 | Markus | 41.0 |
1525 | Kijkt u echter uit voor uzelf; zij zullen u overleve ren aan raadsvergaderingen en in synagogen zultu worden geslagen en voor stadhouders en koningen zult u worden gesteld ter wille van Mij, toteen getuigenis voor hen;Markus 13 | 9 | 13 | Markus | 41.0 |
1526 | en aan alle volken moet eerst het evangelie wor den gepredikt. | 10 | 13 | Markus | 41.0 |
1527 | En wanneer zij u wegleiden om u over te leveren, weest tevoren niet bezorgd wat u zult spreken,maar al wat u op dat uur zal worden gegeven,spreekt dat; want u bent het niet die spreekt, maarde Heilige Geest. | 11 | 13 | Markus | 41.0 |
1528 | En de ene broer zal de andere broer tot de dood overleveren en een vader zijn kind; en kinderenzullen opstaan tegen ouders en hen ter dood brengen. | 12 | 13 | Markus | 41.0 |
1529 | En u zult door allen worden gehaat ter wille van mijn naam; wie echter zal volharden tot het einde,die zal behouden worden. | 13 | 13 | Markus | 41.0 |
1530 | Wanneer u nu de gruwel van de verwoesting zult zien staan waar het niet behoort, laat hij die hetleest erop letten! laten dan zij die in Judea zijn,vluchten naar de bergen; | 14 | 13 | Markus | 41.0 |
1531 | laat hij die op het dak is, niet naar beneden gaan en niet naar binnen gaan om iets uit zijn huis tehalen; | 15 | 13 | Markus | 41.0 |
1532 | en laat hij die op het veld is, niet terugkeren naar wat achter hem ligt om zijn kleed te halen. | 16 | 13 | Markus | 41.0 |
1533 | Wee echter de zwangeren en de zogenden in die dagen. | 17 | 13 | Markus | 41.0 |
1534 | Bidt ook dat het niet ‘s winters gebeurt.19 Want die dagen zullen zo’n verdrukking zijn als er niet geweest is van het begin van de scheppingdie God heeft geschapen, tot nu toe, en er geenszins meer zal komen.Markus 13 | 18 | 13 | Markus | 41.0 |
1535 | En als de Heer die dagen niet had verkort, zou geen vlees behouden worden, maar ter wille vande uitverkorenen die Hij heeft uitverkoren, heeftHij die dagen verkort. | 20 | 13 | Markus | 41.0 |
1536 | En als dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, zie, Hij is daar, gelooft het niet. | 21 | 13 | Markus | 41.0 |
1537 | Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en tekenen en wonderen geven om zomogelijk de uitverkorenen te misleiden. | 22 | 13 | Markus | 41.0 |
1538 | Kijkt u echter uit! Van tevoren heb Ik u alles gezegd. | 23 | 13 | Markus | 41.0 |
1539 | Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnselniet geven, | 24 | 13 | Markus | 41.0 |
1540 | en de sterren zullen uit de hemel vallen en de krachten die in de hemelen zijn, zullen wankelen. | 25 | 13 | Markus | 41.0 |
1541 | En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in wolken, met grote kracht en heerlijkheid. | 26 | 13 | Markus | 41.0 |
1542 | En dan zal Hij zijn engelen uitzenden en zijn uit verkorenen bijeenverzamelen uit de vier windstreken van het einde van de aarde tot het einde van de hemel. | 27 | 13 | Markus | 41.0 |
1543 | Leert nu van de vijgeboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladerenuitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is.Markus 13 | 28 | 13 | Markus | 41.0 |
1544 | Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien ge beuren, weet dan dat het nabij is, voor de deur. | 29 | 13 | Markus | 41.0 |
1545 | Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal geenszins voorbijgaan totdat al deze dingen zijn gebeurd. | 30 | 13 | Markus | 41.0 |
1546 | De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. | 31 | 13 | Markus | 41.0 |
1547 | Van die dag of dat uur echter weet niemand, ook de engelen in de hemel niet, ook de Zoon niet,behalve de Vader. | 32 | 13 | Markus | 41.0 |
1548 | Kijkt u uit, waakt en bidt; want u weet niet wan neer het de tijd is: | 33 | 13 | Markus | 41.0 |
1549 | zoals een mens die buitenslands gaat, zijn huis verlaat en aan zijn slaven macht geeft, aan iederzijn werk, en de deurwachter gebiedt te waken. | 34 | 13 | Markus | 41.0 |
1550 | Waakt dan! Want u weet niet wanneer de heer van het huis komt, ‘s avonds of te middernacht of methet hanengekraai of ‘s morgens vroeg; | 35 | 13 | Markus | 41.0 |
1551 | opdat hij, als hij plotseling komt, u niet in slaap vindt. | 36 | 13 | Markus | 41.0 |
1552 | Wat Ik nu tot u zeg, zeg Ik tot allen: Waakt!Markus 13 | 37 | 13 | Markus | 41.0 |
1553 | Het pascha en het feest van de ongezuurde broden nu was na twee dagen. En de overpriesters en deschriftgeleerden zochten hoe zij Hem met list zouden grijpen en doden; | 1 | 13 | Markus | 41.0 |
1554 | want zij zeiden: Niet op het feest, opdat er niet misschien opschudding onder het volk komt. | 2 | 13 | Markus | 41.0 |
1555 | En toen Hij in Bethanie was in het huis van Simon de melaatse, kwam er, terwijl Hij aanlag, eenvrouw met een albasten fles met balsem vanechte, kostbare nardus; zij brak de albasten fles engoot die uit op zijn hoofd. | 3 | 13 | Markus | 41.0 |
1556 | Nu waren er sommigen die haar dit zeer kwalijk namen bij zichzelf en zeiden: Waartoe is deze verkwisting van de balsem gebeurd? | 4 | 13 | Markus | 41.0 |
1557 | Want deze balsem had voor meer dan driehonderd denaren verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. En zij werden zeer verontwaardigdtegen haar. | 5 | 13 | Markus | 41.0 |
1558 | Jezus echter zei: Laat haar begaan. Waarom valt u haar lastig? Zij heeft een goed werk aan Mij verricht. | 6 | 13 | Markus | 41.0 |
1559 | Want de armen hebt u altijd bij u en wanneer u wilt, kunt u hun weldoen; Mij echter hebt u nietaltijd. | 7 | 13 | Markus | 41.0 |
1560 | Zij heeft gedaan wat zij kon; zij heeft van tevoren mijn lichaam gezalfd voor de begrafenis. | 8 | 13 | Markus | 41.0 |
1561 | Ja, voorwaar, Ik zeg u: overal waar dit evangelie wordt gepredikt in de hele wereld, zal ook van watdeze heeft gedaan, gesproken worden tot haargedachtenis.Markus 14 | 9 | 14 | Markus | 41.0 |
1562 | En Judas Iskariot, een van de twaalf, ging weg naar de overpriesters om Hem aan hen over te leveren. | 10 | 14 | Markus | 41.0 |
1563 | Toen zij nu dit hoorden, verblijdden zij zich en beloofden hem geld te geven; en hij zocht hoe hijHem bij gelegenheid zou overleveren. | 11 | 14 | Markus | 41.0 |
1564 | En op de eerste dag van de ongezuurde broden, waarop men het pascha slachtte, zeiden zijn discipelen tot Hem: Waar wilt U dat wij heengaan entoebereidselen maken dat U het pascha eet? | 12 | 14 | Markus | 41.0 |
1565 | En Hij zond twee van zijn discipelen weg en zei tot hen: Gaat de stad in en u zal een mens tegemoetkomen die een kruik water draagt; volgt hem, | 13 | 14 | Markus | 41.0 |
1566 | en waar hij ook naar binnen gaat, zegt tot de heer des huizes: De Meester zegt: Waar is mijn gastverblijf waar Ik het pascha met mijn discipelen kaneten? | 14 | 14 | Markus | 41.0 |
1567 | En hij zal u een grote, toegeruste, bereide boven zaal wijzen, en bereidt het ons daar. | 15 | 14 | Markus | 41.0 |
1568 | En zijn discipelen gingen heen en kwamen in de stad en vonden het zoals Hij hun had gezegd, enzij bereidden het pascha. | 16 | 14 | Markus | 41.0 |
1569 | En toen het avond was geworden, kwam Hij met de twaalf. | 17 | 14 | Markus | 41.0 |
1570 | En terwijl zij aanlagen en aten, zei Jezus: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal overleveren, een die met Mij eet. | 18 | 14 | Markus | 41.0 |
1571 | Zij begonnen bedroefd te worden en een voor een tot Hem te zeggen: Ik toch niet?Markus 14 | 19 | 14 | Markus | 41.0 |
1572 | Hij nu zei tot hen: Een van de twaalf, hij die met Mij in de schotel indoopt. | 20 | 14 | Markus | 41.0 |
1573 | Want de Zoon des mensen gaat wel heen zoals van Hem geschreven staat, maar wee die mensdoor wie de Zoon des mensen wordt overgeleverd.Het zou goed voor hem zijn, als die mens nietgeboren was. | 21 | 14 | Markus | 41.0 |
1574 | En terwijl zij aten, nam Hij brood en nadat Hij had gezegend, brak Hij het en gaf het hun en zei:Neemt, dit is mijn lichaam. | 22 | 14 | Markus | 41.0 |
1575 | En Hij nam een drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zij dronken allen daaruit. | 23 | 14 | Markus | 41.0 |
1576 | En Hij zei tot hen: Dit is mijn bloed, dat van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt. | 24 | 14 | Markus | 41.0 |
1577 | Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik geenszins meer zal drin ken van de vrucht van de wijnstok tot op die dagwanneer Ik die nieuw zal drinken in het koninkrijkvan God. | 25 | 14 | Markus | 41.0 |
1578 | En nadat zij de lofzang hadden gezongen, gingen zij naar buiten naar de Olijfberg. | 26 | 14 | Markus | 41.0 |
1579 | En Jezus zei tot hen: Allen zult u ten val komen, want er staat geschreven: ’Ik zal de herder slaanen de schapen zullen verstrooid worden’. | 27 | 14 | Markus | 41.0 |
1580 | Maar nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. | 28 | 14 | Markus | 41.0 |
1581 | Petrus echter zei tot Hem: Ook al zullen allen ten val komen, ik echter niet. | 29 | 14 | Markus | 41.0 |
1582 | En Jezus zei tot hem: Voorwaar, Ik zeg je dat je vandaag, in deze nacht, voordat de haan tweemaalkraait, Mij driemaal zult verloochenen.Markus 14 | 30 | 14 | Markus | 41.0 |
1583 | Hij sprak echter zeer nadrukkelijk: Al moest ik met U sterven, ik zal U geenszins verloochenen. Enevenzo zeiden zij ook allen. | 31 | 14 | Markus | 41.0 |
1584 | En zij kwamen aan een plaats, Gethsemane ge heten, en Hij zei tot zijn discipelen: Gaat hier zitten terwijl Ik bid. | 32 | 14 | Markus | 41.0 |
1585 | En Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met Zich mee. En Hij begon ontsteld en zeer beangst te worden, | 33 | 14 | Markus | 41.0 |
1586 | en Hij zei tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt. | 34 | 14 | Markus | 41.0 |
1587 | En Hij ging iets verder, viel op de aarde en bad dat, als het mogelijk was, dat uur aan Hem mochtvoorbijgaan. | 35 | 14 | Markus | 41.0 |
1588 | En Hij zei: Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar niet wat Ik wil,maar wat U wilt. | 36 | 14 | Markus | 41.0 |
1589 | En Hij kwam en vond hen in slaap, en Hij zei tot Petrus: Simon, slaap je? Was je niet in staat eenuur te waken? | 37 | 14 | Markus | 41.0 |
1590 | Waakt en bidt, opdat u niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. | 38 | 14 | Markus | 41.0 |
1591 | En opnieuw ging Hij weg en bad, terwijl Hij het zelfde woord sprak. | 39 | 14 | Markus | 41.0 |
1592 | En toen Hij opnieuw kwam, vond Hij hen in slaap, want hun ogen waren zeer zwaar geworden, en zijwisten niet wat zij Hem moesten antwoorden. | 40 | 14 | Markus | 41.0 |
1593 | En Hij kwam voor de derde maal en zei tot hen: Slaapt nu verder en rust. Het is zover. Het uur isgekomen; zie, de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen van de zondaars.Markus 14 | 41 | 14 | Markus | 41.0 |
1594 | Staat op, laten wij gaan, zie, hij die Mij overlevert is nabij. | 42 | 14 | Markus | 41.0 |
1595 | En terstond, terwijl Hij nog sprak, kwam Judas eraan, een van de twaalf, en met hem een menigtemet zwaarden en stokken, van de overpriesters, deschriftgeleerden en de oudsten vandaan. | 43 | 14 | Markus | 41.0 |
1596 | Nu had hij die Hem overleverde, met hen een teken afgesproken en gezegd: Die ik zal kussen,Die is het; grijpt Hem en leidt Hem welverzekerdweg. | 44 | 14 | Markus | 41.0 |
1597 | En hij kwam en ging terstond naar Hem toe en zei: Rabbi! En hij kuste Hem innig. | 45 | 14 | Markus | 41.0 |
1598 | Zij nu sloegen de handen aan Hem en grepen Hem. | 46 | 14 | Markus | 41.0 |
1599 | Een van hen echter die daarbij stonden, trok zijn zwaard en trof de slaaf van de hogepriester ensloeg hem het oor af. | 47 | 14 | Markus | 41.0 |
1600 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Als tegen een rover bent u erop uitgegaan met zwaarden enstokken, om Mij gevangen te nemen? | 48 | 14 | Markus | 41.0 |
1601 | Dagelijks was Ik bij u in de tempel aan het leren, en u hebt Mij niet gegrepen: maar de Schriftenmoeten vervuld worden. | 49 | 14 | Markus | 41.0 |
1602 | En zij verlieten Hem en vluchtten allen.51 En een jongeman volgde Hem, die een linnen kleed om het ongeklede lichaam geslagen had, enzij grepen hem; | 50 | 14 | Markus | 41.0 |
1603 | hij liet echter het linnen kleed achter en vluchtte ongekleed van hen weg.Markus 14 | 52 | 14 | Markus | 41.0 |
1604 | En zij leidden Jezus weg naar de hogepriester; en alle overpriesters, oudsten en schriftgeleerdenkwamen bijeen. | 53 | 14 | Markus | 41.0 |
1605 | En Petrus volgde Hem uit de verte, tot binnen in de voorhof van de hogepriester; en hij zat samenmet de dienaren zich te warmen bij het vuur. | 54 | 14 | Markus | 41.0 |
1606 | De overpriesters nu en de hele Raad zochten een getuigenis tegen Jezus om Hem te doden, en zijnvonden er geen. | 55 | 14 | Markus | 41.0 |
1607 | Want velen legden een vals getuigenis tegen Hem af, en de getuigenissen waren niet eenstemmig. | 56 | 14 | Markus | 41.0 |
1608 | En er stonden enigen op die een vals getuigenis tegen Hem aflegden | 57 | 14 | Markus | 41.0 |
1609 | en zeiden: Wij hoorden Hem zeggen: Ik zal dit met handen gemaakte tempelhuis afbreken en na drie dagen een ander, zonder handen gemaakt, opbouwen. | 58 | 14 | Markus | 41.0 |
1610 | En ook zo was hun getuigenis niet eenstemmig.60 En de hogepriester stond in hun midden op en ondervroeg Jezus aldus: Antwoordt U niets? Watgetuigen dezen tegen U? | 59 | 14 | Markus | 41.0 |
1611 | Hij echter zweeg en antwoordde niets. Opnieuw ondervroeg de hogepriester Hem en zei tot Hem:Bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende? | 61 | 14 | Markus | 41.0 |
1612 | Jezus nu zei: Ik ben het. En u zult de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van dekracht en zien komen met de wolken van dehemel.Markus 14 | 62 | 14 | Markus | 41.0 |
1613 | De hogepriester nu scheurde zijn kleren en zei: Waarom hebben wij nog getuigen nodig? | 63 | 14 | Markus | 41.0 |
1614 | U hebt de lastering gehoord; wat vindt u ervan? Zij allen nu veroordeelden Hem als de dood schuldig. | 64 | 14 | Markus | 41.0 |
1615 | En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaanen tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienarensloegen Hem in het gezicht. | 65 | 14 | Markus | 41.0 |
1616 | En toen Petrus beneden in de voorhof was, kwam een van de dienstmeisjes van de hogepriester, | 66 | 14 | Markus | 41.0 |
1617 | en toen zij Petrus zich zag warmen, keek zij hem aan en zei: Ook u was bij die Nazarener, bij Jezus. | 67 | 14 | Markus | 41.0 |
1618 | Hij loochende het echter en zei: Ik weet niet en ook begrijp ik niet wat u zegt. En hij ging naarbuiten naar het portaal, en de haan kraaide. | 68 | 14 | Markus | 41.0 |
1619 | En toen het dienstmeisje hem zag, begon zij opnieuw te zeggen tot hen die daarbij stonden:Deze is een van hen. | 69 | 14 | Markus | 41.0 |
1620 | Hij loochende het echter opnieuw. En kort daarna zeiden zij die daarbij stonden opnieuw tot Petrus:Werkelijk, u bent een van hen, want u bent ookeen Galileeer. | 70 | 14 | Markus | 41.0 |
1621 | Hij begon zich echter te vervloeken en te zweren: Ik ken die mens niet over Wie u spreekt. | 71 | 14 | Markus | 41.0 |
1622 | En terstond kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus herinnerde zich het woord dat Jezus tothem gezegd had: Voordat de haan tweemaalkraait, zul je Mij driemaal verloochenen. En toenhij daaraan dacht, weende hij.Markus 14 | 72 | 14 | Markus | 41.0 |
1623 | En terstond, ‘s morgens vroeg, beraadslaagden de overpriesters met de oudsten en schriftgeleerdenen de hele Raad, en zij bonden Jezus en brachtenHem weg en leverden Hem over aan Pilatus. | 1 | 14 | Markus | 41.0 |
1624 | En Pilatus ondervroeg Hem: Bent U de koning der Joden? Hij nu antwoordde hem en zei: U zegt het. | 2 | 14 | Markus | 41.0 |
1625 | En de overpriesters beschuldigden Hem van veel dingen. | 3 | 14 | Markus | 41.0 |
1626 | Pilatus nu ondervroeg Hem opnieuw en zei: Antwoordt U helemaal niets? Zie, van hoeveel zij Ubeschuldigen. | 4 | 14 | Markus | 41.0 |
1627 | Jezus antwoordde echter helemaal niets meer, zodat Pilatus zich verwonderde. | 5 | 14 | Markus | 41.0 |
1628 | Nu liet hij hun op elk feest een gevangene los, die zij begeerden. | 6 | 14 | Markus | 41.0 |
1629 | Nu was er iemand, Barabbas geheten, gebonden met de oproermakers die in het oproer een moordhadden begaan. | 7 | 14 | Markus | 41.0 |
1630 | En de menigte kwam naar voren en begon hem te vragen hun te doen zoals hij gewoon was. | 8 | 14 | Markus | 41.0 |
1631 | Pilatus echter antwoordde hun en zei: Wilt u dat ik de koning der Joden voor u loslaat? | 9 | 14 | Markus | 41.0 |
1632 | Want hij wist dat de overpriesters Hem uit afgunst hadden overgeleverd. | 10 | 14 | Markus | 41.0 |
1633 | De overpriesters echter zetten de menigte op, dat hij liever Barabbas voor hen moest loslaten. | 11 | 14 | Markus | 41.0 |
1634 | Pilatus nu antwoordde opnieuw en zei tot hen: Wat wilt u dan dat ik zal doen met Hem die u dekoning der Joden noemt?Markus 15 | 12 | 15 | Markus | 41.0 |
1635 | Zij nu riepen opnieuw: Kruisig Hem! | 13 | 15 | Markus | 41.0 |
1636 | Pilatus nu zei tot hen: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? Zij nu riepen des te meer: KruisigHem! | 14 | 15 | Markus | 41.0 |
1637 | Pilatus nu wilde de menigte een genoegen doen en liet hun Barabbas los; en Jezus leverde hij, naHem gegeseld te hebben, over om gekruisigd teworden. | 15 | 15 | Markus | 41.0 |
1638 | De soldaten nu leidden Hem in de voorhof, dat is het pretorium, en zij riepen de hele legerafdelingsamen. | 16 | 15 | Markus | 41.0 |
1639 | En zij deden Hem een purperen mantel om en na een doornenkroon gevlochten te hebben zetten zijHem die op | 17 | 15 | Markus | 41.0 |
1640 | en begonnen Hem te begroeten: Gegroet, koning der Joden! | 18 | 15 | Markus | 41.0 |
1641 | En zij sloegen zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieen enhuldigden Hem. | 19 | 15 | Markus | 41.0 |
1642 | En toen zij Hem hadden bespot, deden zij Hem de purperen mantel af en deden Hem zijn kleren aan;en zij leidden Hem naar buiten om Hem te kruisigen. | 20 | 15 | Markus | 41.0 |
1643 | En zij dwongen een voorbijganger, een zekere Simon van Cyrene die van het veld kwam, devader van Alexander en Rufus, om zijn kruis te dragen.Markus 15 | 21 | 15 | Markus | 41.0 |
1644 | En zij brachten Hem op de plaats Golgotha, dat is vertaald: Schedelplaats. | 22 | 15 | Markus | 41.0 |
1645 | En zij gaven Hem met mirre gemengde wijn; maar Hij nam die niet. | 23 | 15 | Markus | 41.0 |
1646 | En zij kruisigden Hem en verdeelden zijn kleren door het lot erover te werpen wat ieder mochtnemen. | 24 | 15 | Markus | 41.0 |
1647 | Het was nu het derde uur toen zij Hem kruisigden.26 En het opschrift met zijn beschuldiging luidde: De koning der Joden. | 25 | 15 | Markus | 41.0 |
1648 | En met Hem kruisigden zij twee rovers, een aan zijn rechterhand en een aan zijn linkerhand. | 27 | 15 | Markus | 41.0 |
1649 | En de voorbijgangers lasterden Hem, terwijl zij hun hoofden schudden en zeiden: Ha, U die hettempelhuis afbreekt en in drie dagen opbouwt, | 2829 | 15 | Markus | 41.0 |
1650 | verlos Uzelf en kom van het kruis af!31 Evenzo spotten ook de overpriesters onder elkaar met de schriftgeleerden en zeiden: Anderen heeftHij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. | 30 | 15 | Markus | 41.0 |
1651 | Laat de Christus, de koning van Israel, nu van het kruis afkomen, opdat wij zien en geloven! Ook zijdie met Hem gekruisigd waren, smaadden Hem. | 32 | 15 | Markus | 41.0 |
1652 | En toen het zesde uur was gekomen, kwam er duis ternis over het hele land tot het negende uur toe. | 33 | 15 | Markus | 41.0 |
1653 | En op het negende uur riep Jezus met luider stem: Eloi, Eloi, lema sabachthani? dat is vertaald: MijnGod, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? | 34 | 15 | Markus | 41.0 |
1654 | En sommigen van hen die daarbij stonden en dit hoorden, zeiden: Zie, Hij roept Elia.Markus 15 | 35 | 15 | Markus | 41.0 |
1655 | Iemand nu liep snel, vulde een spons met zure wijn, stak ze op een rietstok en gaf Hem te drinkenen zei: Wacht, laten wij zien of Elia komt om Hemeraf te nemen. | 36 | 15 | Markus | 41.0 |
1656 | Jezus nu liet een luide schreeuw horen en stierf.38 En het voorhangsel van het tempelhuis scheurde in tweeen, van boven naar beneden. | 37 | 15 | Markus | 41.0 |
1657 | Toen nu de centurio die daarbij stond tegenover Hem, zag dat Hij zo roepend was gestorven, zeihij: Waarlijk, deze mens was Gods Zoon! | 39 | 15 | Markus | 41.0 |
1658 | Nu stonden er ook vrouwen uit de verte toe te zien, onder wie ook Maria Magdalena was enMaria, de moeder van Jakobus de kleine en vanJoses, en Salome, | 40 | 15 | Markus | 41.0 |
1659 | die, toen Hij in Galilea was, Hem volgden en Hem dienden, en vele andere vrouwen die met Hemnaar Jeruzalem waren opgetrokken. | 41 | 15 | Markus | 41.0 |
1660 | En toen het al avond was geworden, omdat het de voorbereiding was, dat is de voorsabbat, | 42 | 15 | Markus | 41.0 |
1661 | kwam Jozef van Arimathea, een aanzienlijk raads heer, die ook zelf het koninkrijk van God verwachtte, en waagde het naar binnen te gaan naarPilatus en het lichaam van Jezus te vragen. | 43 | 15 | Markus | 41.0 |
1662 | Pilatus nu verwonderde zich dat Hij al gestorven was, en nadat hij de centurio bij zich had geroepen, ondervroeg hij hem of Hij al lang gestorvenwas.Markus 15 | 44 | 15 | Markus | 41.0 |
1663 | En toen hij het van de centurio had vernomen, schonk hij Jozef het lichaam. | 45 | 15 | Markus | 41.0 |
1664 | En na een stuk linnen gekocht te hebben nam hij Hem af, wikkelde Hem in het stuk linnen en legdeHem in een graf dat uit een rots was gehouwen,en hij wentelde een steen voor de ingang van hetgraf. | 46 | 15 | Markus | 41.0 |
1665 | Maria Magdalena nu en Maria, de moeder van Joses, zagen waar Hij gelegd was.Markus 15 | 47 | 15 | Markus | 41.0 |
1666 | En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus, enSalome specerijen om Hem te komen zalven. | 1 | 15 | Markus | 41.0 |
1667 | En zeer vroeg op de eerste dag van de week kwa men zij bij het graf, toen de zon opging. | 2 | 15 | Markus | 41.0 |
1668 | En zij zeiden tot elkaar: Wie zal voor ons de steen van de ingang van het graf afwentelen? | 3 | 15 | Markus | 41.0 |
1669 | En toen zij opkeken, zagen zij dat de steen was afgewenteld, want hij was zeer groot. | 4 | 15 | Markus | 41.0 |
1670 | En toen zij in het graf waren gegaan, zagen zij een jongeman zitten aan de rechterkant, bekleed meteen lang wit kleed, en zij ontstelden. | 5 | 15 | Markus | 41.0 |
1671 | Hij zei echter tot hen: Weest niet ontsteld. U zoekt Jezus de Nazarener, de gekruisigde; Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie, de plaats waar zij Hemhebben gelegd. | 6 | 15 | Markus | 41.0 |
1672 | Maar gaat heen, zegt aan zijn discipelen en aan Petrus: Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult uHem zien, zoals Hij u heeft gezegd. | 7 | 15 | Markus | 41.0 |
1673 | En zij gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf, want beving en ontzetting hadden henbevangen; en niemand zeiden zij iets, want zijwaren bang. | 8 | 15 | Markus | 41.0 |
1674 | Toen Hij nu was opgestaan, vroeg op de eerste dag van de week, verscheen Hij eerst aan MariaMagdalena, uit wie Hij zeven demonen had uitgedreven. | 9 | 15 | Markus | 41.0 |
1675 | Deze ging heen en berichtte het aan hen die met Hem geweest waren, die treurden en weenden.Markus 16 | 10 | 16 | Markus | 41.0 |
1676 | En toen dezen hoorden dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden zij haar niet. | 11 | 16 | Markus | 41.0 |
1677 | Na deze dingen nu openbaarde Hij Zich in een andere gedaante aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen. | 12 | 16 | Markus | 41.0 |
1678 | En dezen gingen weg en berichtten het aan de overigen, maar zij geloofden ook die niet. | 13 | 16 | Markus | 41.0 |
1679 | Later nu openbaarde Hij Zich aan de elven terwijl zij aanlagen, en verweet hun hun ongeloof enhardheid van hart, omdat zij hen die Hem haddengezien nadat Hij was opgewekt, niet haddengeloofd. | 14 | 16 | Markus | 41.0 |
1680 | En Hij zei tot hen: Gaat heen in de hele wereld en predikt het evangelie aan de hele schepping. | 15 | 16 | Markus | 41.0 |
1681 | Wie geloofd heeft en gedoopt is, zal behouden worden; wie echter niet gelooft, zal veroordeeldworden. | 16 | 16 | Markus | 41.0 |
1682 | Hen nu die geloven, zullen deze tekenen volgen: in mijn naam zullen zij demonen uitdrijven, innieuwe talen zullen zij spreken, | 17 | 16 | Markus | 41.0 |
1683 | en met hun handen zullen zij slangen opnemen, en als zij iets dodelijks drinken, zal het hun geenszins schaden; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen beter worden. | 18 | 16 | Markus | 41.0 |
1684 | De Heer Jezus dan, nadat Hij tot hen had gespro ken, werd opgenomen in de hemel en ging zittenaan de rechterhand van God. | 19 | 16 | Markus | 41.0 |
1685 | En zij gingen uit en predikten overal, terwijl de Heer meewerkte en het woord bevestigde door detekenen die daarop volgden.Markus 16 | 20 | 16 | Markus | 41.0 |
1686 | Aangezien velen ondernomen hebben een verhaal op te stellen over de zaken die zich onder ons voltrokken hebben, | 1 | 16 | Markus | 41.0 |
1687 | zoals zij die van het begin af ooggetuigen en die naren van het woord zijn geweest, ons hebben overgeleverd, | 2 | 16 | Markus | 41.0 |
1688 | heeft het ook mij goed gedacht, na alles van voren af aan nauwkeurig onderzocht te hebben, het ingeregelde orde aan u te schrijven, hoogedeleTheofilus, | 3 | 16 | Markus | 41.0 |
1689 | opdat u de zekerheid kent van de dingen waarin u bent onderwezen. | 4 | 16 | Markus | 41.0 |
1690 | In de dagen van Herodes, koning van Judea, was er een priester, Zacharia genaamd, uit de afdeling vanAbia, en zijn vrouw was uit de dochters van Aaronen haar naam was Elizabeth. | 5 | 16 | Markus | 41.0 |
1691 | Zij nu waren beiden rechtvaardig voor God, wande lend in alle geboden en inzettingen van de Heer,onberispelijk. | 6 | 16 | Markus | 41.0 |
1692 | En zij hadden geen kind, omdat Elizabeth onvruchtbaar was; en zij waren beiden op hoge leeftijd gekomen. | 7 | 16 | Markus | 41.0 |
1693 | Het gebeurde nu, toen hij de priesterdienst vervul de voor God, in de beurt van zijn afdeling, | 8 | 16 | Markus | 41.0 |
1694 | dat hij naar de gewoonte van het priesterambt door het lot werd aangewezen om te reukofferen, na hettempelhuis van de Heer te zijn binnengegaan. | 9 | 16 | Markus | 41.0 |
1695 | En de hele volksmassa was buiten in gebed op het uur van het reukoffer. | 10 | 16 | Markus | 41.0 |
1696 | Nu verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond.Lukas 1 | 11 | 1 | Lukas | 42.0 |
1697 | En toen Zacharia hem zag, werd hij ontsteld en bangheid overviel hem. | 12 | 1 | Lukas | 42.0 |
1698 | De engel zei echter tot hem: Wees niet bang, Zacharia, want uw gebed is verhoord en uw vrouwElizabeth zal u een zoon baren en u zult hem denaam Johannes geven. | 13 | 1 | Lukas | 42.0 |
1699 | En hij zal u tot blijdschap en vreugdegejuich zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden. | 14 | 1 | Lukas | 42.0 |
1700 | Want hij zal groot zijn voor het aangezicht van de Heer, en wijn en sterke drank zal hij geenszinsdrinken, en hij zal met de Heilige Geest wordenvervuld, al van de moederschoot af. | 15 | 1 | Lukas | 42.0 |
1701 | En hij zal velen van de zonen van Israel doen terugkeren tot de Heer, hun God. | 16 | 1 | Lukas | 42.0 |
1702 | En hij zal voor Hem uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten van de vaders tedoen terugkeren tot de kinderen en de ongehoorzamen in de wijsheid van de rechtvaardigen, omde Heer een toegerust volk te bereiden. | 17 | 1 | Lukas | 42.0 |
1703 | En Zacharia zei tot de engel: Waaraan zal ik dit weten? Want ik ben oud en mijn vrouw is op hogeleeftijd gekomen. | 18 | 1 | Lukas | 42.0 |
1704 | En de engel antwoordde en zei tot hem: Ik ben Gabriel die voor God sta, en ben gezonden om totu te spreken en u deze dingen te verkondigen. | 19 | 1 | Lukas | 42.0 |
1705 | En zie, u zult zwijgen en niet kunnen spreken tot op de dag dat deze dingen zullen gebeuren,omdat u mijn woorden niet hebt geloofd die ophun tijd zullen worden vervuld.Lukas 1 | 20 | 1 | Lukas | 42.0 |
1706 | En het volk stond te wachten op Zacharia; en zij verwonderden zich dat hij zo lang in het tempelhuis bleef. | 21 | 1 | Lukas | 42.0 |
1707 | Toen hij nu naar buiten kwam, kon hij niet tot hen spreken; en zij merkten dat hij in het tempelhuiseen gezicht had gezien. En hij wenkte hun toe enbleef stom. | 22 | 1 | Lukas | 42.0 |
1708 | En het gebeurde, toen de dagen van zijn dienst waren vervuld, dat hij wegging naar zijn huis. | 23 | 1 | Lukas | 42.0 |
1709 | Na die dagen nu werd zijn vrouw Elizabeth zwan ger; en zij verborg zich vijf maanden en zei: | 24 | 1 | Lukas | 42.0 |
1710 | Zo heeft de Heer mij gedaan in de dagen waarin Hij naar mij heeft omgezien, om mijn smaad onderde mensen weg te nemen. | 25 | 1 | Lukas | 42.0 |
1711 | In de zesde maand nu werd de engel Gabriel door God gezonden naar een stad in Galilea, Nazarethgenaamd, | 26 | 1 | Lukas | 42.0 |
1712 | naar een maagd die ondertrouwd was met een man genaamd Jozef, uit het huis van David; en denaam van de maagd was Maria. | 27 | 1 | Lukas | 42.0 |
1713 | En toen de engel bij haar was binnengekomen, zei hij: Gegroet, begenadigde, de Heer is met u, ubent gezegend onder de vrouwen. | 28 | 1 | Lukas | 42.0 |
1714 | Zij nu ontstelde over zijn woord en overlegde wat voor begroeting dit kon zijn. | 29 | 1 | Lukas | 42.0 |
1715 | En de engel zei tot haar: Wees niet bang, Maria, want u hebt genade bij God gevonden; | 30 | 1 | Lukas | 42.0 |
1716 | en zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven.Lukas 1 | 31 | 1 | Lukas | 42.0 |
1717 | Deze zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en de Heer, God, zal Hem detroon van zijn vader David geven, | 32 | 1 | Lukas | 42.0 |
1718 | en Hij zal over het huis van Jakob koning zijn tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen eindezijn. | 33 | 1 | Lukas | 42.0 |
1719 | Maria echter zei tot de engel: Hoe zal dit zijn, daar ik geen gemeenschap heb met een man? | 34 | 1 | Lukas | 42.0 |
1720 | En de engel antwoordde en zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van deAllerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zaldat Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoonworden genoemd. | 35 | 1 | Lukas | 42.0 |
1721 | En zie, Elizabeth, uw bloedverwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom; en dit isde zesde maand voor haar die onvruchtbaar heette, | 36 | 1 | Lukas | 42.0 |
1722 | want geen enkel ding zal vanwege God onmogelijk zijn.38 Maria nu zei: Zie, de slavin van de Heer, moge met mij gebeuren naar uw woord. En de engel ging vanhaar weg. | 37 | 1 | Lukas | 42.0 |
1723 | Maria nu stond in die dagen op en reisde met haast naar het gebergte, naar een stad van Judea; | 39 | 1 | Lukas | 42.0 |
1724 | en zij kwam in het huis van Zacharia en groette Elizabeth. | 40 | 1 | Lukas | 42.0 |
1725 | En het gebeurde toen Elizabeth de begroeting van Maria hoorde, dat het kindje opsprong in haar schoot;en Elizabeth werd vervuld met de Heilige Geest, | 41 | 1 | Lukas | 42.0 |
1726 | en zij riep uit met luid geroep en zei: Gezegend ben jij onder de vrouwen en gezegend is de vruchtvan je schoot.Lukas 1 | 42 | 1 | Lukas | 42.0 |
1727 | En waaraan dank ik dit dat de moeder van mijn Heer bij mij komt? | 43 | 1 | Lukas | 42.0 |
1728 | Want zie, toen het geluid van je begroeting in mijn oren klonk, sprong het kindje van vreugde opin mijn schoot. | 44 | 1 | Lukas | 42.0 |
1729 | En gelukkig zij die geloofd heeft; want de dingen die haar van de Heer uit zijn gezegd, zullen worden volbracht. | 45 | 1 | Lukas | 42.0 |
1730 | En Maria zei: Mijn ziel maakt de Heer groot,47 en mijn geest verheugt zich over God, mijn Heiland, | 46 | 1 | Lukas | 42.0 |
1731 | omdat Hij de geringheid van zijn slavin heeft aan gezien. Want zie, van nu aan zullen alle geslachtenmij gelukkig prijzen, | 48 | 1 | Lukas | 42.0 |
1732 | omdat de Machtige grote dingen aan mij heeft gedaan; en heilig is zijn naam, | 49 | 1 | Lukas | 42.0 |
1733 | en zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen. | 50 | 1 | Lukas | 42.0 |
1734 | Hij heeft een krachtig werk gedaan door zijn arm; Hij heeft hoogmoedigen in de overlegging vanhun hart verstrooid; | 51 | 1 | Lukas | 42.0 |
1735 | Hij heeft machtigen van tronen gestoten en nede rigen verhoogd; | 52 | 1 | Lukas | 42.0 |
1736 | hongerigen heeft Hij met goede dingen vervuld en rijken leeg weggezonden; | 53 | 1 | Lukas | 42.0 |
1737 | Hij heeft Zich zijn knecht Israel aangetrokken om te gedenken aan de barmhartigheid | 54 | 1 | Lukas | 42.0 |
1738 | (zoals Hij heeft gesproken tot onze vaderen) jegens Abraham en zijn nageslacht tot in eeuwigheid.Lukas 1 | 55 | 1 | Lukas | 42.0 |
1739 | Maria nu bleef ongeveer drie maanden bij haar en keerde terug naar haar huis. | 56 | 1 | Lukas | 42.0 |
1740 | De tijd van Elizabeth nu werd vervuld dat zij zou baren, en zij baarde een zoon. | 57 | 1 | Lukas | 42.0 |
1741 | En haar buren en bloedverwanten hoorden dat de Heer zijn barmhartigheid aan haar had grootgemaakt en zij waren met haar verblijd. | 58 | 1 | Lukas | 42.0 |
1742 | En het gebeurde op de achtste dag dat zij kwamen om het kindje te besnijden; en zij noemden hetnaar de naam van zijn vader Zacharia. | 59 | 1 | Lukas | 42.0 |
1743 | En zijn moeder antwoordde en zei: Nee, maar het zal Johannes heten. | 60 | 1 | Lukas | 42.0 |
1744 | En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw familie die deze naam draagt. | 61 | 1 | Lukas | 42.0 |
1745 | Zij nu wenkten zijn vader, hoe hij wilde dat het zou heten. | 62 | 1 | Lukas | 42.0 |
1746 | En hij vroeg om een schrijftafeltje en schreef aldus: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zichallen. | 63 | 1 | Lukas | 42.0 |
1747 | Onmiddellijk echter werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt en hij sprak, terwijl hij Godzegende. | 64 | 1 | Lukas | 42.0 |
1748 | En er kwam vrees over allen die rondom hen woonden en in het hele gebergte van Judea werden al deze dingen druk besproken. | 65 | 1 | Lukas | 42.0 |
1749 | En allen die het hoorden, namen het ter harte en zeiden: Wat zal dit kind toch zijn? Immers, dehand van de Heer was met hem. | 66 | 1 | Lukas | 42.0 |
1750 | En zijn vader Zacharia werd vervuld met de Heilige Geest en profeteerde aldus:Lukas 1 | 67 | 1 | Lukas | 42.0 |
1751 | Gezegend zij de Heer, de God van Israel, want Hij heeft zijn volk bezocht en er verlossing voor bewerkt, | 68 | 1 | Lukas | 42.0 |
1752 | en heeft een hoorn van behoudenis voor ons opgericht in het huis van zijn knecht David | 69 | 1 | Lukas | 42.0 |
1753 | (zoals Hij heeft gesproken door de mond van zijn heilige profeten die van oudsher zijn geweest), | 70 | 1 | Lukas | 42.0 |
1754 | behoudenis van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten; | 71 | 1 | Lukas | 42.0 |
1755 | om barmhartigheid te doen aan onze vaderen en te gedenken aan zijn heilig verbond, | 72 | 1 | Lukas | 42.0 |
1756 | aan de eed die Hij onze vader Abraham heeft gezworen; | 73 | 1 | Lukas | 42.0 |
1757 | om ons te geven dat wij, gered uit de hand van onze vijanden, onbevreesd Hem zouden dienen, | 74 | 1 | Lukas | 42.0 |
1758 | in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht al onze dagen. | 75 | 1 | Lukas | 42.0 |
1759 | En jij, kind, zult een profeet van de Allerhoogste worden genoemd, want jij zult voor het aangezicht van de Heer heengaan om zijn wegen tebereiden, | 76 | 1 | Lukas | 42.0 |
1760 | om zijn volk kennis van de behoudenis te geven in de vergeving van hun zonden, | 77 | 1 | Lukas | 42.0 |
1761 | door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte ons zal bezoeken, | 78 | 1 | Lukas | 42.0 |
1762 | om te schijnen voor hen die in duisternis en scha duw van de dood zitten, om onze voeten te richten op de weg van de vrede. | 79 | 1 | Lukas | 42.0 |
1763 | Het kind nu groeide op en werd gesterkt in de geest, en was in de woestijnen tot de dag van zijnoptreden tegenover Israel.Lukas 1 | 80 | 1 | Lukas | 42.0 |
1764 | Het gebeurde nu in die dagen dat er een bevel uit ging van keizer Augustus dat het hele aardrijkmoest worden ingeschreven. | 1 | 1 | Lukas | 42.0 |
1765 | (Deze inschrijving vond voor het eerst plaats toen Quirinius stadhouder over Syrie was.) | 2 | 1 | Lukas | 42.0 |
1766 | En allen gingen om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad. | 3 | 1 | Lukas | 42.0 |
1767 | Jozef nu ging ook op van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David dieBethlehem heet, omdat hij uit het huis en de familie van David was, | 4 | 1 | Lukas | 42.0 |
1768 | om zich te laten inschrijven met Maria, zijn onder trouwde vrouw, die zwanger was. | 5 | 1 | Lukas | 42.0 |
1769 | Het gebeurde nu toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij zou baren, | 6 | 1 | Lukas | 42.0 |
1770 | en zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe,omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. | 7 | 1 | Lukas | 42.0 |
1771 | En er waren herders in diezelfde landstreek, die ‘s nachts in het open veld de wacht hielden over hunkudde. | 8 | 1 | Lukas | 42.0 |
1772 | En zie, een engel van de Heer stond bij hen en de heerlijkheid van de Heer omscheen hen, en zijwerden buitengewoon bang. | 9 | 1 | Lukas | 42.0 |
1773 | En de engel zei tot hen: Weest niet bang, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor hethele volk zal zijn; | 10 | 1 | Lukas | 42.0 |
1774 | want u is heden een Heiland geboren, die Christus de Heer is, in de stad van David.Lukas 2 | 11 | 2 | Lukas | 42.0 |
1775 | En dit zal voor u het teken zijn: u zult een kindje vin den in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe. | 12 | 2 | Lukas | 42.0 |
1776 | En plotseling was er met de engel een menigte van een hemelse legermacht, die God prees en zei: | 13 | 2 | Lukas | 42.0 |
1777 | Heerlijkheid zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen van zijn welbehagen. | 14 | 2 | Lukas | 42.0 |
1778 | En het gebeurde, toen de engelen van hen waren weggegaan naar de hemel, dat de herders totelkaar spraken: Laten wij toch naar Bethlehem gaanen deze zaak zien die er is gebeurd, die de Heer onsheeft bekend gemaakt. | 15 | 2 | Lukas | 42.0 |
1779 | En zij kwamen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kindje, liggend in de kribbe. | 16 | 2 | Lukas | 42.0 |
1780 | Toen zij het nu hadden gezien, maakten zij het woord bekend dat hun over dit kind gesproken was. | 17 | 2 | Lukas | 42.0 |
1781 | En allen die het hoorden, verwonderden zich over de dingen waarover door de herders tot hen werdgesproken. | 18 | 2 | Lukas | 42.0 |
1782 | Maria echter bewaarde al deze dingen en overwoog ze in haar hart. | 19 | 2 | Lukas | 42.0 |
1783 | En de herders keerden terug, terwijl zij God ver heerlijkten en prezen om alles wat zij gehoord engezien hadden, zoals tot hen gesproken was. | 20 | 2 | Lukas | 42.0 |
1784 | En toen acht dagen waren vervuld om Hem te besnijden, ontving Hij de naam Jezus, die door deengel was genoemd voordat Hij in de moederschoot was ontvangen. | 21 | 2 | Lukas | 42.0 |
1785 | En toen de dagen van hun reiniging naar de wet van Mozes waren vervuld, brachten zij Hem naarJeruzalem om Hem aan de Heer voor te stellenLukas 2 | 22 | 2 | Lukas | 42.0 |
1786 | (zoals geschreven staat in de wet van de Heer: ’Alles wat mannelijk is, dat de moederschootopent, zal de Heer heilig worden genoemd’), | 23 | 2 | Lukas | 42.0 |
1787 | en om een offer te brengen volgens wat in de wet van de Heer gezegd is: een paar tortelduiven oftwee jonge duiven. | 24 | 2 | Lukas | 42.0 |
1788 | En zie, er was een man in Jeruzalem wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig engodvrezend en verwachtte de vertroosting vanIsrael, en de Heilige Geest was op hem. | 25 | 2 | Lukas | 42.0 |
1789 | En hij had een Goddelijke aanwijzing ontvangen door de Heilige Geest, dat hij de dood niet zouzien voordat hij de Christus van de Heer hadgezien. | 26 | 2 | Lukas | 42.0 |
1790 | En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om volgens de gewoonte van de wet met Hem te doen, | 27 | 2 | Lukas | 42.0 |
1791 | nam hij het in zijn armen en hij loofde God en zei:29 Nu laat U, Heer, uw slaaf in vrede heengaan naar uw woord, | 28 | 2 | Lukas | 42.0 |
1792 | want mijn ogen hebben uw behoudenis gezien,31 die U bereid hebt voor het aangezicht van alle vol ken: | 30 | 2 | Lukas | 42.0 |
1793 | een licht tot openbaring voor de naties en tot heerlijkheid voor uw volk Israel. | 32 | 2 | Lukas | 42.0 |
1794 | En zijn vader en moeder verwonderden zich over wat over Hem gesproken werd.Lukas 2 | 33 | 2 | Lukas | 42.0 |
1795 | En Simeon zegende hen en zei tot zijn moeder Maria: Zie, Deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israel en tot een teken dat weersproken wordt | 34 | 2 | Lukas | 42.0 |
1796 | (en ook door uw eigen ziel zal een zwaard gaan), opdat de overleggingen uit vele harten openbaarworden. | 35 | 2 | Lukas | 42.0 |
1797 | En er was een profetes, Anna, een dochter van Fanuel, uit de stam van Aser; deze was op zeerhoge leeftijd gekomen, nadat zij na haar maagdelijke staat zeven jaar met haar man had geleefd. | 36 | 2 | Lukas | 42.0 |
1798 | En zij was een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar, die niet uit de tempel week, terwijl zij metvasten en bidden God diende, nacht en dag. | 37 | 2 | Lukas | 42.0 |
1799 | En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij en loof de God en sprak over Hem tot allen die de verlossing van Jeruzalem verwachtten. | 38 | 2 | Lukas | 42.0 |
1800 | En toen zij alles hadden volbracht volgens de wet van de Heer, keerden zij terug naar Galilea, naarhun stad Nazareth. | 39 | 2 | Lukas | 42.0 |
1801 | Het kind nu groeide op en werd gesterkt, vervuld met wijsheid; en de genade van God was op Hem. | 40 | 2 | Lukas | 42.0 |
1802 | En zijn ouders gingen jaarlijks naar Jeruzalem op het feest van het pascha. | 41 | 2 | Lukas | 42.0 |
1803 | En toen Hij twaalf jaar was geworden en zij vol gens de gewoonte van het feest waren opgegaan | 42 | 2 | Lukas | 42.0 |
1804 | en de dagen hadden voleindigd, bleef het kind Jezus, toen zij terugkeerden, in Jeruzalem achteren zijn ouders wisten het niet.Lukas 2 | 43 | 2 | Lukas | 42.0 |
1805 | In de mening nu dat Hij bij het reisgezelschap was, gingen zij een dagreis ver en zochten Hemonder hun bloedverwanten en hun bekenden; | 44 | 2 | Lukas | 42.0 |
1806 | en toen zij Hem niet vonden, keerden zij naar Jeruzalem terug, op zoek naar Hem. | 45 | 2 | Lukas | 42.0 |
1807 | En het gebeurde na drie dagen dat zij Hem in de tempel vonden, waar Hij zat temidden van de leraren en naar hen luisterde en hun vragen stelde. | 46 | 2 | Lukas | 42.0 |
1808 | Allen nu die Hem hoorden, waren buiten zichzelf over zijn inzicht en zijn antwoorden. | 47 | 2 | Lukas | 42.0 |
1809 | En toen zij Hem zagen, stonden zij versteld; en zijn moeder zei tot Hem: Kind, waarom heb Je onsdit aangedaan? Zie, je vader en ik hebben Je metsmart gezocht. | 48 | 2 | Lukas | 42.0 |
1810 | En Hij zei tot hen: Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vadermoet zijn? | 49 | 2 | Lukas | 42.0 |
1811 | En zij beseften het woord niet dat Hij tot hen sprak. | 50 | 2 | Lukas | 42.0 |
1812 | En Hij daalde met hen af en kwam in Nazareth en Hij was hun onderdanig. En zijn moeder bewaardeal deze dingen in haar hart. | 51 | 2 | Lukas | 42.0 |
1813 | En Jezus nam toe in de wijsheid en grootte en gunst bij God en mensen.Lukas 2 | 52 | 2 | Lukas | 42.0 |
1814 | In het vijftiende jaar nu van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder was overJudea en Herodes viervorst over Galilea en zijnbroer Filippus viervorst over Iturea en het landTrachonitus en Lysanias viervorst over Abilene, | 1 | 2 | Lukas | 42.0 |
1815 | onder hogepriester Annas en Kajafas, kwam het woord van God tot Johannes, de zoon vanZacharia, in de woestijn. | 2 | 2 | Lukas | 42.0 |
1816 | En hij kwam naar de hele streek van de Jordaan en predikte de doop van bekering tot vergeving vanzonden; | 3 | 2 | Lukas | 42.0 |
1817 | zoals geschreven staat in het boek van de woorden van de profeet Jesaja: ’Stem van een roepende inde woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maaktzijn paden recht. | 4 | 2 | Lukas | 42.0 |
1818 | Elk dal zal gevuld en elke berg en heuvel zal ver laagd worden, en wat krom is zal tot een rechteweg worden, en de oneffen tot vlakke wegen. | 5 | 2 | Lukas | 42.0 |
1819 | En alle vlees zal de behoudenis van God zien’.7 Hij zei dan tot de menigten die uitliepen om door hem gedoopt te worden: Adderengebroed, wieheeft u een aanwijzing gegeven om de komendetoorn te ontvluchten? | 6 | 2 | Lukas | 42.0 |
1820 | Brengt dan vruchten voort, de bekering waardig; en begint niet bij uzelf te zeggen: Wij hebbenAbraham tot vader! Want ik zeg u, dat God uitdeze stenen Abraham kinderen kan verwekken.Lukas 3 | 8 | 3 | Lukas | 42.0 |
1821 | En ook ligt de bijl al aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. | 9 | 3 | Lukas | 42.0 |
1822 | En de menigten vroegen hem aldus: Wat moeten wij dan doen? | 10 | 3 | Lukas | 42.0 |
1823 | Hij nu antwoordde en zei tot hen: Laat hij die twee onderklederen heeft, meedelen aan wie ergeen heeft, en laat hij die voedsel heeft, evenzodoen. | 11 | 3 | Lukas | 42.0 |
1824 | Nu kwamen er ook tollenaars om gedoopt te wor den en zij zeiden tot hem: Meester, wat moetenwij doen? | 12 | 3 | Lukas | 42.0 |
1825 | Hij nu zei tot hen: Vordert niets meer dan u is voorgeschreven. | 13 | 3 | Lukas | 42.0 |
1826 | En ook soldaten vroegen hem aldus: En wij, wat moeten wij doen? En hij zei tot hen: Plundert niemand uit en beschuldigt niemand vals, en weesttevreden met uw soldij. | 14 | 3 | Lukas | 42.0 |
1827 | Toen nu het volk in afwachting was en allen in hun harten overlegden over Johannes, of hij nietmisschien de Christus was, | 15 | 3 | Lukas | 42.0 |
1828 | antwoordde Johannes en zei tot allen: Ik doop u wel met water, maar Hij komt die sterker is dan ik,Wiens schoenriemen ik niet waard ben los temaken; Hij zal u dopen met de Heilige Geest envuur; | 16 | 3 | Lukas | 42.0 |
1829 | zijn wan is in zijn hand om zijn dorsvloer door en door te zuiveren en de tarwe in zijn schuur samente brengen, maar het kaf zal Hij met onuitblusbaarvuur verbranden.Lukas 3 | 17 | 3 | Lukas | 42.0 |
1830 | Met nog vele andere vermaningen dan verkondig de hij aan het volk het evangelie; | 18 | 3 | Lukas | 42.0 |
1831 | toen echter Herodes de viervorst door hem aan de kaak werd gesteld inzake Herodias, de vrouw vanzijn broer, en inzake alle boze dingen die Herodeshad gedaan, | 19 | 3 | Lukas | 42.0 |
1832 | voegde hij bij alles ook dit dat hij Johannes in de gevangenis opsloot. | 20 | 3 | Lukas | 42.0 |
1833 | Het gebeurde nu, toen al het volk werd gedoopt en ook Jezus was gedoopt en bad, dat de hemelwerd geopend | 21 | 3 | Lukas | 42.0 |
1834 | en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, en er kwam een stemuit de hemel: U bent mijn geliefde Zoon, in U hebIk welbehagen gevonden. | 22 | 3 | Lukas | 42.0 |
1835 | En Hij, Jezus, begon ongeveer dertig jaar oud te worden, en was, naar men meende, een zoon vanJozef, de zoon van Eli, | 23 | 3 | Lukas | 42.0 |
1836 | van Matthat, van Levi, van Melchi, van Jannai, van Jozef, | 24 | 3 | Lukas | 42.0 |
1837 | van Mattathias, van Amos, van Nahum, van Esli, van Naggai, | 25 | 3 | Lukas | 42.0 |
1838 | van Maath, van Mattathias, van Semei, van Josech, van Joda, | 26 | 3 | Lukas | 42.0 |
1839 | van Johanan, van Resa, van Zerubbabel, van Sealthiel, van Neri,Lukas 3 | 27 | 3 | Lukas | 42.0 |
1840 | van Melchi, van Addi, van Kosam, van Elmadam, van Er, | 28 | 3 | Lukas | 42.0 |
1841 | van Jozua, van Eliezer, van Jorim, van Matthat, van Levi, | 29 | 3 | Lukas | 42.0 |
1842 | van Simeon, van Juda, van Jozef, van Jonan, van Eljakim, | 30 | 3 | Lukas | 42.0 |
1843 | van Meleas, van Menna, van Mattatha, van Nathan, van David, | 31 | 3 | Lukas | 42.0 |
1844 | van Isai, van Obed, van Boaz, van Salmon, van Nahesson, | 32 | 3 | Lukas | 42.0 |
1845 | van Aminadab, van Ram, van Admin, van Arni, van Hezron, van Perez, van Juda, | 33 | 3 | Lukas | 42.0 |
1846 | van Jakob, van Izaak, van Abraham, van Terah, van Nahor, | 34 | 3 | Lukas | 42.0 |
1847 | van Serug, van Rehu, van Peleg, van Heber, van Selah, | 35 | 3 | Lukas | 42.0 |
1848 | van Kainan, van Arfachsad, van Sem, van Noach, van Lamech, | 36 | 3 | Lukas | 42.0 |
1849 | van Methusalah, van Henoch, van Jered, van Malaleel, van Kainan, | 37 | 3 | Lukas | 42.0 |
1850 | van Enos, van Seth, van Adam, van God.Lukas 3 | 38 | 3 | Lukas | 42.0 |
1851 | Jezus nu, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in dewoestijn, | 1 | 3 | Lukas | 42.0 |
1852 | veertig dagen verzocht door de duivel. En Hij at helemaal niets in die dagen, en toen zij warengeeindigd had Hij honger. | 2 | 3 | Lukas | 42.0 |
1853 | De duivel nu zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, zeg dan tot deze steen dat hij brood moet worden. | 3 | 3 | Lukas | 42.0 |
1854 | En Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven: ’Niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woord van God’. | 4 | 3 | Lukas | 42.0 |
1855 | En hij voerde Hem omhoog en toonde Hem alle koninkrijken van het aardrijk in een ogenblik tijds. | 5 | 3 | Lukas | 42.0 |
1856 | En de duivel zei tot Hem: U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geef ik ze; | 6 | 3 | Lukas | 42.0 |
1857 | als U dan voor mij geknield zult aanbidden, zal zij geheel van U zijn. | 7 | 3 | Lukas | 42.0 |
1858 | En Jezus antwoordde en zei tot hem: Er staat geschreven: ’De Heer, uw God, zult u aanbiddenen Hem alleen dienen’. | 8 | 3 | Lukas | 42.0 |
1859 | Hij nu voerde Hem naar Jeruzalem en liet Hem op de dakrand van de tempel staan en zei tot Hem:Als U Gods Zoon bent, werp Uzelf dan van hiernaar beneden; | 9 | 3 | Lukas | 42.0 |
1860 | want er staat geschreven: ’Zijn engelen zal Hij bevel geven aangaande u om u te bewaren,Lukas 4 | 10 | 4 | Lukas | 42.0 |
1861 | en zij zullen u op de handen dragen, opdat u niet misschien uw voet aan een steen stoot’. | 11 | 4 | Lukas | 42.0 |
1862 | En Jezus antwoordde en zei tot hem: Er is gezegd: ’U zult de Heer, uw God, niet verzoeken’. | 12 | 4 | Lukas | 42.0 |
1863 | En nadat de duivel alle verzoeking tot een eind had gebracht, week hij van Hem voor een tijd. | 13 | 4 | Lukas | 42.0 |
1864 | En Jezus keerde in de kracht van de Geest terug naar Galilea, en een gerucht over Hem ging uitdoor de hele streek; | 14 | 4 | Lukas | 42.0 |
1865 | en Hij leerde in hun synagogen, door allen geeerd.16 En Hij kwam in Nazareth waar Hij was opgevoed en ging naar zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge en stond op om te lezen. | 15 | 4 | Lukas | 42.0 |
1866 | En het boek van de profeet Jesaja werd Hem ge geven; en toen Hij het boek had ontrold, vond Hij de plaats waar geschreven stond: | 17 | 4 | Lukas | 42.0 |
1867 | ‘De Geest van de Heer is op Mij, doordat Hij Mij heeft gezalfd om aan armen het evangelie te verkondigen; Hij heeft Mij gezonden | 18 | 4 | Lukas | 42.0 |
1868 | om aan gevangenen loslating te prediken en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijlating, om te prediken het aangenamejaar van de Heer’. | 19 | 4 | Lukas | 42.0 |
1869 | En nadat Hij het boek had opgerold en aan de die naar teruggegeven, ging Hij zitten,Lukas 4 | 20 | 4 | Lukas | 42.0 |
1870 | en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. Hij nu begon tot hen te zeggen: Heden isdit Schriftwoord in uw oren vervuld. | 21 | 4 | Lukas | 42.0 |
1871 | En allen gaven Hem getuigenis en verwonderden zich over de woorden van de genade die uit zijnmond kwamen, en zeiden: Is Deze niet de Zoon vanJozef? | 22 | 4 | Lukas | 42.0 |
1872 | En Hij zei tot hen: Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaum is gebeurd, doe datook hier in uw vaderstad. | 23 | 4 | Lukas | 42.0 |
1873 | Hij nu zei: Voorwaar, Ik zeg u, dat geen enkele pro feet aangenaam is in zijn vaderstad. | 24 | 4 | Lukas | 42.0 |
1874 | Ik zeg u echter naar waarheid: er waren vele wedu wen in de dagen van Elia in Israel, toen de hemeldrie jaar en zes maanden gesloten was, zodat ergrote hongersnood was over het hele land, | 25 | 4 | Lukas | 42.0 |
1875 | en tot niemand van hen werd Elia gezonden, maar wel naar Sarepta bij Sidon, tot een vrouw, eenweduwe. | 26 | 4 | Lukas | 42.0 |
1876 | En er waren vele melaatsen in Israel ten tijde van de profeet Elisa, en niemand van hen werd gereinigd,maar wel Naaman de Syrier. | 27 | 4 | Lukas | 42.0 |
1877 | En allen in de synagoge werden met toorn vervuld toen zij dit hoorden; | 28 | 4 | Lukas | 42.0 |
1878 | en zij stonden op, wierpen Hem de stad uit en voer den Hem op de rand van de berg waarop hun stadwas gebouwd, om Hem van de steilte af te werpen. | 29 | 4 | Lukas | 42.0 |
1879 | Hij echter ging midden tussen hen door en vertrok.Lukas 4 | 30 | 4 | Lukas | 42.0 |
1880 | En Hij daalde af naar Kapernaum, een stad van Galilea, en leerde hen op de sabbatten. | 31 | 4 | Lukas | 42.0 |
1881 | En zij stonden versteld over zijn leer, want zijn woord was met gezag. | 32 | 4 | Lukas | 42.0 |
1882 | En in de synagoge was een mens die de geest van een onreine demon had; | 33 | 4 | Lukas | 42.0 |
1883 | en hij schreeuwde uit met luider stem: Ach, wat hebben wij met U te maken, Jezus, Nazarener?Bent U gekomen om ons te verderven? Ik weet WieU bent: de Heilige van God. | 34 | 4 | Lukas | 42.0 |
1884 | En Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg en ga uit van hem. En de demon wierp hem in het midden neeren ging van hem uit zonder hem iets te schaden. | 35 | 4 | Lukas | 42.0 |
1885 | En er kwam verbazing over allen; en zij spraken tot elkaar en zeiden: Wat is dit voor een woord? Wantmet gezag en kracht gebiedt Hij de onreine geesten en zij gaan uit! | 36 | 4 | Lukas | 42.0 |
1886 | En een gerucht over Hem ging uit naar elke plaats in de omgeving. | 37 | 4 | Lukas | 42.0 |
1887 | Hij nu stond op en ging uit de synagoge naar het huis van Simon; de schoonmoeder van Simon nuwas bevangen door een zware koorts en zij vroegen Hem over haar. | 38 | 4 | Lukas | 42.0 |
1888 | En Hij ging aan haar hoofdeinde staan en bestrafte de koorts, en deze verliet haar; en zij stondonmiddellijk op en diende hen.Lukas 4 | 39 | 4 | Lukas | 42.0 |
1889 | Toen nu de zon onderging, brachten allen die zie ken met allerlei kwalen hadden, ze tot Hem; en Hijlegde ieder van hen de handen op en genas hen. | 40 | 4 | Lukas | 42.0 |
1890 | En er gingen van velen ook demonen uit, terwijl zij de woorden riepen: U bent de Zoon van God! EnHij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken,omdat zij wisten dat Hij de Christus was. | 41 | 4 | Lukas | 42.0 |
1891 | Toen het nu dag werd, ging Hij naar buiten en ging weg naar een woeste plaats; en de menigtenzochten Hem op en kwamen naar Hem toe, en zijhielden Hem tegen, opdat Hij niet van hen zouweggaan. | 42 | 4 | Lukas | 42.0 |
1892 | Hij zei echter tot hen: Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het koninkrijk van Godverkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden. | 43 | 4 | Lukas | 42.0 |
1893 | En Hij predikte in de synagogen van Judea.Lukas 4 | 44 | 4 | Lukas | 42.0 |
1894 | Het gebeurde nu, toen de menigte op Hem aan drong en het woord van God hoorde, dat Hij bijhet meer Gennezareth stond. En Hij zag tweeschepen bij het meer liggen; | 1 | 4 | Lukas | 42.0 |
1895 | de vissers nu waren van boord gegaan en spoelden de netten. | 2 | 4 | Lukas | 42.0 |
1896 | Hij nu ging aan boord van een van de schepen, dat van Simon was, en vroeg hem iets van hetland af uit te varen; en terwijl Hij zat, leerde Hij demenigten vanuit het schip. | 3 | 4 | Lukas | 42.0 |
1897 | Toen Hij nu ophield met spreken, zei Hij tot Simon: Vaar uit naar de diepte en werpt uw nettenuit voor een vangst. | 4 | 4 | Lukas | 42.0 |
1898 | En Simon antwoordde en zei: Meester, de hele nacht door hebben wij ons ingespannen en nietsgevangen; op uw woord echter zal ik de nettenuitwerpen. | 5 | 4 | Lukas | 42.0 |
1899 | En toen zij dit hadden gedaan, omsloten zij een grote massa vissen, en hun netten scheurden. | 6 | 4 | Lukas | 42.0 |
1900 | En zij wenkten hun metgezellen die in het andere schip waren, om hen te komen helpen, en zij kwamen; en zij vulden beide schepen zodat zij bijnazonken. | 7 | 4 | Lukas | 42.0 |
1901 | Toen nu Simon Petrus dit zag, viel hij aan de knie en van Jezus neer en zei: Ga uit van mij, want ikben een zondig mens, Heer. | 8 | 4 | Lukas | 42.0 |
1902 | Want verbazing had hem en allen die bij hem waren, aangegrepen over de vangst van de vissendie zij hadden gedaan,Lukas 5 | 9 | 5 | Lukas | 42.0 |
1903 | en evenzo ook Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeus, die deelgenoten van Simon waren. EnJezus zei tot Simon: Wees niet bang, van nu aanzul je mensen vangen. | 10 | 5 | Lukas | 42.0 |
1904 | En nadat zij de schepen op het land hadden getrokken, verlieten zij alles en volgden Hem. | 11 | 5 | Lukas | 42.0 |
1905 | En het gebeurde toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man vol melaatsheid; toenhij nu Jezus zag, viel hij op zijn gezicht en smeekteHem aldus: Heer, als U wilt, kunt U mij reinigen. | 12 | 5 | Lukas | 42.0 |
1906 | En Hij strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: Ik wil, word gereinigd! En terstond week demelaatsheid van hem. | 13 | 5 | Lukas | 42.0 |
1907 | En Hij beval hem het aan niemand te zeggen: Maar ga heen, toon u aan de priester en offer vooruw reiniging zoals Mozes heeft geboden, hun toteen getuigenis. | 14 | 5 | Lukas | 42.0 |
1908 | Het woord over Hem verbreidde zich echter des te meer; en vele menigten kwamen samen om Hemte horen en van hun ziekten genezen te worden. | 15 | 5 | Lukas | 42.0 |
1909 | Hij trok Zich echter terug in de woestijnen en bad.17 En het gebeurde op een van die dagen dat Hij leerde, en er zaten farizeeen en wetgeleerden, dieuit elk dorp van Galilea en Judea en van Jeruzalembijeen gekomen waren, en er was kracht van deHeer om gezond te maken. | 16 | 5 | Lukas | 42.0 |
1910 | En zie, mannen brachten op een bed een mens die verlamd was, en zij trachtten hem binnen te dragen en hem voor Hem neer te leggen.Lukas 5 | 18 | 5 | Lukas | 42.0 |
1911 | En daar zij vanwege de menigte geen manier von den om hem binnen te dragen, klommen zij ophet dak en lieten hem met het bed door de tegelsin het midden neer, voor Jezus. | 19 | 5 | Lukas | 42.0 |
1912 | En toen Hij hun geloof zag, zei Hij: Mens, uw zon den zijn u vergeven. | 20 | 5 | Lukas | 42.0 |
1913 | En de schriftgeleerden en de farizeeen begonnen te overleggen en zeiden: Wie is Deze, die lasteringen spreekt? Wie kan zonden vergeven dan Godalleen? | 21 | 5 | Lukas | 42.0 |
1914 | Jezus echter onderkende hun overleggingen, ant woordde en zei tot hen: Waarom overlegt u in uwharten? | 22 | 5 | Lukas | 42.0 |
1915 | Wat is gemakkelijker: te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en loop? | 23 | 5 | Lukas | 42.0 |
1916 | Maar opdat u weet dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven, zeiHij tot de verlamde: Ik zeg u: sta op, neem uw bedop en ga naar uw huis. | 24 | 5 | Lukas | 42.0 |
1917 | En onmiddellijk stond hij op voor hun ogen, nam dat waarop hij gelegen had en ging weg naar zijnhuis, terwijl hij God verheerlijkte. | 25 | 5 | Lukas | 42.0 |
1918 | En ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God en werden met vrees vervuld en zeiden: Wijhebben vandaag ongelofelijke dingen gezien.Lukas 5 | 26 | 5 | Lukas | 42.0 |
1919 | En daarna ging Hij naar buiten en zag een tolle naar genaamd Levi bij het tolhuis zitten; en Hij zeitot hem: Volg Mij. | 27 | 5 | Lukas | 42.0 |
1920 | En hij liet alles achter, stond op en volgde Hem.29 En Levi richtte een grote maaltijd voor Hem aan in zijn huis; en er was een grote menigte van tollenaars en van anderen, die met hen aanlagen. | 28 | 5 | Lukas | 42.0 |
1921 | En hun farizeeen en schriftgeleerden mopperden tegen zijn discipelen en zeiden: Waarom eet endrinkt u met de tollenaars en zondaars? | 30 | 5 | Lukas | 42.0 |
1922 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Zij die gezond zijn, hebben geen arts nodig, maar zij die ziekzijn. | 31 | 5 | Lukas | 42.0 |
1923 | Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. | 32 | 5 | Lukas | 42.0 |
1924 | Zij nu zeiden tot Hem: De discipelen van Johannes vasten dikwijls en doen gebeden, evenzo ook dievan de farizeeen, maar die van U eten en drinken. | 33 | 5 | Lukas | 42.0 |
1925 | Jezus nu zei tot hen: Kunt u soms de bruiloftsgas ten laten vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? | 34 | 5 | Lukas | 42.0 |
1926 | Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen wordt weggenomen, dan zullen zij vasten,in die dagen. | 35 | 5 | Lukas | 42.0 |
1927 | Hij nu sprak ook een gelijkenis tot hen: Niemand zet een van een nieuw kleed gescheurde lap opeen oud kleed; anders zal hij en het nieuwe scheuren en de lap van het nieuwe zal bij het oude nietpassen.Lukas 5 | 36 | 5 | Lukas | 42.0 |
1928 | En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de jonge wijn de zakken doen barstenen hij zal uitgestort worden en de zakken gaanverloren; | 37 | 5 | Lukas | 42.0 |
1929 | maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. | 38 | 5 | Lukas | 42.0 |
1930 | En niemand die oude heeft gedronken, wil jonge, want hij zegt: De oude is best.Lukas 5 | 39 | 5 | Lukas | 42.0 |
1931 | Het gebeurde nu op de tweedeeerste sabbat dat Hij door de korenvelden ging, en zijn discipelenplukten en aten aren, terwijl ze die met hun handen stukwreven. | 1 | 5 | Lukas | 42.0 |
1932 | Sommigen van de farizeeen nu zeiden: Waarom doet u wat op de sabbat niet geoorloofd is? | 2 | 5 | Lukas | 42.0 |
1933 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Hebt u dit dan niet gelezen wat David deed toen hij hongerhad, hij en zij die bij hem waren? | 3 | 5 | Lukas | 42.0 |
1934 | Hoe hij het huis van God binnenging en de toon broden nam en at en ook gaf aan hen die bij hemwaren, die men niet mag eten behalve alleen depriesters? | 4 | 5 | Lukas | 42.0 |
1935 | En Hij zei tot hen: De Zoon des mensen is Heer ook van de sabbat. | 5 | 5 | Lukas | 42.0 |
1936 | Het gebeurde nu op een andere sabbat dat Hij de synagoge binnenkwam en leerde; en daar was eenmens, wiens rechterhand verschrompeld was. | 6 | 5 | Lukas | 42.0 |
1937 | De schriftgeleerden en de farizeeen nu letten op Hem of Hij op de sabbat zou genezen, om eenbeschuldiging tegen Hem te kunnen vinden. | 7 | 5 | Lukas | 42.0 |
1938 | Hij kende echter hun overleggingen en zei tot de mens met de verschrompelde hand: Sta op en gain het midden staan. En hij stond op en ging daarstaan. | 8 | 5 | Lukas | 42.0 |
1939 | Jezus nu zei tot hen: Ik vraag u of het geoorloofd is op de sabbat goed te doen of kwaad te doen,een leven te behouden of verloren te laten gaan?Lukas 6 | 9 | 6 | Lukas | 42.0 |
1940 | En Hij keek hen allen rondom aan en zei tot hem: Strek uw hand uit. Hij nu deed het en zijn handwerd hersteld. | 10 | 6 | Lukas | 42.0 |
1941 | Zij echter raakten vervuld van uitzinnigheid en bespraken samen onder elkaar wat zij met Jezuszouden doen. | 11 | 6 | Lukas | 42.0 |
1942 | Het gebeurde nu in die dagen dat Hij naar buiten ging naar de berg om te bidden, en Hij bracht denacht door in het gebed tot God. | 12 | 6 | Lukas | 42.0 |
1943 | En toen het dag was geworden, riep Hij zijn disci pelen bij Zich en koos er twaalf van hen uit, dieHij ook apostelen noemde: | 13 | 6 | Lukas | 42.0 |
1944 | Simon, die Hij ook Petrus noemde, en zijn broer Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus,Bartholomeus, | 14 | 6 | Lukas | 42.0 |
1945 | Mattheus, Thomas, Jakobus, de zoon van Alfeus, Simon, bijgenaamd de Zeloot, Judas, de broer vanJakobus, | 15 | 6 | Lukas | 42.0 |
1946 | en Judas Iskariot, die de verrader is geworden.17 En Hij daalde met hen af en ging op een vlakke plaats staan, met een grote menigte van zijn discipelen en een grote massa van het volk uit heelJudea en Jeruzalem en van de kuststreek van Tyrusen Sidon, | 16 | 6 | Lukas | 42.0 |
1947 | die gekomen waren om Hem te horen en van hun ziekten gezond te worden. En zij die door onreinegeesten gekweld waren, werden genezen. | 18 | 6 | Lukas | 42.0 |
1948 | En de hele menigte trachtte Hem aan te raken, omdat er kracht van Hem uitging en allen gezondmaakte.Lukas 6 | 19 | 6 | Lukas | 42.0 |
1949 | En Hij hief zijn ogen op naar zijn discipelen en zei: Gelukkig u, armen, want van u is het koninkrijk vanGod. | 20 | 6 | Lukas | 42.0 |
1950 | Gelukkig u die nu honger hebt, want u zult verza digd worden. Gelukkig u die nu weent, want u zultlachen. | 21 | 6 | Lukas | 42.0 |
1951 | Gelukkig bent u wanneer de mensen u haten en wanneer zij u uitstoten en smaden en uw naam alsslecht verwerpen ter wille van de Zoon des mensen. | 22 | 6 | Lukas | 42.0 |
1952 | Verblijdt u op die dag en springt op van vreugde, want zie, uw loon is groot in de hemel; want opdezelfde wijze deden hun vaderen met de profeten. | 23 | 6 | Lukas | 42.0 |
1953 | Daarentegen wee u, rijken, want u hebt uw troost al.25 Wee u die verzadigd bent, want u zult honger heb ben. Wee u die nu lacht, want u zult treuren enwenen. | 24 | 6 | Lukas | 42.0 |
1954 | Wee wanneer alle mensen goed van u spreken; want op dezelfde wijze deden hun vaderen met devalse profeten. | 26 | 6 | Lukas | 42.0 |
1955 | Maar tot u die hoort, zeg Ik: Hebt u vijanden lief, doet wel aan hen die u haten, | 27 | 6 | Lukas | 42.0 |
1956 | zegent hen die u vervloeken, bidt voor hen die u smaden. | 28 | 6 | Lukas | 42.0 |
1957 | Bied aan hem die u op de wang slaat, ook de an dere; en weiger aan hem die u de mantel afneemt,ook het onderkleed niet. | 29 | 6 | Lukas | 42.0 |
1958 | Geef aan ieder die van u vraagt, en eis het uwe niet terug van hem die het neemt. | 30 | 6 | Lukas | 42.0 |
1959 | En zoals u wilt dat u de mensen doen, doet u hun ook evenzo.Lukas 6 | 31 | 6 | Lukas | 42.0 |
1960 | En als u liefhebt hen die u liefhebben, wat voor dank hebt u? Immers, ook de zondaars hebben liefdie hen liefhebben. | 32 | 6 | Lukas | 42.0 |
1961 | En als u goeddoet aan hen die u goeddoen, wat voor dank hebt u? Ook de zondaars doen hetzelfde. | 33 | 6 | Lukas | 42.0 |
1962 | En als u leent aan hen van wie u hoopt terug te ontvangen, wat voor dank hebt u? Ook zondaarslenen aan zondaars om evenveel terug te ontvangen. | 34 | 6 | Lukas | 42.0 |
1963 | Hebt daarentegen uw vijanden lief, en doet goed, en leent zonder iets terug te hopen; en uw loon zalgroot zijn, en u zult zonen van de Allerhoogste zijn,want Hij is goedertieren over de ondankbaren enbozen. | 35 | 6 | Lukas | 42.0 |
1964 | Weest ontfermend, zoals ook uw Vader ontfermend is. | 36 | 6 | Lukas | 42.0 |
1965 | En oordeelt niet en u zult geenszins worden geoor deeld; veroordeelt niet en u zult geenszins wordenveroordeeld; laat los en u zult worden losgelaten; | 37 | 6 | Lukas | 42.0 |
1966 | geeft en u zal worden gegeven; een goede, inge drukte, geschudde, overlopende maat zal men inuw schoot geven; want met dezelfde maat waarmeeu meet, zal u ook worden gemeten. | 38 | 6 | Lukas | 42.0 |
1967 | Hij nu sprak ook een gelijkenis tot hen: Kan soms een blinde een blinde leiden? Zullen zij niet beidenin een kuil vallen? | 39 | 6 | Lukas | 42.0 |
1968 | Een discipel is niet boven zijn meester; ieder echter die volmaakt is, zal zijn als zijn meester. | 40 | 6 | Lukas | 42.0 |
1969 | En wat ziet u de splinter in het oog van uw broe der, maar de balk in uw eigen oog merkt u niet?Lukas 6 | 41 | 6 | Lukas | 42.0 |
1970 | Of hoe kunt u tot uw broeder zeggen: Broeder, laat mij de splinter in uw oog wegdoen, terwijluzelf de balk in uw oog niet ziet? Huichelaar, doeeerst de balk uit uw oog weg, en dan zult u helderzien om de splinter in het oog van uw broederweg te doen. | 42 | 6 | Lukas | 42.0 |
1971 | Want er is geen goede boom die bedorven vrucht voortbrengt, en evenmin een bedorven boom diegoede vrucht voortbrengt; | 43 | 6 | Lukas | 42.0 |
1972 | want elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend; want men plukt geen vijgen van dorensen men oogst geen druiven van een braamstruik. | 44 | 6 | Lukas | 42.0 |
1973 | De goede mens brengt uit de goede schat van zijn hart het goede voort, en de boze brengt uit deboze schat het boze voort; want uit de overvloedvan het hart spreekt zijn mond. | 45 | 6 | Lukas | 42.0 |
1974 | En waarom noemt u Mij Heer, Heer, en doet niet wat Ik zeg? | 46 | 6 | Lukas | 42.0 |
1975 | Ieder die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is. | 47 | 6 | Lukas | 42.0 |
1976 | Hij is gelijk aan een mens die een huis bouwde; hij groef, diepte uit en legde een fundament op derots. Toen er nu een stortvloed kwam, sloeg dewaterstroom tegen dat huis en was niet in staat hette doen wankelen, omdat het goed gebouwd was. | 48 | 6 | Lukas | 42.0 |
1977 | Wie echter hoort en niet doet, is gelijk aan een mens die een huis bouwde op de aarde, zonderfundament, waar de waterstroom tegenaan sloeg;en het stortte terstond in, en de verwoesting vandat huis was groot.Lukas 6 | 49 | 6 | Lukas | 42.0 |
1978 | Nadat Hij al zijn woorden ten aanhoren van het volk had voleindigd, ging Hij Kapernaum binnen. | 1 | 6 | Lukas | 42.0 |
1979 | Een slaaf van een hoofdman nu, die hem dierbaar was, was ziek en lag op sterven. | 2 | 6 | Lukas | 42.0 |
1980 | Daar hij nu van Jezus had gehoord, zond hij oud sten van de Joden naar Hem toe met het verzoekte komen en zijn slaaf te behouden. | 3 | 6 | Lukas | 42.0 |
1981 | Toen zij nu bij Jezus waren gekomen, smeekten zij Hem dringend aldus: Hij is het waard dat U ditvoor hem doet, | 4 | 6 | Lukas | 42.0 |
1982 | want hij heeft ons volk lief en heeft zelf de syna goge voor ons gebouwd. | 5 | 6 | Lukas | 42.0 |
1983 | Jezus nu ging met hen mee. Toen Hij echter niet ver meer van het huis was, zond de hoofdmanvrienden om tot Hem te zeggen: Heer, doe geenmoeite, want ik ben niet belangrijk genoeg dat Uonder mijn dak binnenkomt. | 6 | 6 | Lukas | 42.0 |
1984 | Daarom heb ik ook mijzelf niet waard geacht naar U toe te komen; maar spreek met een woord enlaat mijn knecht gezond worden. | 7 | 6 | Lukas | 42.0 |
1985 | Want ook ik ben een mens onder gezag van ande ren gesteld en heb soldaten onder mij; en ik zegtot deze: Ga, en hij gaat; en tot een ander: Kom,en hij komt; en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doethet. | 8 | 6 | Lukas | 42.0 |
1986 | Toen Jezus nu dit hoorde, verwonderde Hij Zich over hem; en Hij keerde Zich om naar de menigtedie Hem volgde en zei: Ik zeg u, zelfs in Israel hebIk zo’n groot geloof niet gevonden.Lukas 7 | 9 | 7 | Lukas | 42.0 |
1987 | En toen zij die waren gezonden, waren terugge keerd in het huis, vonden zij de zieke slaaf gezond. | 10 | 7 | Lukas | 42.0 |
1988 | En het gebeurde vervolgens dat Hij naar een stad ging, Nain geheten, en met Hem gingen vele vanzijn discipelen en een grote menigte. | 11 | 7 | Lukas | 42.0 |
1989 | Toen Hij nu de stadspoort naderde, zie, een gestorvene werd uitgedragen, een eniggeborenzoon van zijn moeder, en zij was weduwe, en eenaanzienlijke menigte uit de stad was bij haar. | 12 | 7 | Lukas | 42.0 |
1990 | En toen de Heer haar zag, werd Hij met ontfer ming over haar bewogen en zei tot haar: Weenniet. | 13 | 7 | Lukas | 42.0 |
1991 | En Hij kwam naderbij, raakte de baar aan en de dragers stonden stil; en Hij zei: Jongeman, Ik zegje, sta op. | 14 | 7 | Lukas | 42.0 |
1992 | En de dode ging overeind zitten en begon te spre ken. En Hij gaf hem aan zijn moeder. | 15 | 7 | Lukas | 42.0 |
1993 | En vrees beving allen en zij verheerlijkten God en zeiden: Een groot profeet is onder ons verwekt,en: God heeft zijn volk bezocht. | 16 | 7 | Lukas | 42.0 |
1994 | En dit woord over Hem ging uit in heel Judea en in de hele omtrek. | 17 | 7 | Lukas | 42.0 |
1995 | En de discipelen van Johannes berichtten hem over dit alles. | 18 | 7 | Lukas | 42.0 |
1996 | En Johannes riep twee van zijn discipelen bij zich en zond hen naar de Heer om te zeggen: Bent UDegene die zou komen, of moeten wij een anderverwachten?Lukas 7 | 19 | 7 | Lukas | 42.0 |
1997 | Toen nu de mannen bij Hem waren gekomen, zei den zij: Johannes de doper heeft ons naar U toegezonden om te zeggen: Bent U Degene die zoukomen, of moeten wij een ander verwachten? | 20 | 7 | Lukas | 42.0 |
1998 | (Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en kwalen en boze geesten en aan vele blindenschonk Hij het gezicht.) | 21 | 7 | Lukas | 42.0 |
1999 | En Hij antwoordde en zei tot hen: Gaat heen en bericht Johannes wat u hebt gezien en gehoord:blinden kunnen weer zien, kreupelen lopen,melaatsen worden gereinigd en doven horen,doden worden opgewekt, aan armen wordt hetevangelie verkondigd; | 22 | 7 | Lukas | 42.0 |
2000 | en gelukkig is hij die over Mij niet ten val komt!24 Toen nu de boden van Johannes waren weg gegaan, begon Hij tot de menigten te zeggen over Johannes: Wat bent u in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet door wind bewogen? | 23 | 7 | Lukas | 42.0 |
2001 | Maar wat bent u gaan zien? Een mens in zachte kleren gekleed? Zie, zij die prachtig gekleed gaanen in weelde leven, zijn in de paleizen. | 25 | 7 | Lukas | 42.0 |
2002 | Maar wat bent u gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. | 26 | 7 | Lukas | 42.0 |
2003 | Deze is het van wie geschreven staat: ’Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die uw weg voor U heen zalbereiden’.Lukas 7 | 27 | 7 | Lukas | 42.0 |
2004 | Want Ik zeg u: onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter profeet dan Johannes; maar degeringste in het koninkrijk van God is groter dan hij. | 28 | 7 | Lukas | 42.0 |
2005 | (En al het volk dat dit hoorde en de tollenaars rechtvaardigden God, daar zij waren gedoopt metde doop van Johannes; | 29 | 7 | Lukas | 42.0 |
2006 | de farizeeen en de wetgeleerden echter hebben de raad van God voor zichzelf terzijde gesteld, daar zijniet door hem waren gedoopt.) | 30 | 7 | Lukas | 42.0 |
2007 | Met wie zal Ik dan de mensen van dit geslacht ver gelijken en aan wie zijn zij gelijk? | 31 | 7 | Lukas | 42.0 |
2008 | Zij zijn gelijk aan kinderen die op de markt zitten en elkaar toeroepen en zeggen: Wij hebben voorjullie op de fluit gespeeld en jullie hebben nietgedanst; wij hebben klaagliederen gezongen en jullie hebben niet geweend. | 32 | 7 | Lukas | 42.0 |
2009 | Want Johannes de doper is gekomen zonder brood te eten en wijn te drinken, en u zegt: Een demonheeft hij. | 33 | 7 | Lukas | 42.0 |
2010 | De Zoon des mensen is gekomen en heeft gegeten en gedronken, en u zegt: Zie, een mens die eengulzigaard en wijndrinker is, een vriend van tollenaars en zondaars. | 34 | 7 | Lukas | 42.0 |
2011 | En de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kin deren. | 35 | 7 | Lukas | 42.0 |
2012 | Een van de farizeeen nu vroeg Hem bij zich te eten; en Hij ging in het huis van de farizeeer en lag aan. | 36 | 7 | Lukas | 42.0 |
2013 | En zie, een vrouw die in de stad een zondares was en die merkte dat Hij in het huis van de farizeeeraanlag, bracht een albasten fles met balsem,Lukas 7 | 37 | 7 | Lukas | 42.0 |
2014 | ging wenend achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon zijn voeten met haar tranen nat te makenen droogde ze af met de haren van haar hoofd, enzij kuste zijn voeten innig en zalfde ze met de balsem. | 38 | 7 | Lukas | 42.0 |
2015 | Toen nu de farizeeer die Hem had genodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Deze een profeet was,zou Hij wel weten wie en wat voor een vrouw hetis die Hem aanraakt, want zij is een zondares. | 39 | 7 | Lukas | 42.0 |
2016 | En Jezus antwoordde en zei tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. (Hij nu sprak: Meester, zeghet.) | 40 | 7 | Lukas | 42.0 |
2017 | Een schuldeiser had twee schuldenaars; de een was vijfhonderd denaren schuldig en de ander vijftig. | 41 | 7 | Lukas | 42.0 |
2018 | Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen dan zal hem het meest liefhebben? | 42 | 7 | Lukas | 42.0 |
2019 | Simon antwoordde en zei: Ik veronderstel, hij aan wie hij het meest heeft geschonken. Hij nu zei tothem: U hebt juist geoordeeld. | 43 | 7 | Lukas | 42.0 |
2020 | En terwijl Hij Zich omkeerde naar de vrouw, zei Hij tot Simon: Ziet u deze vrouw? Ik ben in uw huisgekomen; water voor mijn voeten hebt u Mij nietgegeven, maar zij heeft mijn voeten met haar tranen nat gemaakt en met haar haren afgedroogd. | 44 | 7 | Lukas | 42.0 |
2021 | Een kus hebt u Mij niet gegeven, maar zij heeft vanaf dat Ik binnengekomen ben niet opgehoudenmijn voeten innig te kussen.Lukas 7 | 45 | 7 | Lukas | 42.0 |
2022 | Met olie hebt u mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met balsem mijn voeten gezalfd. | 46 | 7 | Lukas | 42.0 |
2023 | Daarom zeg Ik u: haar vele zonden zijn vergeven, want zij heeft veel liefgehad; maar wie weinigwordt vergeven, die heeft weinig lief. | 47 | 7 | Lukas | 42.0 |
2024 | Hij nu zei tot haar: Uw zonden zijn vergeven.49 En zij die mee aanlagen, begonnen onder elkaar te zeggen: Wie is Deze dat Hij zelfs zonden vergeeft? | 48 | 7 | Lukas | 42.0 |
2025 | Hij nu zei tot de vrouw: Uw geloof heeft u behou den, ga heen in vrede.Lukas 7 | 50 | 7 | Lukas | 42.0 |
2026 | En het gebeurde daarna, dat Hij rondreisde door stad en dorp, terwijl Hij predikte en het evangelievan het koninkrijk van God verkondigde, en detwaalf waren bij Hem, | 1 | 7 | Lukas | 42.0 |
2027 | en enige vrouwen die van boze geesten en ziekten waren genezen: Maria, Magdalena geheten, vanwie zeven demonen waren uitgegaan, | 2 | 7 | Lukas | 42.0 |
2028 | en Johanna, de vrouw van Chusas, zaakwaarnemer van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die hendienden met hun bezittingen. | 3 | 7 | Lukas | 42.0 |
2029 | Toen zich nu een grote menigte verzamelde en zij van alle steden naar Hem toe kwamen, sprak Hijdoor een gelijkenis: | 4 | 7 | Lukas | 42.0 |
2030 | De zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En ter wijl hij zaaide, viel het ene zaad bij de weg enwerd vertrapt, en de vogels van de hemel aten hetop. | 5 | 7 | Lukas | 42.0 |
2031 | En ander zaad viel op de rots, en toen het opgroeide, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. | 6 | 7 | Lukas | 42.0 |
2032 | En ander zaad viel midden in de dorens, en de dorens groeiden mee op en verstikten het. | 7 | 7 | Lukas | 42.0 |
2033 | En ander zaad viel in de goede aarde en toen het opgroeide, bracht het honderdvoudige vruchtvoort. Toen Hij dit zei, riep Hij: Wie oren heeft omte horen, laat hij horen! | 8 | 7 | Lukas | 42.0 |
2034 | Zijn discipelen nu vroegen Hem wat deze gelijke nis betekende.Lukas 8 | 9 | 8 | Lukas | 42.0 |
2035 | Hij nu zei: U is het gegeven de verborgenheden van het koninkrijk van God te kennen, maar tot deoverigen spreek Ik in gelijkenissen, opdat zij kijkend niet kijken en horend niet verstaan. | 10 | 8 | Lukas | 42.0 |
2036 | Dit nu betekent de gelijkenis: het zaad is het woord van God. | 11 | 8 | Lukas | 42.0 |
2037 | Zij nu die bij de weg zijn gezaaid, zijn zij die horen; daarna komt de duivel en neemt het woorduit hun hart weg, opdat zij niet geloven en behouden worden. | 12 | 8 | Lukas | 42.0 |
2038 | Zij nu die op de rots zijn gezaaid, zijn zij die wan neer zij horen het woord met vreugde ontvangen;en dezen hebben geen wortel, zij geloven vooreen tijd, en in een tijd van verzoeking vallen zij af. | 13 | 8 | Lukas | 42.0 |
2039 | Wat nu tussen de dorens valt, dat zijn zij die horen en door zorgen en rijkdom en genietingen van hetleven weggaan en verstikt worden en geen rijpevrucht dragen. | 14 | 8 | Lukas | 42.0 |
2040 | Wat nu in de goede aarde valt, dat zijn zij die als zij het woord horen, het in een uitnemend engoed hart bewaren en met volharding vrucht dragen. | 15 | 8 | Lukas | 42.0 |
2041 | Niemand nu die een lamp ontstoken heeft, bedekt haar met een vat of zet haar onder een bed, maarhij zet haar op een kandelaar, opdat zij die binnenkomen het licht zien. | 16 | 8 | Lukas | 42.0 |
2042 | Want er is niets verborgen dat niet openbaar zal worden, en niets geheim dat niet bekend zal worden en in het openbaar zal komen.Lukas 8 | 17 | 8 | Lukas | 42.0 |
2043 | Kijkt u dan uit hoe u hoort. Want wie heeft, hem zal worden gegeven; en wie niet heeft, ook wat hijmeent te hebben zal van hem worden genomen. | 18 | 8 | Lukas | 42.0 |
2044 | Zijn moeder en zijn broers nu kwamen naar Hem toe en konden Hem niet bereiken vanwege demenigte. | 19 | 8 | Lukas | 42.0 |
2045 | En men berichtte Hem: Uw moeder en uw broers staan buiten en willen U zien. | 20 | 8 | Lukas | 42.0 |
2046 | Hij antwoordde echter en zei tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen die het woord vanGod horen en doen. | 21 | 8 | Lukas | 42.0 |
2047 | Het gebeurde nu op een van die dagen, dat Hij aan boord van een schip ging, Hij en zijn discipelen, en Hij zei tot hen: Laten wij oversteken naarde overkant van het meer. En zij staken van wal. | 22 | 8 | Lukas | 42.0 |
2048 | Terwijl zij nu voeren, viel Hij in slaap. En er sloeg en stormwind neer op het meer, en zij liepen volen verkeerden in nood. | 23 | 8 | Lukas | 42.0 |
2049 | Zij nu gingen naar Hem toe, wekten Hem en zei den: Meester, Meester, wij vergaan! Hij echterstond op en bestrafte de wind en de golfslag vanhet water, en zij hielden op en er ontstond eenstilte. | 24 | 8 | Lukas | 42.0 |
2050 | Hij nu zei tot hen: Waar is uw geloof? Zij echter vreesden en verwonderden zich en zeiden totelkaar: Wie is toch Deze, dat Hij zelfs de windenen het water gebiedt en zij Hem gehoorzamen? | 25 | 8 | Lukas | 42.0 |
2051 | En zij voeren verder naar de landstreek van de Gerasenen, die tegenover Galilea ligt.Lukas 8 | 26 | 8 | Lukas | 42.0 |
2052 | Toen Hij nu uit het schip aan land was gegaan, kwam Hem een man uit de stad tegemoet diedemonen in zich had en sinds geruime tijd geenkleding had aangetrokken, en niet in een huis verbleef, maar in de graven. | 27 | 8 | Lukas | 42.0 |
2053 | Toen hij nu Jezus zag, schreeuwde hij het uit, viel voor Hem neer en zei met luider stem: Wat heb ikmet U te maken, Jezus, Zoon van God deAllerhoogste? Ik bid U, pijnig mij niet. | 28 | 8 | Lukas | 42.0 |
2054 | Want Hij had de onreine geest bevolen van die mens uit te gaan; want vele malen had hij hemaangegrepen, en hij was met ketenen en voetboeien gebonden om hem in bewaring te houden; enhij brak de banden stuk en werd door de demongedreven in de woestijnen. | 29 | 8 | Lukas | 42.0 |
2055 | Jezus nu vroeg hem: Wat is uw naam? En hij zei: Legioen want vele demonen waren in hemgegaan. | 30 | 8 | Lukas | 42.0 |
2056 | En zij smeekten Hem dat Hij hun niet zou gebie den in de afgrond te gaan. | 31 | 8 | Lukas | 42.0 |
2057 | Nu was daar een kudde van vele varkens, die op de berg weidde. En zij smeekten Hem hun toe testaan daarin te gaan, en Hij stond het hun toe. | 32 | 8 | Lukas | 42.0 |
2058 | De demonen nu gingen uit van de mens en gingen in de varkens; en de kudde stortte zich van desteilte in het meer en verdronk. | 33 | 8 | Lukas | 42.0 |
2059 | Toen nu zij die ze weidden, zagen wat er was gebeurd, vluchtten zij en berichtten het in de staden op de velden.Lukas 8 | 34 | 8 | Lukas | 42.0 |
2060 | Zij nu liepen uit om te zien wat er was gebeurd; en zij kwamen bij Jezus en vonden de mens vanwie de demonen waren uitgegaan, aan de voetenvan Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand;en zij vreesden. | 35 | 8 | Lukas | 42.0 |
2061 | Zij nu die het hadden gezien, berichtten hun hoe de bezetene was behouden. | 36 | 8 | Lukas | 42.0 |
2062 | En de hele volksmassa van de streek der Gerasenen vroeg Hem van hen weg te gaan, want zij warendoor grote vrees bevangen. Hij nu ging aan boordvan het schip en keerde terug. | 37 | 8 | Lukas | 42.0 |
2063 | De man nu van wie de demonen waren uitgegaan, bad Hem bij Hem te mogen zijn. Hij liet hem echter gaan en zei: | 38 | 8 | Lukas | 42.0 |
2064 | Keer terug naar uw huis en vertel alles wat God u heeft gedaan. En hij ging weg en verkondigdedoor de hele stad alles wat Jezus hem had gedaan. | 39 | 8 | Lukas | 42.0 |
2065 | Toen nu Jezus terugkeerde, wachtte de menigte Hem op, want zij zagen allen naar Hem uit. | 40 | 8 | Lukas | 42.0 |
2066 | En zie, er kwam een man, genaamd Jairus, en deze was een overste van de synagoge; en hij viel aande voeten van Jezus en smeekte Hem in zijn huiste komen, | 41 | 8 | Lukas | 42.0 |
2067 | omdat hij een enige dochter van ongeveer twaalf jaar had en deze op sterven lag. Terwijl Hij nuheenging, drongen de menigten tegen Hem aan.Lukas 8 | 42 | 8 | Lukas | 42.0 |
2068 | En een vrouw die twaalf jaar lang een bloedvloeiing had gehad, die heel haar levensonderhoud aan artsen had uitgegeven, maar door niemand kon worden genezen, | 43 | 8 | Lukas | 42.0 |
2069 | kwam van achteren naar Hem toe en raakte de zoom van zijn kleed aan, en onmiddellijk hield haarbloedvloeiing op. | 44 | 8 | Lukas | 42.0 |
2070 | En Jezus zei: Wie is het die Mij heeft aangeraakt? Toen nu allen het ontkenden, zei Petrus en zij diebij hem waren: Meester, de menigten drukken endringen U en zegt U: Wie is het die Mij heeft aangeraakt? | 45 | 8 | Lukas | 42.0 |
2071 | Jezus echter zei: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb gemerkt dat kracht van Mij is uitgegaan. | 46 | 8 | Lukas | 42.0 |
2072 | Toen nu de vrouw zag dat zij niet verborgen bleef, kwam zij bevend; en zij viel voor Hem neer en verklaarde voor al het volk om welke reden zij Hemhad aangeraakt en hoe zij onmiddellijk gezond wasgeworden. | 47 | 8 | Lukas | 42.0 |
2073 | Hij nu zei tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede. | 48 | 8 | Lukas | 42.0 |
2074 | Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van de over ste van de synagoge, die zei: Uw dochter is gestorven; val de Meester niet meer lastig. | 49 | 8 | Lukas | 42.0 |
2075 | Jezus echter hoorde dit en antwoordde hem: Wees niet bang, geloof alleen en zij zal behouden worden. | 50 | 8 | Lukas | 42.0 |
2076 | Toen Hij nu bij het huis was gekomen, liet Hij nie mand met Zich naar binnen gaan dan Petrus,Johannes en Jakobus, en de vader van het kind ende moeder.Lukas 8 | 51 | 8 | Lukas | 42.0 |
2077 | Allen nu weenden en weeklaagden over haar. Hij echter zei: Weent niet, want zij is niet gestorven,maar slaapt. | 52 | 8 | Lukas | 42.0 |
2078 | En zij lachten Hem uit, daar zij wisten dat zij gestorven was. | 53 | 8 | Lukas | 42.0 |
2079 | Hij echter greep haar hand en riep de woorden: Kind, sta op. | 54 | 8 | Lukas | 42.0 |
2080 | En haar geest keerde terug en zij stond onmiddel lijk op; en Hij gebood dat men haar te eten zougeven. | 55 | 8 | Lukas | 42.0 |
2081 | En haar ouders ontzetten zich; Hij echter beval hun niemand te zeggen wat er was gebeurd.Lukas 8 | 56 | 8 | Lukas | 42.0 |
2082 | Hij nu riep de twaalf samen en gaf hun kracht en macht over alle demonen en om ziekten te genezen. | 1 | 8 | Lukas | 42.0 |
2083 | En Hij zond hen uit om het koninkrijk van God te prediken en de zieken gezond te maken. | 2 | 8 | Lukas | 42.0 |
2084 | En Hij zei tot hen: Neemt niets mee voor onder weg, geen staf, geen reiszak, geen brood, geengeld; hebt ook niet elk twee onderklederen. | 3 | 8 | Lukas | 42.0 |
2085 | En welk huis u ook binnengaat, blijft daar en ver trekt vandaar. | 4 | 8 | Lukas | 42.0 |
2086 | En allen die u niet ontvangen vertrekt uit die stad en schudt het stof van uw voeten af tot eengetuigenis tegen hen. | 5 | 8 | Lukas | 42.0 |
2087 | Zij nu vertrokken en trokken de dorpen door, ter wijl zij overal het evangelie verkondigden en genezingen verrichtten. | 6 | 8 | Lukas | 42.0 |
2088 | Herodes de viervorst nu hoorde alles wat er gebeurde; en hij was in verlegenheid, omdat doorsommigen werd gezegd dat Johannes uit de dodenwas opgewekt, | 7 | 8 | Lukas | 42.0 |
2089 | en door sommigen dat Elia was verschenen, en door anderen dat een profeet, een van de ouden,was opgestaan. | 8 | 8 | Lukas | 42.0 |
2090 | Herodes nu zei: Johannes heb ik onthoofd, maar Wie is Deze van Wie ik zulke dingen hoor? En hijtrachtte Hem te zien. | 9 | 8 | Lukas | 42.0 |
2091 | En toen de apostelen waren teruggekeerd, vertel den zij Hem alles wat zij hadden gedaan. En Hijnam hen mee en trok Zich met hen afzonderlijkterug naar en stad, Bethsaida geheten.Lukas 9 | 10 | 9 | Lukas | 42.0 |
2092 | Toen nu de menigten dit merkten, volgden zij Hem; en Hij ontving hen en sprak tot hen over hetkoninkrijk van God; en hen die genezing nodighadden, maakte Hij gezond. | 11 | 9 | Lukas | 42.0 |
2093 | De dag begon echter te dalen, en de twaalf kwa men naar Hem toe en zeiden tot Hem: Stuur demenigte weg, opdat zij naar de omliggende dorpen en velden gaan om onderdak en proviand tevinden, want wij zijn hier in een woeste plaats. | 12 | 9 | Lukas | 42.0 |
2094 | Hij echter zei tot hen: Geeft u hun te eten. Zij echter zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen, tenzij wij voedsel gaan kopenvoor al dit volk; | 13 | 9 | Lukas | 42.0 |
2095 | want er waren ongeveer vijfduizend mannen. Hij echter zei tot zijn discipelen: Laat hen gaan zittenin eetgezelschappen, elk van ongeveer vijftig. | 14 | 9 | Lukas | 42.0 |
2096 | En zij deden aldus en lieten hen allen zitten.16 Toen Hij nu de vijf broden en de twee vissen had genomen, keek Hij op naar de hemel, zegende ze,brak ze en gaf ze aan de discipelen om ze aan demenigte voor te zetten. | 15 | 9 | Lukas | 42.0 |
2097 | En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgeraapt wat hun aan brokken was overgeschoten, twaalf korven. | 17 | 9 | Lukas | 42.0 |
2098 | En het gebeurde, toen Hij alleen in gebed was, dat de discipelen bij Hem waren, en Hij vroeg hunaldus: Wie zeggen de menigten dat Ik ben? | 18 | 9 | Lukas | 42.0 |
2099 | Zij nu antwoordden en zeiden: Johannes de doper; en anderen: Elia; en anderen, dat een profeet, eenvan de ouden, is opgestaan.Lukas 9 | 19 | 9 | Lukas | 42.0 |
2100 | Hij nu zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat Ik ben? Petrus nu antwoordde en zei: De Christusvan God. | 20 | 9 | Lukas | 42.0 |
2101 | Hij nu waarschuwde hen en beval dit niemand te zeggen, | 21 | 9 | Lukas | 42.0 |
2102 | en zei: De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de oudsten, overpriestersen schriftgeleerden en gedood worden en op dederde dag worden opgewekt. | 22 | 9 | Lukas | 42.0 |
2103 | Hij nu zei tot allen: Als iemand achter Mij wil komen, laat hij zichzelf verloochenen, dagelijkszijn kruis opnemen en Mij volgen. | 23 | 9 | Lukas | 42.0 |
2104 | Want wie zijn leven wil behouden, zal het verlie zen; maar wie zijn leven verliest ter wille van Mij,die zal het behouden. | 24 | 9 | Lukas | 42.0 |
2105 | Want wat baat het een mens de hele wereld te winnen en zichzelf te verliezen of erbij in te boeten? | 25 | 9 | Lukas | 42.0 |
2106 | Want wie zich voor Mij en voor mijn woorden schaamt, voor hem zal de Zoon des mensen Zichschamen wanneer Hij komt in zijn heerlijkheid endie van de Vader en van de heilige engelen. | 26 | 9 | Lukas | 42.0 |
2107 | Ik nu zeg u in waarheid: er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood geenszins zullen smaken voordat zij het koninkrijk van God hebbengezien. | 27 | 9 | Lukas | 42.0 |
2108 | Het gebeurde nu ongeveer acht dagen na deze woorden, dat Hij Petrus, Johannes en Jakobus meenam en op de berg klom om te bidden.Lukas 9 | 28 | 9 | Lukas | 42.0 |
2109 | En terwijl Hij bad, werd het uiterlijk van zijn gezicht anders en zijn kleding werd lichtend wit. | 29 | 9 | Lukas | 42.0 |
2110 | En zie, twee mannen spraken met Hem; het waren Mozes en Elia, | 30 | 9 | Lukas | 42.0 |
2111 | die in heerlijkheid verschenen en over zijn uitgang spraken die Hij zou volbrengen in Jeruzalem. | 31 | 9 | Lukas | 42.0 |
2112 | Petrus nu en zij die bij Hem waren, waren door slaap overmand; toen zij nu ontwaakten, zagen zijzijn heerlijkheid, en de twee mannen die bij Hemstonden. | 32 | 9 | Lukas | 42.0 |
2113 | En het gebeurde, toen zij van Hem scheidden, dat Petrus tot Jezus zei: Meester, het is goed dat wijhier zijn, en laten wij drie tenten maken, een voorU, een voor Mozes en een voor Elia zonder teweten wat hij zei. | 33 | 9 | Lukas | 42.0 |
2114 | Toen hij nu dit zei, kwam er een wolk en overscha duwde hen, en zij werden bang toen zij de wolkingingen. | 34 | 9 | Lukas | 42.0 |
2115 | En er kwam een stem uit de wolk, die zei: Deze is mijn uitverkoren Zoon, hoort Hem. | 35 | 9 | Lukas | 42.0 |
2116 | En terwijl de stem kwam, werd Jezus alleen gevon den. En zij zwegen en vertelden niemand in diedagen iets van wat zij hadden gezien. | 36 | 9 | Lukas | 42.0 |
2117 | Het gebeurde nu de volgende dag toen zij de berg afdaalden, dat een grote menigte Hem tegemoetkwam. | 37 | 9 | Lukas | 42.0 |
2118 | En zie, een man uit de menigte riep de woorden uit: Meester, ik smeek U naar mijn zoon om te kijken, want hij is mijn eniggeborene.Lukas 9 | 38 | 9 | Lukas | 42.0 |
2119 | En zie, een geest grijpt hem en plotseling schreeuwt hij en laat hem stuiptrekken en schuimen, en hij gaat ternauwernood bij hem vandaanals hij hem mishandelt. | 39 | 9 | Lukas | 42.0 |
2120 | En ik heb uw discipelen gesmeekt dat zij hem zou den uitdrijven en zij konden het niet. | 40 | 9 | Lukas | 42.0 |
2121 | Jezus nu antwoordde en zei: O ongelovig en ver draaid geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn en uverdragen? Breng uw zoon hier. | 41 | 9 | Lukas | 42.0 |
2122 | En nog terwijl hij naderbij kwam, rukte de demon aan hem en liet hem stuiptrekken. Jezus echterbestrafte de onreine geest, maakte het kindgezond en gaf het aan zijn vader terug. | 42 | 9 | Lukas | 42.0 |
2123 | En allen stonden versteld over de majesteit van God. Toen nu allen zich verwonderden over alleswat Hij deed, zei Hij tot zijn discipelen: | 43 | 9 | Lukas | 42.0 |
2124 | Legt u deze woorden in uw oren, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in handenvan mensen. | 44 | 9 | Lukas | 42.0 |
2125 | Zij verstonden dit woord echter niet en het was voor hen verborgen, zodat zij het niet begrepen; enzij waren bang om Hem naar dat woord te vragen. | 45 | 9 | Lukas | 42.0 |
2126 | Nu kwam er een overlegging bij hen op wie van hen de grootste was. | 46 | 9 | Lukas | 42.0 |
2127 | Jezus echter onderkende de overlegging van hun hart, nam een kind, plaatste het bij Zich | 47 | 9 | Lukas | 42.0 |
2128 | en zei tot hen: Wie dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij heeft gezonden. Want wie degeringste onder u allen is, die is groot.Lukas 9 | 48 | 9 | Lukas | 42.0 |
2129 | Johannes nu antwoordde en zei: Meester, wij zagen iemand in uw naam demonen uitdrijven enwij hebben het hem verhinderd, omdat hij U nietmet ons volgt. | 49 | 9 | Lukas | 42.0 |
2130 | Jezus echter zei tot hem: Verhindert het niet, want wie niet tegen u is, is voor u. | 50 | 9 | Lukas | 42.0 |
2131 | Het gebeurde nu, toen de dagen van zijn op neming in vervulling gingen, dat Hij zijn gezichtvastbesloten wendde om naar Jeruzalem te gaan. | 51 | 9 | Lukas | 42.0 |
2132 | En Hij zond boden voor Zich uit. En zij gingen heen en kwamen in een dorp van Samaritanen omvoor Hem een verblijf in gereedheid te brengen. | 52 | 9 | Lukas | 42.0 |
2133 | En zij ontvingen Hem niet, omdat Hij op weg was naar Jeruzalem. | 53 | 9 | Lukas | 42.0 |
2134 | Toen nu zijn discipelen Jakobus en Johannes dit zagen, zeiden zij: Heer, wilt U dat wij zeggen datvuur van de hemel moet neerdalen en hen verteren zoals ook Elia heeft gedaan? | 54 | 9 | Lukas | 42.0 |
2135 | Hij echter keerde Zich om en bestrafte hen en zei: U weet niet van welke geest u bent. | 55 | 9 | Lukas | 42.0 |
2136 | Want de Zoon des mensen is niet gekomen om zielen van mensen te verderven maar te behouden. En zij gingen naar een ander dorp. | 56 | 9 | Lukas | 42.0 |
2137 | En toen zij op weg waren, zei iemand tot Hem: Ik zal U volgen, waar U ook heengaat. | 57 | 9 | Lukas | 42.0 |
2138 | En Jezus zei tot hem: De vossen hebben holen en de vogels van de hemel nesten, maar de Zoon desmensen heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd kanneerleggen.Lukas 9 | 58 | 9 | Lukas | 42.0 |
2139 | En Hij zei tot een ander: Volg Mij. Hij echter zei: Heer, sta mij toe eerst mijn vader te gaan begraven. | 59 | 9 | Lukas | 42.0 |
2140 | Hij echter zei tot hem: Laat de doden hun doden begraven, maar u, ga heen en verkondig hetkoninkrijk van God. | 60 | 9 | Lukas | 42.0 |
2141 | En weer een ander zei: Ik zal U volgen, Heer, maar sta mij toe eerst afscheid te nemen van hen die inmijn huis zijn. | 61 | 9 | Lukas | 42.0 |
2142 | Jezus echter zei tot hem: Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt, is geschiktvoor het koninkrijk van God.Lukas 9 | 62 | 9 | Lukas | 42.0 |
2143 | Daarna nu stelde de Heer nog twee en zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor Zichuit naar elke stad en plaats waar Hijzelf zoukomen. | 1 | 9 | Lukas | 42.0 |
2144 | En Hij zei tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinig; smeekt dan de Heer van deoogst dat Hij arbeiders in zijn oogst uitstuurt. | 2 | 9 | Lukas | 42.0 |
2145 | Gaat heen, zie, Ik zend u als lammeren midden onder wolven. | 3 | 9 | Lukas | 42.0 |
2146 | Draagt geen beurs, geen reiszak, geen sandalen, en groet niemand onderweg. | 4 | 9 | Lukas | 42.0 |
2147 | En welk huis u ook binnengaat, zegt eerst: Vrede zij dit huis. | 5 | 9 | Lukas | 42.0 |
2148 | En als daar een zoon van de vrede is, dan zal uw vrede op hem rusten, maar zo niet, dan zal die opu terugkeren. | 6 | 9 | Lukas | 42.0 |
2149 | En blijft in datzelfde huis en eet en drinkt wat men er heeft, want de arbeider is zijn loon waard. Trektniet van huis tot huis. | 7 | 9 | Lukas | 42.0 |
2150 | En welke stad u ook binnengaat en men ontvangt u, eet wat u wordt voorgezet; | 8 | 9 | Lukas | 42.0 |
2151 | en geneest de zieken daarin en zegt tot hen: Het koninkrijk van God is nabij u gekomen. | 9 | 9 | Lukas | 42.0 |
2152 | En welke stad u ook binnengaat en men ontvangt u niet, gaat naar buiten op haar straten en zegt: | 10 | 9 | Lukas | 42.0 |
2153 | Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen wij af tegen u; weet evenwel dit, dathet koninkrijk van God nabij gekomen is. | 11 | 9 | Lukas | 42.0 |
2154 | Ik zeg u, dat het voor Sodom in die dag draag lijker zal zijn dan voor die stad.Lukas 10 | 12 | 10 | Lukas | 42.0 |
2155 | Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want als in Tyrus en Sidon de krachten waren gebeurd die inu zijn gebeurd, allang zouden zij zich in zak en asgezeten hebben bekeerd. | 13 | 10 | Lukas | 42.0 |
2156 | Evenwel, het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in het oordeel dan voor u. | 14 | 10 | Lukas | 42.0 |
2157 | En u, Kapernaum, zult u soms tot de hemel ver hoogd worden? Tot de hades zult u worden neergestoten! | 15 | 10 | Lukas | 42.0 |
2158 | Wie u hoort, hoort Mij; en wie u verwerpt, ver werpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem dieMij heeft gezonden. | 16 | 10 | Lukas | 42.0 |
2159 | De twee en zeventig nu keerden terug met blijd schap en zeiden: Heer, zelfs de demonen zijn onsonderdanig in uw naam. | 17 | 10 | Lukas | 42.0 |
2160 | Hij nu zei tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. | 18 | 10 | Lukas | 42.0 |
2161 | Zie, Ik heb u de macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden en over alle kracht van devijand, en niets zal u enige schade toebrengen. | 19 | 10 | Lukas | 42.0 |
2162 | Evenwel, verblijdt u niet hierover dat de geesten u onderdanig zijn, maar verblijdt u dat uw namenstaan ingeschreven in de hemelen. | 20 | 10 | Lukas | 42.0 |
2163 | Op dat ogenblik verheugde Jezus Zich in de Heilige Geest en zei: Ik prijs U, Vader, Heer van dehemel en van de aarde, dat U deze dingen voorwijzen en verstandigen hebt verborgen, en ze aankleine kinderen hebt geopenbaard. Ja Vader, wantzo is het een welbehagen geweest voor U.Lukas 10 | 21 | 10 | Lukas | 42.0 |
2164 | Alles is Mij overgegeven door mijn Vader, en nie mand weet Wie de Zoon is dan de Vader, en Wiede Vader is dan de Zoon, en hij aan wie de ZoonHem wil openbaren. | 22 | 10 | Lukas | 42.0 |
2165 | En terwijl Hij Zich afzonderlijk tot de discipelen wendde, zei Hij: Gelukkig de ogen die aanschouwen wat u aanschouwt. | 23 | 10 | Lukas | 42.0 |
2166 | Want Ik zeg u, dat vele profeten en koningen heb ben gewenst te zien wat u aanschouwt, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat u hoort, enzij hebben het niet gehoord. | 24 | 10 | Lukas | 42.0 |
2167 | En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te ver zoeken en zei: Meester, wat moet ik doen om eeuwig leven te beerven? | 25 | 10 | Lukas | 42.0 |
2168 | Hij nu zei tot hem: Wat staat er in de wet geschre ven? Hoe leest u? | 26 | 10 | Lukas | 42.0 |
2169 | Hij nu antwoordde en zei: ’U zult de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uwziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf’. | 27 | 10 | Lukas | 42.0 |
2170 | Hij nu zei tot hem: U hebt juist geantwoord; doe dat en u zult leven. | 28 | 10 | Lukas | 42.0 |
2171 | Hij wilde zichzelf echter rechtvaardigen en zei tot Jezus: En wie is mijn naaste? | 29 | 10 | Lukas | 42.0 |
2172 | Jezus hernam en zei: Een mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho en viel in handen vanrovers, die hem zowel uitkleedden als slagengaven, en weggingen, terwijl zij hem half dood lieten liggen.Lukas 10 | 30 | 10 | Lukas | 42.0 |
2173 | Toevallig nu daalde een priester af langs die weg, en toen hij hem zag, ging hij aan de overkantvoorbij. | 31 | 10 | Lukas | 42.0 |
2174 | En evenzo ging ook een Leviet, toen hij bij die plaats kwam en hem zag, aan de overkant voorbij. | 32 | 10 | Lukas | 42.0 |
2175 | Een Samaritaan echter, die op reis was, kwam bij hem en toen hij hem zag, werd hij met ontfermingbewogen. | 33 | 10 | Lukas | 42.0 |
2176 | En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, terwijl hij daar olie en wijn op goot, zette hem opzijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg enverzorgde hem. | 34 | 10 | Lukas | 42.0 |
2177 | En de volgende dag haalde hij twee denaren tevoorschijn, gaf ze aan de herbergier en zei:Verzorg hem, en wat u meer ten koste mocht leggen, zal ik u vergoeden wanneer ik terugkom. | 35 | 10 | Lukas | 42.0 |
2178 | Wie van deze drie denkt u, dat de naaste geweest is van hem die in handen van de rovers was gevallen? | 36 | 10 | Lukas | 42.0 |
2179 | Hij nu zei: Hij die hem barmhartigheid heeft bewe zen. Jezus nu zei tot hem: Ga heen en doet uevenzo. | 37 | 10 | Lukas | 42.0 |
2180 | Het gebeurde nu, terwijl zij reisden, dat Hij in een dorp kwam, en een vrouw genaamd Martha ontving Hem in haar huis. | 38 | 10 | Lukas | 42.0 |
2181 | En deze had een zuster, Maria geheten, die ook aan de voeten van de Heer zat en naar zijn woordluisterde.Lukas 10 | 39 | 10 | Lukas | 42.0 |
2182 | Martha echter werd zeer in beslag genomen door veel dienen; en zij kwam erbij staan en zei: Heer,bekommert U Zich er niet om dat mijn zuster mijallen laat dienen? Zeg haar dan dat zij mij moethelpen. | 40 | 10 | Lukas | 42.0 |
2183 | De Heer echter antwoordde en zei tot haar: Martha, Martha, je maakt je bezorgd en druk overveel dingen, | 41 | 10 | Lukas | 42.0 |
2184 | maar een ding is nodig; want Maria heeft het goede deel gekozen, dat van haar niet zal wordenweggenomen.Lukas 10 | 42 | 10 | Lukas | 42.0 |
2185 | En het gebeurde, toen Hij op een bepaalde plaats in gebed was, dat een van zijn discipelen, toen Hijophield, tot Hem zei: Heer, leer ons bidden, zoalsook Johannes zijn discipelen heeft geleerd. | 1 | 10 | Lukas | 42.0 |
2186 | Hij nu zei tot hen: Wanneer u bidt, zegt: Vader, moge uw naam worden geheiligd, uw koninkrijkkomen. | 2 | 10 | Lukas | 42.0 |
2187 | Geef ons dagelijks ons toereikend brood.4 En vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf ver geven ieder die ons iets schuldig is. En leid onsniet in verzoeking. | 3 | 10 | Lukas | 42.0 |
2188 | En Hij zei tot hen: Wie van u zal een vriend heb ben die te middernacht bij hem komt en tot hemzegt: Vriend, leen mij drie broden, | 5 | 10 | Lukas | 42.0 |
2189 | aangezien een vriend van mij op reis bij mij is aan gekomen en ik niets heb om hem voor te zetten; | 6 | 10 | Lukas | 42.0 |
2190 | en hij zou van binnen uit antwoorden en zeggen: Val mij niet lastig, de deur is al gesloten en mijnkinderen zijn met mij naar bed, ik kan niet opstaanom het je te geven? | 7 | 10 | Lukas | 42.0 |
2191 | Ik zeg u, al zou hij niet opstaan en hem geven omdat hij zijn vriend is, toch zal hij om zijn onbeschaamdheid overeind komen en hem gevenzoveel hij nodig heeft. | 8 | 10 | Lukas | 42.0 |
2192 | En Ik zeg u: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en u zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.Lukas 11 | 9 | 11 | Lukas | 42.0 |
2193 | Want ieder die bidt, ontvangt; en die zoekt, vindt; en die klopt, zal opengedaan worden. | 10 | 11 | Lukas | 42.0 |
2194 | En welke vader is er onder u, aan wie zijn zoon zal vragen om een brood, en die hem een steen zalgeven? Of om een vis, en die hem in plaats vaneen vis een slang zal geven? | 11 | 11 | Lukas | 42.0 |
2195 | Of ook om een ei zal vragen, zal hij hem een schorpioen geven? | 12 | 11 | Lukas | 42.0 |
2196 | Als dan u die boos bent, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal deVader die van de hemel is, de Heilige Geest gevenaan hen die er Hem om bidden. | 13 | 11 | Lukas | 42.0 |
2197 | En hij dreef een demon uit en deze was stom. Het gebeurde nu, toen de demon was uitgegaan, datde stomme sprak. En de menigten verwonderdenzich. | 14 | 11 | Lukas | 42.0 |
2198 | Sommigen van hen echter zeiden: Door Beelzebul, de overste van de demonen, drijft hij de demonenuit. | 15 | 11 | Lukas | 42.0 |
2199 | Anderen nu verlangden van Hem een teken uit de hemel, om Hem te verzoeken. | 16 | 11 | Lukas | 42.0 |
2200 | Hij echter kende hun overleggingen en zei tot hen: Elk koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, wordtverwoest en huis valt tegen huis. | 17 | 11 | Lukas | 42.0 |
2201 | Als nu ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk standhouden? Want u zegt datIk door Beelzebul de demonen uitdrijf. | 18 | 11 | Lukas | 42.0 |
2202 | Als Ik nu door Beelzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullendie uw rechters zijn.Lukas 11 | 19 | 11 | Lukas | 42.0 |
2203 | Als Ik echter door de vinger van God de demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God tot u gekomen. | 20 | 11 | Lukas | 42.0 |
2204 | Wanneer de sterke welbewapend zijn hofstede bewaakt, zijn zijn bezittingen in vrede. | 21 | 11 | Lukas | 42.0 |
2205 | Als echter iemand op hem af komt die sterker is dan hij en hem overwint, neemt die zijn helewapenrusting waarop hij vertrouwde, en verdeeltzijn buit. | 22 | 11 | Lukas | 42.0 |
2206 | Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, verstrooit. | 23 | 11 | Lukas | 42.0 |
2207 | Wanneer de onreine geest van de mens is uitge gaan, gaat hij door dorre plaatsen, op zoek naarrust; en als hij die niet vindt, dan zegt hij: Ik zalterugkeren naar mijn huis waar ik ben uitgegaan. | 24 | 11 | Lukas | 42.0 |
2208 | En als hij komt, vindt hij het geveegd en ge ordend. | 25 | 11 | Lukas | 42.0 |
2209 | Dan gaat hij heen en neemt zeven andere geesten mee, bozer dan hijzelf, en zij komen binnen enwonen daar; en het laatste van die mens wordterger dan het eerste. | 26 | 11 | Lukas | 42.0 |
2210 | Het gebeurde nu, toen Hij dit zei, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tot Hem zei:Gelukkig de schoot die U heeft gedragen en deborsten die U hebt gezogen. | 27 | 11 | Lukas | 42.0 |
2211 | Hij echter zei: Jawel, maar veeleer gelukkig zij die het woord van God horen en bewaren. | 28 | 11 | Lukas | 42.0 |
2212 | Toen nu de menigten verder samenstroomden, begon Hij te zeggen: Dit geslacht is een boosgeslacht; het verlangt een teken, en het zal geenteken worden gegeven dan het teken van Jona.Lukas 11 | 29 | 11 | Lukas | 42.0 |
2213 | Want zoals Jona voor de Ninevieten een teken was, zo zal ook de Zoon des mensen het zijn voor ditgeslacht. | 30 | 11 | Lukas | 42.0 |
2214 | De koningin van het Zuiden zal worden opgewekt in het oordeel met de mannen van dit geslacht enzal hen veroordelen, want zij kwam van de eindender aarde om de wijsheid van Salomo te horen; enzie, meer dan Salomo is hier! | 31 | 11 | Lukas | 42.0 |
2215 | Mannen van Nineve zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen het veroordelen, wantzij bekeerden zich op de prediking van Jona; enzie, meer dan Jona is hier! | 32 | 11 | Lukas | 42.0 |
2216 | Niemand die een lamp ontsteekt, zet die op een verborgen plaats of onder de korenmaat maar opde kandelaar, opdat zij die binnenkomen het lichtzien. | 33 | 11 | Lukas | 42.0 |
2217 | De lamp van uw lichaam is uw oog; wanneer uw oog eenvoudig is, is ook uw hele lichaam verlicht;als het echter boos is, is ook uw lichaam duister. | 34 | 11 | Lukas | 42.0 |
2218 | Zie dan toe, dat het licht dat in u is, geen duister nis is. | 35 | 11 | Lukas | 42.0 |
2219 | Als dan uw hele lichaam verlicht is, zonder enig duister deel te hebben, zal het geheel verlicht zijn,evenals wanneer de lamp u met haar stralen verlicht. | 36 | 11 | Lukas | 42.0 |
2220 | Terwijl Hij nu sprak, vroeg een farizeeer Hem het middagmaal bij hem te gebruiken; en Hij gingnaar binnen en lag aan.Lukas 11 | 37 | 11 | Lukas | 42.0 |
2221 | Toen nu de farizeeer dit zag, verwonderde hij zich, dat Hij Zich voor het middagmaal niet eerst hadgewassen. | 38 | 11 | Lukas | 42.0 |
2222 | De Heer nu zei tot hem: Nu, u farizeeen, u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en de schotel,maar uw binnenste is vol roof en boosheid. | 39 | 11 | Lukas | 42.0 |
2223 | Onverstandigen, heeft Hij die de buitenkant heeft gemaakt, ook niet de binnenkant gemaakt? | 40 | 11 | Lukas | 42.0 |
2224 | Geeft evenwel de inhoud als aalmoes, en zie, alles is u rein. | 41 | 11 | Lukas | 42.0 |
2225 | Maar wee u, farizeeen, want u geeft tienden van de munt, de wijnruit en alle groente, en u gaatvoorbij aan het oordeel en de liefde van God.Deze dingen nu zou men moeten doen en deandere niet nalaten. | 42 | 11 | Lukas | 42.0 |
2226 | Wee u, farizeeen, want u hebt de eerste zetels in de synagogen en de begroetingen op de marktenlief. | 43 | 11 | Lukas | 42.0 |
2227 | Wee u, want u bent als de graftomben die verbor gen zijn: de mensen die daarover wandelen, wetenhet niet. | 44 | 11 | Lukas | 42.0 |
2228 | Een van de wetgeleerden nu antwoordde en zei tot Hem: Meester, door deze dingen te zeggenbeledigt U ook ons. | 45 | 11 | Lukas | 42.0 |
2229 | Hij echter zei: Wee ook u, wetgeleerden, want u belast de mensen met moeilijk te dragen lasten, enzelf raakt u die lasten niet met een van uw vingersaan.Lukas 11 | 46 | 11 | Lukas | 42.0 |
2230 | Wee u, want u bouwt de graftomben van de profe ten, maar uw vaderen hebben hen gedood. | 47 | 11 | Lukas | 42.0 |
2231 | Zo bent u er dus getuigen van dat u instemt met de werken van uw vaderen; want zij hebben hengedood, en u bouwt hun graftomben. | 48 | 11 | Lukas | 42.0 |
2232 | Daarom ook heeft de wijsheid van God gezegd: Ik zal tot hen profeten en apostelen zenden, en vanhen zullen zij er doden en vervolgen; | 49 | 11 | Lukas | 42.0 |
2233 | opdat van dit geslacht geeist wordt het bloed van alle profeten, dat vergoten is van de grondleggingvan de wereld af, | 50 | 11 | Lukas | 42.0 |
2234 | van het bloed van Abel af tot het bloed van Zacharia, die omkwam tussen het altaar en hethuis; ja, zeg Ik u, het zal worden geeist van ditgeslacht. | 51 | 11 | Lukas | 42.0 |
2235 | Wee u, wetgeleerden, want u hebt de sleutel van de kennis weggenomen; zelf bent u niet binnengegaan en hen die wilden binnengaan, hebt u verhinderd. | 52 | 11 | Lukas | 42.0 |
2236 | En toen Hij vandaar naar buiten kwam, begonnen de schriftgeleerden en de farizeeen Hem heftig aante vallen en Hem over vele dingen uit te horen, | 53 | 11 | Lukas | 42.0 |
2237 | terwijl zij Hem een strik spanden, om Hem te van gen op iets dat uit zijn mond kwam.Lukas 11 | 54 | 11 | Lukas | 42.0 |
2238 | Toen intussen de duizenden van de menigte bij eengekomen waren, zodat zij elkaar verdrongen,begon Hij allereerst tot zijn discipelen te zeggen:Past u op voor het zuurdeeg, dat is de huichelarijvan de farizeeen. | 1 | 11 | Lukas | 42.0 |
2239 | Er is echter niets bedekt dat niet ontdekt, en ver borgen dat niet bekend zal worden. | 2 | 11 | Lukas | 42.0 |
2240 | Daarom, alles wat u in de duisternis hebt gezegd, zal in het licht worden gehoord; en wat u in hetoor hebt gesproken in de binnenkamers, zal op dedaken worden gepredikt. | 3 | 11 | Lukas | 42.0 |
2241 | Ik nu zeg u, mijn vrienden: weest niet bang voor hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. | 4 | 11 | Lukas | 42.0 |
2242 | Maar Ik zal u tonen voor Wie u bang moet zijn: weest bang voor Hem die, nadat Hij gedood heeft,macht heeft om in de hel te werpen; ja, Ik zeg u,weest bang voor Hem. | 5 | 11 | Lukas | 42.0 |
2243 | Worden niet vijf musjes verkocht voor twee pen ningen? En niet een van hen is voor God vergeten. | 6 | 11 | Lukas | 42.0 |
2244 | Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bang; u gaat vele musjes te boven. | 7 | 11 | Lukas | 42.0 |
2245 | Ik nu zeg u: Ieder die Mij belijdt voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor deengelen van God. | 8 | 11 | Lukas | 42.0 |
2246 | Maar wie Mij verloochent voor de mensen, zal ver loochend worden voor de engelen van God. | 9 | 11 | Lukas | 42.0 |
2247 | En ieder die een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar wietegen de Heilige Geest lastert, het zal hem nietworden vergeven.Lukas 12 | 10 | 12 | Lukas | 42.0 |
2248 | Wanneer zij u nu brengen voor de synagogen, de overheden en de machten, weest niet bezorgd hoeof wat u antwoorden of wat u zeggen moet; | 11 | 12 | Lukas | 42.0 |
2249 | want de Heilige Geest zal u op dat ogenblik leren wat u behoort te zeggen. | 12 | 12 | Lukas | 42.0 |
2250 | Iemand nu uit de menigte zei tot Hem: Meester, zeg mijn broer dat hij de erfenis met mij moetdelen. | 13 | 12 | Lukas | 42.0 |
2251 | Hij echter zei tot hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of deler over u gesteld? | 14 | 12 | Lukas | 42.0 |
2252 | Hij nu zei tot hem: Let op en waakt voor alle heb zucht; want ook al heeft iemand overvloed, zijnleven behoort niet tot zijn bezittingen. | 15 | 12 | Lukas | 42.0 |
2253 | Hij nu sprak een gelijkenis tot hen en zei: Het land van een rijk mens bracht veel op; | 16 | 12 | Lukas | 42.0 |
2254 | en hij overlegde bij zichzelf en zei: Wat zal ik doen? want ik heb niets waarin ik mijn vruchtenkan verzamelen. | 17 | 12 | Lukas | 42.0 |
2255 | En hij zei: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen, en ik zal daar al mijngewas en mijn goederen verzamelen; | 18 | 12 | Lukas | 42.0 |
2256 | en ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, je hebt vele goederen liggen voor vele jaren; rust, eet, drink,wees vrolijk. | 19 | 12 | Lukas | 42.0 |
2257 | God echter zei tot hem: Dwaas, in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen, en wat u hebt bereid,voor wie zal het zijn? | 20 | 12 | Lukas | 42.0 |
2258 | Zo is hij die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.Lukas 12 | 21 | 12 | Lukas | 42.0 |
2259 | Hij nu zei tot zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat u zult eten,ook niet voor uw lichaam, waarmee u zich zult kleden. | 22 | 12 | Lukas | 42.0 |
2260 | Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam dan de kleding. | 23 | 12 | Lukas | 42.0 |
2261 | Let op de raven: dat zij niet zaaien en niet maaien, die geen voorraadkamer en geen schuur hebben,en God voedt ze; hoe ver gaat u de vogels teboven! | 24 | 12 | Lukas | 42.0 |
2262 | Wie van u echter kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? | 25 | 12 | Lukas | 42.0 |
2263 | Als u dan zelfs het geringste niet kunt, wat bent u voor het overige bezorgd? | 26 | 12 | Lukas | 42.0 |
2264 | Let op de lelies, hoe zij groeien; zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u: zelfs Salomo in al zijnheerlijkheid was niet bekleed als een van deze. | 27 | 12 | Lukas | 42.0 |
2265 | Als nu God het gras dat vandaag op het veld is en morgen in een oven wordt geworpen, zo bekleedt,hoeveel te meer u, kleingelovigen! | 28 | 12 | Lukas | 42.0 |
2266 | En u, zoekt niet wat u eten of wat u drinken zult en weest niet ongerust. | 29 | 12 | Lukas | 42.0 |
2267 | Want naar al deze dingen zoeken de volken van de wereld; maar uw Vader weet dat u deze dingennodig hebt. | 30 | 12 | Lukas | 42.0 |
2268 | Zoek evenwel zijn koninkrijk, en deze dingen zul len u erbij gegeven worden. | 31 | 12 | Lukas | 42.0 |
2269 | Wees niet bang, kleine kudde, want het is het wel behagen van uw Vader u het koninkrijk te geven.Lukas 12 | 32 | 12 | Lukas | 42.0 |
2270 | Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen. Maakt u beurzen die niet verouderen, een onuitputtelijke schat in de hemelen, waar geen dief bijkomt en geen mot ze bederft; | 33 | 12 | Lukas | 42.0 |
2271 | want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.35 Laten uw lendenen omgord en uw lampen bran dend zijn, | 34 | 12 | Lukas | 42.0 |
2272 | en weest u gelijk aan mensen die op hun heer wachten, wanneer hij terugkomt van de bruiloft,om als hij komt en klopt, hem terstond open tedoen. | 36 | 12 | Lukas | 42.0 |
2273 | Gelukkig die slaven die de heer, als hij komt, wakend zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zichzal omgorden, hen zal doen aanliggen en zalnaderkomen om hen te dienen. | 37 | 12 | Lukas | 42.0 |
2274 | En als hij in de tweede of als hij in de derde nacht waak komt en hen zo vindt, gelukkig zijn die slaven. | 38 | 12 | Lukas | 42.0 |
2275 | Weet echter dit, dat als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief kwam, hij zou hebben gewaakt en niet zou hebben toegelaten dat inzijn huis werd ingebroken. | 39 | 12 | Lukas | 42.0 |
2276 | Weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen. | 40 | 12 | Lukas | 42.0 |
2277 | Petrus nu zei tot Hem: Heer, zegt U deze gelijkenis tot ons of ook tot allen? | 41 | 12 | Lukas | 42.0 |
2278 | En de Heer zei: Wie is dan de trouwe, de wijze rentmeester, die de heer over zijn huisbediendenzal stellen om op de juiste tijd hun rantsoen tegeven?Lukas 12 | 42 | 12 | Lukas | 42.0 |
2279 | Gelukkig die slaaf, die zijn heer, als hij komt, zo bezig zal vinden. | 43 | 12 | Lukas | 42.0 |
2280 | Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezittin gen zal stellen. | 44 | 12 | Lukas | 42.0 |
2281 | Als die slaaf echter in zijn hart zegt: Mijn heer wacht met komen, en de knechten en de dienstmeisjes begint te slaan, en te eten en te drinkenen dronken te worden, | 45 | 12 | Lukas | 42.0 |
2282 | dan zal de heer van die slaaf komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een uur dat hij nietweet, en zal hem in tweeen hakken en zijn lot bijdat van de ontrouwen stellen. | 46 | 12 | Lukas | 42.0 |
2283 | Die slaaf nu, die de wil van zijn heer heeft gekend, en zich niet bereid en niet naar zijn wil gedaanheeft, zal met vele slagen worden geslagen; | 47 | 12 | Lukas | 42.0 |
2284 | maar wie die niet gekend en dingen gedaan heeft die slagen waard zijn, zal met weinige wordengeslagen. Ieder nu wie veel gegeven is, van hemzal veel worden geeist; en wie veel is toevertrouwd, van hem zal men des te meer vragen. | 48 | 12 | Lukas | 42.0 |
2285 | Vuur ben Ik komen werpen op de aarde, en wat wil Ik, als het al ontstoken is? | 49 | 12 | Lukas | 42.0 |
2286 | Ik moet echter met een doop worden gedoopt, en hoe benauwt het Mij, totdat het is volbracht. | 50 | 12 | Lukas | 42.0 |
2287 | Denkt u dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Nee, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid.Lukas 12 | 51 | 12 | Lukas | 42.0 |
2288 | Want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn; drie zullen tegen twee, en twee tegen drieverdeeld zijn: | 52 | 12 | Lukas | 42.0 |
2289 | een vader tegen een zoon en een zoon tegen een vader, een moeder tegen haar dochter en eendochter tegen haar moeder, een schoonmoedertegen haar schoondochter en een schoondochtertegen haar schoonmoeder. | 53 | 12 | Lukas | 42.0 |
2290 | Hij nu zei ook tot de menigten: Wanneer u de wolk ziet opkomen in het westen, zegt u terstond:Er komt regen; en zo gebeurt het. | 54 | 12 | Lukas | 42.0 |
2291 | En wanneer u een zuidenwind ziet waaien, zegt u: Er zal hitte zijn; en het gebeurt. | 55 | 12 | Lukas | 42.0 |
2292 | Huichelaars, het aanzien van de aarde en de hemel weet u te onderkennen, maar waarom weet u dezetijd niet te onderkennen? | 56 | 12 | Lukas | 42.0 |
2293 | En waarom oordeelt u ook uit uzelf niet wat recht is? | 57 | 12 | Lukas | 42.0 |
2294 | Want als u met uw tegenpartij naar de overheid gaat, doe dan onderweg moeite van hem af tekomen, opdat hij u niet misschien voor de rechtersleept, en de rechter zal u aan de gerechtsdienaaroverleveren en de gerechtsdienaar zal u in degevangenis werpen. | 58 | 12 | Lukas | 42.0 |
2295 | Ik zeg u: u zult daar geenszins uitkomen voordat u ook het laatste koperstukje betaalt.Lukas 12 | 59 | 12 | Lukas | 42.0 |
2296 | Nu waren er in diezelfde tijd enigen bij Hem, die Hem berichtten over de Galileeers wier bloedPilatus met hun offers had vermengd. | 1 | 12 | Lukas | 42.0 |
2297 | En Jezus antwoordde en zei tot hen: Denkt u dat deze Galileeers groter zondaars waren dan alleandere Galileeers, omdat zij dit hebben geleden? | 2 | 12 | Lukas | 42.0 |
2298 | Nee, zeg Ik u, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen. | 3 | 12 | Lukas | 42.0 |
2299 | Of die achttien op wie de toren in Siloam viel en hen doodde, denkt u dat zij schuldiger waren danalle andere mensen die in Jeruzalem wonen? | 4 | 12 | Lukas | 42.0 |
2300 | Nee, zeg Ik u, maar als u zich niet bekeert, zult u allen op dezelfde wijze omkomen. | 5 | 12 | Lukas | 42.0 |
2301 | Hij nu sprak deze gelijkenis: Iemand had een vijge boom die in zijn wijngaard was geplant, en hijkwam om vrucht daaraan te zoeken en vond dieniet. | 6 | 12 | Lukas | 42.0 |
2302 | Hij nu zei tot de wijngaardenier: Zie, drie jaar is het sinds ik vrucht kom zoeken aan deze vijgeboom, en ik vind die niet; hak hem dus om; waarom beslaat hij de grond nog zonder nut? | 7 | 12 | Lukas | 42.0 |
2303 | Hij echter antwoordde en zei tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar staan, totdat ik eromheen gegraven en mest gelegd heb; | 8 | 12 | Lukas | 42.0 |
2304 | en als hij dan in de toekomst vrucht voortbrengt... maar zo niet, hak hem om. | 9 | 12 | Lukas | 42.0 |
2305 | Hij nu leerde in een van de synagogen op de sab bat.Lukas 13 | 10 | 13 | Lukas | 42.0 |
2306 | En zie, er was een vrouw die achttien jaar een geest van ziekte had gehad, en zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten. | 11 | 13 | Lukas | 42.0 |
2307 | Toen nu Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich en zei tot haar: Vrouw, u bent verlost van uw ziekte. | 12 | 13 | Lukas | 42.0 |
2308 | En Hij legde haar de handen op en onmiddellijk richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. | 13 | 13 | Lukas | 42.0 |
2309 | De overste van de synagoge echter, die het zeer kwalijk nam dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zei tot de menigte: Er zijn zes dagenwaarop men moet werken; komt u dan op diedagen laten genezen en niet op de sabbatdag. | 14 | 13 | Lukas | 42.0 |
2310 | De Heer echter antwoordde hem en zei: Huichelaars, maakt niet ieder van u op de sabbatzijn os of ezel van de kribbe los, leidt hem weg engeeft hem te drinken? | 15 | 13 | Lukas | 42.0 |
2311 | Moest dan deze, die een dochter van Abraham is, die de satan, zie, achttien jaar had gebonden, nietvan deze band worden losgemaakt op de sabbatdag? | 16 | 13 | Lukas | 42.0 |
2312 | En toen Hij dit zei, werden al zijn tegenstanders beschaamd, en de hele menigte verblijdde zichover al de heerlijke dingen die door Hem gebeurden. | 17 | 13 | Lukas | 42.0 |
2313 | Hij zei dan: Waaraan is het koninkrijk van God gelijk en waarmee zal Ik het vergelijken? | 18 | 13 | Lukas | 42.0 |
2314 | Het is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn tuin zaaide; en het groeide op enwerd tot een grote boom, en de vogels van dehemel nestelden in zijn takken.Lukas 13 | 19 | 13 | Lukas | 42.0 |
2315 | En Hij zei opnieuw: Waarmee zal Ik het koninkrijk van God vergelijken? | 20 | 13 | Lukas | 42.0 |
2316 | Het is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheeldoorzuurd was. | 21 | 13 | Lukas | 42.0 |
2317 | En Hij reisde door steden en dorpen, terwijl Hij leerde en op reis was naar Jeruzalem. | 22 | 13 | Lukas | 42.0 |
2318 | Iemand nu zei tot Hem: Heer, zijn het weinigen die behouden worden? | 23 | 13 | Lukas | 42.0 |
2319 | Hij nu zei tot hen: Strijdt om in te gaan door de nauwe deur; want velen, zeg Ik u, zullen trachtenin te gaan en het niet kunnen. | 24 | 13 | Lukas | 42.0 |
2320 | Vanaf dat de heer des huizes is opgestaan en de deur heeft gesloten, zult u beginnen buiten testaan en op de deur te kloppen en te zeggen:Heer, doe ons open; en Hij zal antwoorden en totu zeggen: Ik weet niet vanwaar u bent. | 25 | 13 | Lukas | 42.0 |
2321 | Dan zult u beginnen te zeggen: Wij hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken, en U hebt in onzestraten geleerd. | 26 | 13 | Lukas | 42.0 |
2322 | En Hij zal zeker tot u zeggen: Ik weet niet vanwaar u bent; gaat weg van Mij, alle werkers van ongerechtigheid. | 27 | 13 | Lukas | 42.0 |
2323 | Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer u Abraham, Izaak en Jakob zult zien en alde profeten in het koninkrijk van God, maar uzelfbuitengeworpen.Lukas 13 | 28 | 13 | Lukas | 42.0 |
2324 | En er zullen er komen van oost en west, en van noord en zuid, en aanliggen in het koninkrijk vanGod. | 29 | 13 | Lukas | 42.0 |
2325 | En zie, er zijn laatsten die eersten zullen zijn; en er zijn eersten die laatsten zullen zijn. | 30 | 13 | Lukas | 42.0 |
2326 | Op dezelfde dag kwamen er enige farizeeen, die tot Hem zeiden: Vertrek en ga weg van hier, wantHerodes wil U doden. | 31 | 13 | Lukas | 42.0 |
2327 | En Hij zei tot hen: Gaat heen en zegt tot die vos: Zie, Ik drijf demonen uit en volbreng genezingen,vandaag en morgen, en op de derde dag kom Ikaan het einde. | 32 | 13 | Lukas | 42.0 |
2328 | Ik moet evenwel vandaag en morgen en de vol gende dag voortgaan, want het gaat niet aan, dateen profeet omkomt buiten Jeruzalem. | 33 | 13 | Lukas | 42.0 |
2329 | Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijlsheb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoalseen hen haar kuikens onder haar vleugels, en uhebt niet gewild. | 34 | 13 | Lukas | 42.0 |
2330 | Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. En Ik zeg u: u zult Mij geenszins zien, totdat de tijd komt dat uzegt: ’Gezegend Hij die komt in de naam van deHeer’.Lukas 13 | 35 | 13 | Lukas | 42.0 |
2331 | En het gebeurde, toen Hij op een sabbat in een huis van een van de oversten van de farizeeen wasgekomen om brood te eten, dat zij op Hem letten. | 1 | 13 | Lukas | 42.0 |
2332 | En zie, er stond een waterzuchtig mens voor Hem.3 En Jezus antwoordde en zei tot de wetgeleerden en farizeeen aldus: Is het geoorloofd op de sabbatte genezen of niet? | 2 | 13 | Lukas | 42.0 |
2333 | Zij echter zwegen. En Hij greep hem vast, maakte hem gezond en liet hem gaan. | 4 | 13 | Lukas | 42.0 |
2334 | En Hij zei tot hen: Wie van u zal, als een zoon of een os in een put valt, hem er niet terstond uittrekken op een sabbatdag? | 5 | 13 | Lukas | 42.0 |
2335 | En zij waren niet in staat hiertegen iets in te bren gen. | 6 | 13 | Lukas | 42.0 |
2336 | Hij nu sprak tot de genodigden een gelijkenis, daar Hij merkte hoe zij de eerste plaatsen uitkozen, en zei tot hen: | 7 | 13 | Lukas | 42.0 |
2337 | Wanneer u door iemand op een bruiloft wordt genodigd, ga niet op de eerste plaats zitten, opdater niet misschien een voornamer dan u door hemgenodigd is | 8 | 13 | Lukas | 42.0 |
2338 | en hij die u en hem heeft genodigd, komt en tot u zegt: Maak plaats voor deze; en dan zou u beginnen met schaamte de laatste plaats in te nemen. | 9 | 13 | Lukas | 42.0 |
2339 | Maar wanneer u wordt genodigd, ga dan op de laatste plaats aanliggen, opdat, wanneer hij komtdie u heeft genodigd, hij tot u zegt: Vriend, komhoger op. Dan zal het u een eer zijn tegenoverallen die met u aanliggen.Lukas 14 | 10 | 14 | Lukas | 42.0 |
2340 | Want ieder die zichzelf verhoogt, zal worden ver nederd; en die zichzelf vernedert, zal worden verhoogd. | 11 | 14 | Lukas | 42.0 |
2341 | Hij nu zei ook tot degene die Hem had genodigd: Wanneer u een middag of avondmaal aanricht,roep dan niet uw vrienden, uw broers, uw bloedverwanten of rijke buren, opdat niet misschien ookzij u terug nodigen en het u vergolden wordt. | 12 | 14 | Lukas | 42.0 |
2342 | Maar wanneer u een maaltijd aanricht, nodig armen, verminkten, kreupelen en blinden; | 13 | 14 | Lukas | 42.0 |
2343 | en u zult gelukkig zijn, omdat zij u niet kunnen vergelden; want het zal u worden vergolden in deopstanding van de rechtvaardigen. | 14 | 14 | Lukas | 42.0 |
2344 | Toen nu een van hen die mee aanlagen, deze din gen hoorde, zei hij tot Hem: Gelukkig hij diebrood zal eten in het koninkrijk van God. | 15 | 14 | Lukas | 42.0 |
2345 | Hij echter zei tot hem: Een mens richtte een groot avondmaal aan en nodigde velen. | 16 | 14 | Lukas | 42.0 |
2346 | En hij zond zijn slaaf uit op het uur van het avond maal om aan de genodigden te zeggen: Komt,want het is alles al gereed. | 17 | 14 | Lukas | 42.0 |
2347 | En allen begonnen zich eenparig te verontschuldi gen. De eerste zei tot hem: Ik heb een akkergekocht en ik moet die noodzakelijk gaan bezien;ik verzoek u, houd mij voor verontschuldigd. | 18 | 14 | Lukas | 42.0 |
2348 | En een ander zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga die proberen; ik verzoek u, houd mij voorverontschuldigd.Lukas 14 | 19 | 14 | Lukas | 42.0 |
2349 | En een ander zei: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen. | 20 | 14 | Lukas | 42.0 |
2350 | En de slaaf kwam terug en berichtte zijn heer deze dingen. Toen werd de heer des huizes toornig enzei tot zijn slaaf: Ga vlug naar buiten naar de straten en stegen van de stad en breng de armen, verminkten, blinden en kreupelen hier binnen. | 21 | 14 | Lukas | 42.0 |
2351 | En de slaaf zei: Heer, er is gebeurd wat u hebt bevolen en nog is er plaats. | 22 | 14 | Lukas | 42.0 |
2352 | En de heer zei tot de slaaf: Ga naar buiten naar de wegen en heggen en dwing ze binnen te komen,opdat mijn huis vol wordt; | 23 | 14 | Lukas | 42.0 |
2353 | want ik zeg u dat niemand van die mannen die genodigd waren, van mijn avondmaal zal proeven. | 24 | 14 | Lukas | 42.0 |
2354 | Vele menigten nu gingen met Hem mee; en Hij keerde Zich om en zei tot hen: | 25 | 14 | Lukas | 42.0 |
2355 | Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, zijn moeder, zijn vrouw, zijn kinderen, zijn broersen zijn zusters, ja, zelfs ook zijn eigen leven, kanhij mijn discipel niet zijn. | 26 | 14 | Lukas | 42.0 |
2356 | Wie zijn kruis niet draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. | 27 | 14 | Lukas | 42.0 |
2357 | Want wie van u, die een toren wil bouwen, gaat niet eerst de kosten zitten berekenen, of hij welgenoeg heeft om hem te voltooien? | 28 | 14 | Lukas | 42.0 |
2358 | opdat niet misschien, wanneer hij een fundament heeft gelegd en hij niet in staat is het werk tot eeneinde te brengen, allen die het zien, hem beginnen te bespottenLukas 14 | 29 | 14 | Lukas | 42.0 |
2359 | en zeggen: Deze mens begon te bouwen en was niet in staat het tot een einde te brengen. | 30 | 14 | Lukas | 42.0 |
2360 | Of welke koning, die tegen een andere koning ten oorlog gaat trekken, gaat niet eerst zitten beraadslagen of hij in staat is met tienduizend hem teontmoeten die met twintigduizend tegen hemoptrekt? | 31 | 14 | Lukas | 42.0 |
2361 | En zo niet, dan zendt hij, terwijl de ander nog veraf is, een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. | 32 | 14 | Lukas | 42.0 |
2362 | Zo kan dan ieder van u, die niet afscheid neemt van al zijn bezittingen, mijn discipel niet zijn. | 33 | 14 | Lukas | 42.0 |
2363 | Het zout dan is goed; als nu ook het zout smake loos wordt, waarmee zal het smakelijk wordengemaakt? | 34 | 14 | Lukas | 42.0 |
2364 | Noch voor het land noch voor mest is het geschikt; men werpt het weg. Wie oren heeft omte horen, laat hij horen!Lukas 14 | 35 | 14 | Lukas | 42.0 |
2365 | Al de tollenaars en de zondaars nu kwamen telkens naar Hem toe om Hem te horen. | 1 | 14 | Lukas | 42.0 |
2366 | En de farizeeen en de schriftgeleerden mopperden en zeiden: Deze ontvangt zondaars en eet methen. | 2 | 14 | Lukas | 42.0 |
2367 | Hij nu sprak tot hen deze gelijkenis en zei:4 Welk mens onder u, die honderd schapen heeft en een daarvan verliest, laat niet de negenennegentigin de woestijn achter en gaat het verlorene na,totdat hij het vindt? | 3 | 14 | Lukas | 42.0 |
2368 | En als hij het vindt, legt hij het blij op zijn schouders.6 En wanneer hij thuis komt, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tot hen: Weest blij metmij, want ik heb mijn schaap gevonden dat verloren was. | 5 | 14 | Lukas | 42.0 |
2369 | Ik zeg u, dat er zo blijdschap in de hemel zal zijn over een zondaar die zich bekeert, meer dan overnegenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. | 7 | 14 | Lukas | 42.0 |
2370 | Of welke vrouw steekt niet, als zij tien drachmen heeft en een drachme verliest, een lamp aan enveegt het huis en zoekt zorgvuldig, totdat zij dievindt? | 8 | 14 | Lukas | 42.0 |
2371 | En als zij die heeft gevonden, roept zij haar vrien dinnen en buurvrouwen bijeen en zegt: Weest blijmet mij, want ik heb de drachme gevonden die ikhad verloren. | 9 | 14 | Lukas | 42.0 |
2372 | Zo, zeg Ik u, ontstaat er blijdschap voor de enge len van God over een zondaar die zich bekeert. | 10 | 14 | Lukas | 42.0 |
2373 | Hij nu zei: Iemand had twee zonen.Lukas 15 | 11 | 15 | Lukas | 42.0 |
2374 | En de jongste van hen zei tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van het bezit dat mij toekomt.En hij verdeelde het vermogen onder hen. | 12 | 15 | Lukas | 42.0 |
2375 | En na niet vele dagen pakte de jongste zoon alles bijeen en ging op reis naar een ver land en brachtdaar zijn bezit door in een losbandig leven. | 13 | 15 | Lukas | 42.0 |
2376 | Toen hij nu alles had verteerd, kwam er een zware hongersnood in dat land en hij begon gebrek telijden. | 14 | 15 | Lukas | 42.0 |
2377 | En hij ging heen en vervoegde zich bij een van de burgers van dat land, en die zond hem op zijn velden om varkens te weiden. | 15 | 15 | Lukas | 42.0 |
2378 | En hij begeerde zich te verzadigen met de peule schillen die de varkens aten, en niemand gaf zehem. | 16 | 15 | Lukas | 42.0 |
2379 | Toen kwam hij tot zichzelf en zei: Hoeveel dag loners van mijn vader hebben overvloed aan broden, en ik verga hier van honger. | 17 | 15 | Lukas | 42.0 |
2380 | Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemelen voor u, | 18 | 15 | Lukas | 42.0 |
2381 | ik ben niet meer waard uw zoon te heten; maak mij als een van uw dagloners. | 19 | 15 | Lukas | 42.0 |
2382 | En hij stond op en ging naar zijn vader. Toen hij nu nog veraf was, zag zijn vader hem en werd metontferming bewogen, en hij liep snel op hem toe,viel hem om de hals en kuste hem innig. | 20 | 15 | Lukas | 42.0 |
2383 | De zoon nu zei tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waarduw zoon te heten.Lukas 15 | 21 | 15 | Lukas | 42.0 |
2384 | De vader echter zei tot zijn slaven: Haalt vlug het beste kleed tevoorschijn en trekt het hem aan, endoet een ring aan zijn hand en sandalen aan zijnvoeten, | 22 | 15 | Lukas | 42.0 |
2385 | en haalt het gemeste kalf, slacht het en laten wij eten en vrolijk zijn; | 23 | 15 | Lukas | 42.0 |
2386 | want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden.En zij begonnen vrolijk te zijn. | 24 | 15 | Lukas | 42.0 |
2387 | Nu was zijn oudste zoon op het veld; en toen hij terug keerde en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans; | 25 | 15 | Lukas | 42.0 |
2388 | en hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat kon zijn. | 26 | 15 | Lukas | 42.0 |
2389 | Deze nu zei tot hem: Uw broer is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hijhem gezond heeft teruggekregen. | 27 | 15 | Lukas | 42.0 |
2390 | Hij echter werd toornig en wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader nu ging naar buiten en spoorde hem aan. | 28 | 15 | Lukas | 42.0 |
2391 | Hij antwoordde echter en zei tot zijn vader: Zie, zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw gebodovertreden, en mij hebt u nooit een bokje gegevenom met mijn vrienden vrolijk te zijn. | 29 | 15 | Lukas | 42.0 |
2392 | Nu echter die zoon van u gekomen is, die uw ver mogen met hoeren heeft opgemaakt, hebt u voorhem het gemeste kalf geslacht. | 30 | 15 | Lukas | 42.0 |
2393 | Hij echter zei tot hem: Kind, jij bent altijd bij mij en al het mijne is het jouwe. | 31 | 15 | Lukas | 42.0 |
2394 | Wij nu moesten vrolijk en blij zijn, want deze broer van jou was dood en is levend geworden, en hijwas verloren en is gevonden.Lukas 15 | 32 | 15 | Lukas | 42.0 |
2395 | Hij nu zei ook tot zijn discipelen: Er was een rijk mens die een rentmeester had; en deze werd bijhem aangeklaagd, dat hij zijn bezittingen verkwistte. | 1 | 15 | Lukas | 42.0 |
2396 | En hij riep hem en zei tot hem: Wat is dit dat ik van u hoor? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap, want u kunt niet langer rentmeester zijn. | 2 | 15 | Lukas | 42.0 |
2397 | De rentmeester nu zei bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer neemt het rentmeesterschap van mij af. Graven kan ik niet, voor bedelenschaam ik mij. | 3 | 15 | Lukas | 42.0 |
2398 | Ik weet wat ik moet doen, opdat, wanneer ik uit het rentmeesterschap ben ontzet, zij mij in hunhuizen opnemen. | 4 | 15 | Lukas | 42.0 |
2399 | En hij riep elk van de schuldenaars van zijn heer afzonderlijk bij zich en zei tot de eerste: Hoeveelbent u mijn heer schuldig? | 5 | 15 | Lukas | 42.0 |
2400 | En hij zei: Honderd vat olie. Hij nu zei tot hem: Neem uw schuldbekentenis, ga vlug zitten enschrijf vijftig. | 6 | 15 | Lukas | 42.0 |
2401 | Daarna zei hij tot een ander: En u, hoeveel bent u schuldig? Hij nu zei: Honderd mud tarwe. Hij zeitot hem: Neem uw schuldbekentenis en schrijftachtig. | 7 | 15 | Lukas | 42.0 |
2402 | En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, omdat hij met overleg had gehandeld; want dezonen van deze eeuw zijn verstandiger ten aanzienvan hun eigen geslacht dan de zonen van hetlicht.Lukas 16 | 8 | 16 | Lukas | 42.0 |
2403 | En Ik zeg u: maakt u vrienden met de onrechtvaar dige Mammon, opdat, wanneer die u ontvalt, menu ontvangt in de eeuwige tenten. | 9 | 16 | Lukas | 42.0 |
2404 | Wie trouw is in het minste, is ook in veel trouw; en wie in het minste onrechtvaardig is, is ook inveel onrechtvaardig. | 10 | 16 | Lukas | 42.0 |
2405 | Als u dan in de onrechtvaardige Mammon niet trouw bent geweest, wie zal u het ware toevertrouwen? | 11 | 16 | Lukas | 42.0 |
2406 | En als u in dat van een ander niet trouw bent geweest, wie zal u het uwe geven? | 12 | 16 | Lukas | 42.0 |
2407 | Geen huisknecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een haten en de ander liefhebben, of zichaan de een hechten en de ander verachten. U kuntniet God dienen en Mammon. | 13 | 16 | Lukas | 42.0 |
2408 | Dit alles nu hoorden ook de farizeeen, die geld zuchtig waren, en zij beschimpten Hem. | 14 | 16 | Lukas | 42.0 |
2409 | En Hij zei tot hen: U bent het die u rechtvaardig voordoet voor de mensen, maar God kent uw harten; want wat hoog is bij mensen, is een gruwelvoor God. | 15 | 16 | Lukas | 42.0 |
2410 | De wet en de profeten zijn tot op Johannes; sinds dien wordt het evangelie van het koninkrijk vanGod verkondigd en ieder dringt er met geweldbinnen. | 16 | 16 | Lukas | 42.0 |
2411 | Nu is het gemakkelijker dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel van de wet vervalt. | 17 | 16 | Lukas | 42.0 |
2412 | Ieder die zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt, pleegt overspel; en wie met een door haarman verstotene trouwt, pleegt overspel.Lukas 16 | 18 | 16 | Lukas | 42.0 |
2413 | Nu was er een rijk mens, en hij ging gekleed in purper en fijn linnen en vierde elke dag schitterend feest. | 19 | 16 | Lukas | 42.0 |
2414 | Nu lag er ook een arme, genaamd Lazarus, aan zijn voorpoort, vol zweren, | 20 | 16 | Lukas | 42.0 |
2415 | begerig zich te verzadigen met wat van de tafel van de rijke viel; maar zelfs de honden kwamenzijn zweren likken. | 21 | 16 | Lukas | 42.0 |
2416 | Het gebeurde nu dat de arme stierf en door de engelen werd gedragen in de schoot vanAbraham. | 22 | 16 | Lukas | 42.0 |
2417 | De rijke nu stierf ook en werd begraven. En toen hij in de hades zijn ogen opsloeg, terwijl hij in pijnen verkeerde, zag hij Abraham uit de verte, enLazarus in zijn schoot. | 23 | 16 | Lukas | 42.0 |
2418 | En hij riep de woorden: Vader Abraham, erbarm u over mij en zend Lazarus om de top van zijn vinger in water te dopen en mijn tong te verkoelen,want ik lijd smart in deze vlam. | 24 | 16 | Lukas | 42.0 |
2419 | Abraham echter zei: Kind, bedenk dat u het goede hebt ontvangen in uw leven, en Lazarus evenzohet kwade; en nu wordt hij hier vertroost, maar ulijdt smart. | 25 | 16 | Lukas | 42.0 |
2420 | En bij dat alles is er tussen ons en u een grote kloof gevestigd, zodat zij die van hier naar u willen overgaan, niet kunnen, en zij vandaar niet naarons kunnen overkomen. | 26 | 16 | Lukas | 42.0 |
2421 | Hij echter zei: Ik bid u dan, vader, dat u hem zendt naar het huis van mijn vader, want ik hebvijf broers,Lukas 16 | 27 | 16 | Lukas | 42.0 |
2422 | opdat hij ernstig tot hen kan getuigen, zodat ook zij niet komen in deze plaats van pijn. | 28 | 16 | Lukas | 42.0 |
2423 | Abraham echter zei: Zij hebben Mozes en de pro feten; laten zij naar hen luisteren. | 29 | 16 | Lukas | 42.0 |
2424 | Hij echter zei: Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe gaat, zullen zijzich bekeren. | 30 | 16 | Lukas | 42.0 |
2425 | Hij echter zei tot hem: Als zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij, ook al stondiemand uit de doden op, zich niet laten overtuigen.Lukas 16 | 31 | 16 | Lukas | 42.0 |
2426 | Hij nu zei tot zijn discipelen: Het is onmogelijk dat er geen aanleidingen tot vallen komen; wee echterhem door wie zij komen. | 1 | 16 | Lukas | 42.0 |
2427 | Het zou hem meer baten als een molensteen om zijn hals gedaan en hij in de zee geworpen was,dan dat hij een van deze kleinen een aanleidingtot vallen zou zijn. | 2 | 16 | Lukas | 42.0 |
2428 | Past op uzelf. Als uw broeder zondigt, bestraf hem; en als hij berouw heeft, vergeef hem. | 3 | 16 | Lukas | 42.0 |
2429 | En als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal tot u terugkeert en zegt: Ik hebberouw, zult u hem vergeven. | 4 | 16 | Lukas | 42.0 |
2430 | En de apostelen zeiden tot de Heer: Geef ons meer geloof. | 5 | 16 | Lukas | 42.0 |
2431 | De Heer echter zei: Als u een geloof hebt als een mosterdzaad, zou u tot deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant; en hijzou u gehoorzamen. | 6 | 16 | Lukas | 42.0 |
2432 | En wie van u, die een slaaf heeft die ploegt of het vee hoedt, zal bij zijn thuiskomst van het veld tothem zeggen: Kom terstond hier en lig aan? | 7 | 16 | Lukas | 42.0 |
2433 | Maar zal hij niet tot hem zeggen: Maak mijn maal tijd klaar, en omgord je en bedien mij, totdat ikheb gegeten en gedronken; en daarna kun jij etenen drinken? | 8 | 16 | Lukas | 42.0 |
2434 | Dankt hij soms de slaaf, omdat hij heeft gedaan wat was bevolen? Ik meen van niet.Lukas 17 | 9 | 17 | Lukas | 42.0 |
2435 | Zo ook u, wanneer u alles hebt gedaan wat u is bevolen, zegt dan: Wij zijn nutteloze slaven; watwij behoorden te doen, hebben wij gedaan. | 10 | 17 | Lukas | 42.0 |
2436 | En het gebeurde toen Hij naar Jeruzalem reisde, dat hij midden door Samaria en Galilea ging. | 11 | 17 | Lukas | 42.0 |
2437 | En toen Hij in een dorp kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, die op een afstand blevenstaan; | 12 | 17 | Lukas | 42.0 |
2438 | en zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, erbarm U over ons! | 13 | 17 | Lukas | 42.0 |
2439 | En toen Hij hen zag, zei Hij tot hen: Gaat heen, toont u aan de priesters. En het gebeurde terwijlzij heengingen, dat zij werden gereinigd. | 14 | 17 | Lukas | 42.0 |
2440 | Een van hen nu, toen hij zag dat hij gezond was geworden, keerde terug, terwijl hij met luider stemGod verheerlijkte. | 15 | 17 | Lukas | 42.0 |
2441 | En hij viel op zijn gezicht aan zijn voeten en dank te Hem; en deze was een Samaritaan. | 16 | 17 | Lukas | 42.0 |
2442 | Jezus nu antwoordde en zei: Zijn niet de tien gereinigd? Waar zijn echter de negen? | 17 | 17 | Lukas | 42.0 |
2443 | Zijn er niet gevonden die terugkeerden om God heerlijkheid te geven dan deze vreemdeling? | 18 | 17 | Lukas | 42.0 |
2444 | En Hij zei tot hem: Sta op en ga heen; uw geloof heeft u behouden. | 19 | 17 | Lukas | 42.0 |
2445 | Toen Hem nu gevraagd werd door de farizeeen: Wanneer komt het koninkrijk van God? antwoordde Hij hun en zei: Het koninkrijk van God komtniet op waarneembare wijze; | 20 | 17 | Lukas | 42.0 |
2446 | en men zal ook niet zeggen: Zie, hier, of: daar. Want zie, het koninkrijk van God is midden onder u.Lukas 17 | 21 | 17 | Lukas | 42.0 |
2447 | Hij nu zei tot de discipelen: Er zullen dagen komen, dat u zult begeren een van de dagen vande Zoon des mensen te zien, en u zult die nietzien. | 22 | 17 | Lukas | 42.0 |
2448 | En men zal tot u zeggen: Zie, hier, of: Zie, daar. Gaat er niet heen en volgt niet. | 23 | 17 | Lukas | 42.0 |
2449 | Want zoals de bliksem bliksemt, die van het ene einde onder de hemel tot het andere einde onderde hemel weerlicht, zo zal de Zoon des mensenzijn in zijn dag. | 24 | 17 | Lukas | 42.0 |
2450 | Eerst echter moet Hij veel lijden en verworpen worden door dit geslacht. | 25 | 17 | Lukas | 42.0 |
2451 | En zoals het is gebeurd in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: | 26 | 17 | Lukas | 42.0 |
2452 | zij aten, zij dronken, zij trouwden, zij huwelijkten uit, tot op de dag dat Noach in de ark ging en dezondvloed kwam en hen allen verdelgde. | 27 | 17 | Lukas | 42.0 |
2453 | Evenzo, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zijplantten, zij bouwden; | 28 | 17 | Lukas | 42.0 |
2454 | op de dag echter dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van de hemel en verdelgde henallen. | 29 | 17 | Lukas | 42.0 |
2455 | Op dezelfde wijze zal het zijn op de dag dat de Zoon des mensen wordt geopenbaard. | 30 | 17 | Lukas | 42.0 |
2456 | Wie op die dag op het dak zal zijn en zijn huisraad in huis, laat hij niet naar beneden gaan om het opte halen; laat hij die op het veld is, evenmin terugkeren naar wat achter hem ligt.Lukas 17 | 31 | 17 | Lukas | 42.0 |
2457 | Denkt aan de vrouw van Lot. | 32 | 17 | Lukas | 42.0 |
2458 | Wie zijn leven tracht te behouden, zal het verlie zen; en wie het zal verliezen, zal het behouden. | 33 | 17 | Lukas | 42.0 |
2459 | Ik zeg u: in die nacht zullen er twee op een bed zijn, de een zal meegenomen en de ander achtergelaten worden. | 34 | 17 | Lukas | 42.0 |
2460 | Twee vrouwen zullen samen malen, de een zal meegenomen en de ander achtergelaten worden. | 35 | 17 | Lukas | 42.0 |
2461 | Twee op het veld, een zal meegenomen en de ander achtergelaten worden. | 36 | 17 | Lukas | 42.0 |
2462 | En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heer? Hij nu zei tot hen: Waar het lichaam is, daarzullen ook de gieren zich verzamelen.Lukas 17 | 37 | 17 | Lukas | 42.0 |
2463 | Hij nu sprak ook een gelijkenis tot hen, met het oog daarop dat zij altijd moesten bidden en nietmoedeloos worden, | 1 | 17 | Lukas | 42.0 |
2464 | en zei: Er was in een stad een rechter die God niet vreesde en geen mens ontzag. | 2 | 17 | Lukas | 42.0 |
2465 | Nu was er in die stad een weduwe die naar hem toe kwam en zei: Verschaf mij recht tegenovermijn tegenpartij. | 3 | 17 | Lukas | 42.0 |
2466 | En hij wilde een tijdlang niet. Daarna echter zij hij bij zichzelf: Hoewel ik God niet vrees en geenmens ontzie, zal ik, | 4 | 17 | Lukas | 42.0 |
2467 | omdat deze weduwe mij lastig valt, haar recht ver schaffen, opdat zij mij niet uiteindelijk in hetgezicht komt slaan. | 5 | 17 | Lukas | 42.0 |
2468 | De Heer nu zei: Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt. | 6 | 17 | Lukas | 42.0 |
2469 | Zal God dan zijn uitverkorenen geenszins recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, enlaat Hij hen lang wachten? | 7 | 17 | Lukas | 42.0 |
2470 | Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Als evenwel de Zoon des mensen komt, zal Hij danhet geloof vinden op de aarde? | 8 | 17 | Lukas | 42.0 |
2471 | Hij nu zei ook tot sommigen die van zichzelf ver trouwden dat zij rechtvaardig waren en de overigen verachtten, deze gelijkenis: | 9 | 17 | Lukas | 42.0 |
2472 | Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden, de een een farizeeer en de ander een tollenaar.Lukas 18 | 10 | 18 | Lukas | 42.0 |
2473 | De farizeeer ging daar staan en bad dit bij zich zelf: O God, ik dank U, dat ik niet ben zoals deoverige mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers, of ook als deze tollenaar. | 11 | 18 | Lukas | 42.0 |
2474 | Ik vast tweemaal in de week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. | 12 | 18 | Lukas | 42.0 |
2475 | De tollenaar echter bleef op een afstand staan en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel,maar sloeg zich op de borst en zei: O God, weesmij, de zondaar, genadig! | 13 | 18 | Lukas | 42.0 |
2476 | Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, in tegenstelling met de ander; wantieder die zichzelf verhoogt, zal worden vernederd,maar wie zichzelf vernedert, zal worden verhoogd. | 14 | 18 | Lukas | 42.0 |
2477 | Zij nu brachten ook de kleine kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken; toen de discipelen ditechter zagen, bestraften zij hen. | 15 | 18 | Lukas | 42.0 |
2478 | Jezus echter riep hen bij Zich en zei: Laat de kin deren bij Mij komen en verhindert ze niet, wantvan de zodanigen is het koninkrijk van God. | 16 | 18 | Lukas | 42.0 |
2479 | Voorwaar, Ik zeg u: wie het koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal er geenszins binnengaan. | 17 | 18 | Lukas | 42.0 |
2480 | En een overste vroeg Hem aldus: Goede Meester, wat moet ik doen om eeuwig leven te beerven? | 18 | 18 | Lukas | 42.0 |
2481 | Jezus echter zei tot hem: Wat noemt u Mij goed? Niemand is goed dan Een: God. | 19 | 18 | Lukas | 42.0 |
2482 | De geboden kent u: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult niet valsgetuigen, eer uw vader en uw moeder.Lukas 18 | 20 | 18 | Lukas | 42.0 |
2483 | Hij nu zei: Dit alles heb ik onderhouden, van mijn jeugd af. | 21 | 18 | Lukas | 42.0 |
2484 | Toen nu Jezus dit hoorde, zei Hij tot hem: Nog een ding komt u tekort: verkoop alles wat u hebten verdeel het onder de armen, en u zult eenschat hebben in de hemelen, en kom, volg Mij. | 22 | 18 | Lukas | 42.0 |
2485 | Toen hij echter dit hoorde, werd hij zeer bedroefd, want hij was zeer rijk. | 23 | 18 | Lukas | 42.0 |
2486 | Toen nu Jezus hem zeer bedroefd zag worden, zei Hij: Hoe moeilijk gaan zij die vermogen hebben,het koninkrijk van God binnen. | 24 | 18 | Lukas | 42.0 |
2487 | Want het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald binnengaat, dan dat een rijkehet koninkrijk van God binnengaat. | 25 | 18 | Lukas | 42.0 |
2488 | Zij nu die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan behouden worden? | 26 | 18 | Lukas | 42.0 |
2489 | Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij mensen, zijn mogelijk bij God. | 27 | 18 | Lukas | 42.0 |
2490 | Petrus nu zei: Zie, wij hebben het onze verlaten en zijn U gevolgd. | 28 | 18 | Lukas | 42.0 |
2491 | Hij nu zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er nie mand is die zijn huis, vrouw, broers, ouders of kinderen heeft verlaten ter wille van het koninkrijkvan God, | 29 | 18 | Lukas | 42.0 |
2492 | die niet veelvoudig ontvangt in deze tijd, en in de toekomstige eeuw het eeuwige leven. | 30 | 18 | Lukas | 42.0 |
2493 | Hij nu nam de twaalf tot Zich en zei tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en alles wat door deprofeten is geschreven, zal aan de Zoon des mensen worden volbracht.Lukas 18 | 31 | 18 | Lukas | 42.0 |
2494 | Want Hij zal aan de volken overgeleverd worden en bespot, mishandeld en bespuwd worden; | 32 | 18 | Lukas | 42.0 |
2495 | en zij zullen Hem geselen en doden; en op de derde dag zal Hij opstaan. | 33 | 18 | Lukas | 42.0 |
2496 | En zij beseften niets hiervan en dit woord was voor hen verborgen en zij begrepen niet wat gezegdwerd. | 34 | 18 | Lukas | 42.0 |
2497 | Het gebeurde nu, toen Hij Jericho naderde, dat een blinde langs de weg zat te bedelen. | 35 | 18 | Lukas | 42.0 |
2498 | Toen hij nu een menigte hoorde voorbijgaan, vroeg hij wat dit was. | 36 | 18 | Lukas | 42.0 |
2499 | Zij nu vertelden hem dat Jezus de Nazoreeer voor bijging. | 37 | 18 | Lukas | 42.0 |
2500 | En hij riep de woorden: Jezus, Zoon van David, erbarm U over mij! | 38 | 18 | Lukas | 42.0 |